Bloem-hof, verciert met geestelijcke lof-sangen
(1659)–Albertus Buitendyck– AuteursrechtvrijVoor-reden, ende aenspraeck tot Den Leser ende Godtvuchtige Sanger.Lofwaerdige ende Godtvruchtige Sanger, ende Sanghster, die Godt uwe harte geeft om hem te beminnen ende uwe krachte ende tonge om hem te loven tot Godes lof ende eere der Heyligen, en tot u l. geestelijck vermaeck soo heb ick geplant een Bloemhof met geestelijcke Lof-sangen van al de gebode Feest dagen van het geheele Iaer, &c. In dit Hofken sult ghy eerweerdige Vrienden, ende Vrindinne sien bloemen, die altijd schoon blyven sonder te beswijcken in coleur ofte geur. Voor eerst soo vint ghy al de Feest-daghen van onse Hemelsche Bruydegom Iesus Christus, die hem noemt een Lely der Valleye. Ga naar margenoot+Van welcke getuygt den H. Ierommus, Christus vande alderhoogste throon der Hemelen is gedaelt in de diepe Valleye des Werelts, hy is seer wit aengaende sijn Menschelijcke natuer, goudt-achtigh in sijn Goddelijcke, welruyckende door de Predicatie, neder gebogen door de Ootmoedigheyt. Hy is een Lely van oneyndelijcke kracht, door wiens klaerheyt de duysternisse vluchte; door wiens aen rake de | |
[pagina *viv]
| |
Melaetsche worde genese, en de krancken door wiens reuck de doode opstaen, de doorens diep stekende worde uytgehaelt. De Lely der Valleye zijn verscheyde van onse Lelye,Ga naar margenoot+want dese der Valleye zijn wit van binnen, root van buyten. Christus wort genoemt de klaerheyt der glorie, ende suyveringe der sonden. Sijn ziel is klaerder als de Sonne; ja den Sonn' by sijn klaerheyt zijn duysternisse. Sijn klaerheyt verthoont hy in sijn Geboorte, Verrijssenisse ende Hemelvaert. Onse bloedige Bruydegom is niet alleen wit; Ga naar margenoot+ maer mede seer root, als blijckt in sijn Besnijdenisse ende in sijn alderswaerste lyden. De tweede Bloeme van dit Bloemhof zijn de Blossems van d' Olyve Boome,Ga naar margenoot+ wiens Bloeme witachtigh ende kleyn zijn. Geven te kenne de onbevleckte ontfangenisse van de H. Maria Maget, ende Moeder des Heere, van welcke gesproke magh worde: ghy zijt heel schoon mijn Vriendinne,Ga naar margenoot+, ende geen smette is in u, sy is altijdt vrij van alle sonden geweest, als ghetuyght Richardus à S.Victore.Ga naar margenoot+ Haer wegen, (zijn) schoone wegen, ende alle hare paden sijn vreedsamigh,Ga naar margenoot+ dat is seyt hy: suyver van sonde, kleyn zijn Mariaes woorden ende vol ootmoedigheyt: haer noemende alleen te zijn een Dienst-maeght des Heeren. De vrucht van Maria is Christus,Ga naar margenoot+ ofte uytgestorte Olie. De voorsprake van Maria zijn als Olijf-tacken; Ga naar margenoot+tekens van vrede ende versoeninge, gelijck verhaelt Val. Max. ende het Duyfken tot Noe komende met d'Olijf-tack, Ga naar margenoot+te kenne geeft. Maria versoent ons by hare Zoone; als blijckt in de Lof-sangh van S.Dominicus. Ga naar margenoot+De bittere wortel van de Olijf-boom betekent de | |
[pagina *vijr]
| |
swaerde van Christus lijden, haer hart doorsnijende. De derde Bloeme zijn Zonne-bloeme,Ga naar margenoot+ die de Son volge, so waren d' H.H. Apostelen van Christus geroepe; volghde hem, alles verlatende, en door liepe al de hoecken des Werelts. De vierde Bloeme zijn van de Palm-boome dat dese in warme lande bloeye getuyght David: Ga naar margenoot+de rechtveerdige sal bloeyen gelijck een Palm-boom. Schoon ende soet zijn de dadels, vruchte van dese boome. Dese boome beswijcke onder geen last, zijn altijdt groen: tot een teken van de vroome Martelaren, die van de H. Ioannes zijn gesien met Palm-tacken in haer handen.Ga naar margenoot+ Voor loon genieten de vreughde des Hemels; ende zijn gekroont met de krans der Martelaren. De vijfde Bloeme zijn de Witte-Lelye van de reyne Maeghden.Ga naar margenoot+ De Lely wast hooger als de Bloeme des velts op sijn struyck, de suyverheyt gaet al de staten te boven, want: geen gewichte is te waerdere teghen een kuyse ziel.Ga naar margenoot+ De Maeghdom, seyt, Greg. Nazian. gaet den Houwelijcke staet soo veel te boven, als de ziel het Lichaem,Ga naar margenoot+ ende den Hemel de Aerde. Den H. Ieron vergelijckt de Getroude by het yser, de Weduwe by silver, de Maeghde by gout. Den Hemelsche bruydegom bemindt dese Lely soo dat wy lese: Hy wort gevoet tussen de Lelye.Ga naar margenoot+ Door de Lelye wort verstaen seyt Greg. niet als suyvere ziele, die de klaerheyt der Maeghdom beware, ende voor haer even-naesten ruycke met een goede reuck der deughden, by dusdanige wort hy gevoet: dat is neemt sijn vermaeck in haer suyverheyt. Wat een lof is het niet, dat het Lam Goods | |
[pagina *vijv]
| |
weyt,Ga naar margenoot+ en hem vermaeckt daer de Lelye bloeyen. De seste Bloemen, die men hier siet, zijn de Wijngaert-blossems; betekenen de H.H. Consessoren, Ga naar margenoot+ ofte Belijders. Dese Blossems geven een schoone reuck, waerom wy lesen: De Bloeyende Wijngaerde hebben reuck gegeven. Voor dese Blossem vlucht het fenijn; brenghen aenghename vruchten voort, de harte der Menschen verheugende. Alsoo de Consessoren doen goet, ende wijcken van 't fenijn der sonden. Door haer goede geur der deughden, als Duyven locken andere tot Godt. Alsoo doet S.Ioseph de Arbeyts-luyden; S.Isidorus de Landt-bouwers; S.Willibrordus de Priesters, &c. In dese Bloem-hof vint men schoone Roozen,Ga naar margenoot+ tot een Leeringhe der Weduwen en Wedenaers. Schoon blijve de Roosen al staense met Doorens vervult: hoe meer mense mis-handelen en parsen, hoe de reuck aenghenamer en soeter is leere de verduldigheyt in het lijden en verdragen van de Weduwen, gelijck het blijckt in Sinte Elizabeth Weduw in S.Bavo Wedenaer. Hoe seer dat Floraes vrienden Roemen,
Van Floraes Hof verciert met Bloemen;
Van hare schoonheyt, reuck en prijs.
Als Sneeuw en windt tot een verdwijnen,
Als 'd heete Son op dese schijnen;
Kael is de Hof als backt het ys.
In dese Hof sult Bloemen vinden,
Die niet beswijcken voor de winden,
Voor Hagel-buyl, voor Vorsten swaer,
Voor Blixem, Son, Vyer noch tempeesten;
't Zijn Bloemen der gebode Feesten
Die men vieren door 't heele Iaer,
Christus als Lely der valleye
Siet men bla'en wit en root uytspreye.
Maria als d'Olijf-boom bloeyt:
Als Zonne-Bloms d'Apost'le scharen;
Als Palm-Boome de Martelaren;
De Maget als de Lely groeyt,
Tot Godes eere wilt ontfangen
| |
[pagina *viijr]
| |
Dit Bloem-Hof verciert met Lof-sangen.
Uyt dese Bloeme Honing-raedt
Vergaert Sangers, om Godt te loven,
't Was van Liefde sonder uyt-doven.
Volght na d'Heyligen van u staet.
Ick twijfel niet, ofte beminde Sanger, u l. heeft gelesen dat ten tijden van Artaxerxes Koningh van Persien, sijn Ondersaten en Liefhebbers hem gifte gaven, na yders vermogen; den eene gaf gout, dan ander silver, &c. Een slecht persoon niet hebbende, gaet na het water, met sijn twee handen water haelt, heeft dese kleynste gift met de grootste liefde aen de Coningh geschoncken: Artaxerxes acht dese gift soo waerdigh, dat hyse in goude schalen heeft laten besluyte.Ga naar margenoot+ Aen U L zijn loffelijcke Lof-sangen geoffert, die ghy lieden meer acht als gout, om de kunst en wijsheyt daer in besloten; Want ghy wijse weet de woorde van de Wijseman: Beter is de wijsheyt, dan alle d'alderkostelijckste rijckdommen; en alle dat begeerelijck is,Ga naar margenoot+ en mach by haer niet vergeleken worden. Met d'andere kan ick u l. geen geleerde zangen vereeren: Om u l. nochtans niet geheel te vergeten, soo heb ick na mijn kleyn en slecht vermoghen dit giftken vergadert; 't welcke ick u l. met de meeste liefde opdrage. Al heeft u l. overvloedigheyt van Zanghen, versmaet nochtans mijne gift niet; want dese zijn gestelt op bequame en bekende wijze ofte voyse. Veel klagen van de gemeene Sangers over de onbekende voyse van d'andere Sangen, ofte over de lichtvaerdigheydt. Versmaet dan mijn giftt niet. Alexander de Groote, Heer van de geheele wereldt, heeft niet veracht een Appel, die sijn dienaer hem vereerde. Agrippa Koningh der Ioden dorstigh zijn, van een dienaer van | |
[pagina *viijv]
| |
Cajus ontfanght een weynigh kout water, met de meeste danckbaerheyt.Ga naar margenoot+ Ludovicus d XI.Coningh van Vranckrijck ontfanght een raep (met groote vergeldinge) van een sekere huys-man. Den H. Antoninus Aerts-Bisschop van Florentien was danckbaer voor een korfken met Fruyt, 't welck een slecht persoon hem vereerde: Heeft den grooten Godt en Al, niet ontfange de twee Mijtjes van de arme Weduwe? Ga naar margenoot+ ghy weet van Ia. Sommige sullen misschien klagen, dat eenige sangen te langh zijn; Wie klaeght als een gift is groot? Wie klaeght met reden, als een Vriendt aen sijn gasten groote schotels voorstelt? Is een sangh te langh om heel te singen, men kan het deele in meer gedeelte. Sommige sake versoecke groote en breede beschrijvinge. Ga naar margenoot+Yder een heeft niet de kunst van Phiadias, die uyt de klauwe alleen kost wete de groote van de Leeuw. Gemeenelijck in dese sanghen sult ghy vinden eenige Leeringe: waerom aen de kant is gestelt: Leeringe. Betaelt en loont mynen arbeyt met u l. Godtvruchtighe ghebeden. Vaert wel, singh hier soo wel dat ghy waerdigh zijt Goods lof in der eeuwigheyt te singen, dit wenst uyt gront sijns haert. U L. Minste Dienaer. A.B.D. Wie sal het maken, seght dat mijn,
Dat 't yder een van pas sal zijn?
|
|