Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– Auteursrechtvrij
Wijs':
| |
[pagina *vv]
| |
3. Ghy zijt o Heer soo goedt,
Dat uwe goetheydt doet
Mijn in uw' gaven swemmen:
O goedtheydt! goedtheydt Goods!
'k Sal u tot d'uur des doods
Loven met hart en stemmen.
4. Ghy zijt, o grootste Godt!
Voor my in 't snoodtste kot
Versmaet, veracht geboren.
Ghy socht my Harder goedt;
Lam Goods met u reyn bloedt
Ghy kocht u Schaep verloren.
5. Gheen Moeder heeft bemint
Haer alderwaertste kindt
Als ghy uwe vyanden.
U lijden maeckt ons bly;
Door u doodt leven wy
Ons handt-schrift steeckt in brande.
6. Dat ick u liefde groot,
Noch Pellicaen, u doodt,
Noch daden al kan toonen;
't Gebreeckt niet aen mijn wil,
Mijn kleynheydt houdt mijn stil,
Hierom wilt my verschoonen.
7. Nochtans tot danckbaerheydt
Ick heb een gift bereyt:
Een Bloem-Hof met Lof-sangen,
Gemaeckt tot uwer eeer;
Voor u ick val, o Heer!
Ick bid wilse ontfangen.
| |
[pagina *vir]
| |
8. Treedt Iesu! in u Hof,
Hier bloeyt yet van u lof,
Van u Vrienden, en Moeder.
Toont dat de gift u haeght:
Geeft, voor diese opdraeght
U tot Loon, en Behoeder.
|
|