Het calvinisme in de spiegel van de Zuidnederlandse literatuur der Contra-Reformatie
(1942)–W.J.C. Buitendijk– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Inleiding
| |
[pagina 2]
| |
Anders dan aan de anti-Calvinistische literatuur in het Noorden, die zowel aan de Libertijnse en de Remonstrantse gedachtenwereld als aan de Roomse ontsproten is, ligt aan de anti-Calvinistische letterkunde in de Zuidelijke Nederlanden nagenoeg slechts één beginsel ten grondslag: het Rooms-Katholieke. Dit bepaalt dus de geestelijke atmosfeer, waarin dit werk ontstaan is. Aangezien de Roomse kerk in de tijd, waarin ze het Protestantisme en in 't bijzonder het Calvinisme bestreed, zich bevond in de phase der Contra-Reformatie, is de theologische plaatsbepaling van deze literatuur duidelijk: zij is contrareformatorisch. Op literair-aesthetisch terrein, gelijk op het gehele terrein der kunst, leefde de Contra-Reformatie zich uit in de stijl der Barok. De kunsthistorische categorie, waartoe deze Zuidnederlandse literatuur voornamelijk te rekenen is, is derhalve die der Barok. De inhoud van de hier te behandelen literatuur is polemiek tegen en persiflage van Calvijn, het Calvinisme en de Calvinisten, en daardoor staat zij in verband met een geheel West-Europa omspannende polemische bedrijvigheid, die slechts voor een fractie haar neerslag vond in werken met een literaire vormgeving in de landstaal, maar zich grotendeels uitte in bloot-theologische, onliteraire tractaten en betogen. Deze drie relaties van de in dit werk te bespreken letterkunde: met een bepaalde levens- en wereldbeschouwing, met een bepaalde kunststijl en met een bepaalde practische activiteit, maken dat zij meer is dan louter een Zuidnederlands verschijnsel. Zowel de Contra-Reformatie als de Barok en de polemiek waren van een wereldwijde strekking. Hieruit volgt noodzakelijkerwijze het drieledig doel van deze inleiding: de verschijnselen der Contra-Reformatie, der Barok en der Rooms-Calvinistische polemiek kortelings te beschouwen en de anti-Calvinistische Zuidnederlandse literatuur in dit kader te plaatsen. Tevens wordt hierdoor de gelegenheid geschapen om binnen dit cultuurhistorisch raam later nog ander werk dan het hier besprokene in te voegen; de stof is niet uitgeput met het in dit boek gebodene. |
|