| |
| |
| |
Bijlagen
| |
| |
Bijlage 1
Een overzicht van familiebetrekkingen van Georg Eberhard Rumphius
Deel I
CARL KELLER (ca. 1556 - voor 23 augustus 1627). In 1573 ingeschreven als Casparus Keller Vilfersheimensis aan de Universiteit van Marburg. Hij werd Rath en Amtmann te Hungen en te Wölfersheim. Vanaf 1602 werkte hij in dienst van de Graaf zu Solms-Greifenstein.
Hij huwde tussen 1582 en 1585 met Ursula [NN] (?-?). Het echtpaar kreeg 4 kinderen: 2 zonen en 2 dochters.
1. | Johann Eberhard Keller (ca. 1586 - voor 1652) was de oudste zoon. Op 5 mei 1606 schreef hij zich aan de Universiteit van Marburg in als Johannes Eberhardus Cellarius Wölfersheimensis. In 1609 was hij in Düsseldorf. In 1624 werd hij ‘Vaandrig’ en in 1633 ‘Auditeur Militair’ Hij werd Churfürstlich Brandenburgischer Landvogt en -Trost te Emmerich en Rees in het land van Kleve, dus niet ver van de nederlandse grens. Rumphius zal naar deze oom van hem vernoemd zijn.
Hij huwde met Elisabeth von [NN] (? - 1673) een vrouw, die in de documenten vermeld staat als Niederländische alt Kellerin aus Emmerich, zij zou van adel zijn. Zij was met Pasen 1672 in Wölfersheim waar zij gestorven is. Dit echtpaar kreeg 3 zonen en 2 dochters. Deze waren:
1.1. | Augustus Keller (1614/15 -?) geboren in Kleve. Ging 9 jaar oud naar de Latijnse School in Emmerich |
1.2. | Johann Wilhelm Keller (1620/21 - maart 1692), Baron/Freiherr von Keller. Ook hij werd geboren in Kleve en ging in 1633 ook naar de Latijnse School in Emmerich, hij was toen twaalf en een half jaar oud. Deze was een volle neef van G.E. Rumphius met een heel bijzondere carrière. Hij was als militair tijdens de Dertigjarige Oorlog in dienst van de Staten onder Prins Frederik Hendrik. In 1642 was hij kapitein en woonde met zijn vrouw [NN] (?-?) te Middelburg in Zeeland. Later werd hij Domheer te Utrecht. In 1650 en 1651 verbleef hij in Wölfersheim waar hij met zekerheid zijn neef Rumphius ontmoet heeft. Rumphius was in 1648 uit Portugal teruggekeerd en vertrok met Kerstmis 1653 naar de Oost. In 1672 werd Johann Wilhelm Consul / Ambassadeur aan het zweedse hof. Tijdens een verblijf in Wölfersheim liet deze een kostbare kerkstoel maken voor zich en voor zijn verwanten. Op 21 juli 1680 werd Johann Wilhelm in Zweden in de adelstand verheven; hij werd Freiherr en Baron. In 1669/70 ging hij naar Rusland en in 1675/76 ging hij als ‘Hofmeester’ mee in het gevolg van de Ambassadeur Von Klenck naar Moskou. In 1677 werd hij zèlf Ambassadeur voor de Republiek in die stad. In 1686 verbleef hij weer in Wölfersheim.
|
|
| |
| |
|
| Toen Rumphius op Ambon verbleef schreef hij in 1684 een Antwoort en Rapport aan Anthonij Hurt waarin hij een aantal vragen beantwoordde gesteld door de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen en Gisbertus Cuper, burgemeester van Deventer. In dit rapport zegt Rumphius, naar aanleiding van een vraag: ‘... 't welke men in Europa lichtelijk kan vernemen bij onse residenten in Muscou met namen bij mijn Neeff de Heer Baron Johan Keller’ [ARAH p. 30]. Uit deze passage blijkt, dat Rumphius - ook na de dood van zijn vader in 1666 - op de hoogte bleef van de omstandigheden van zijn familieleden. |
1.3. | Maria Magdalena Keller (? - Donnerstag nach Ostern, 1673). Het is onbekend waar zij geboren werd. Deze dochter trouwde volgens documenten voor 1652 met Heinrich Decker (?-?), een ‘Obrist’ of Luitenant-Kolonel die ook al weer in dienst van de Staten van Holland was. |
1.4. | De tweede dochter uit dit huwelijk was Barbara Catharina Keller (? - ?). Ook van haar is geen geboorteplaats bekend. Zij trouwde voor 1652 met Martin von Pappenheim, de zoon van Johann Wilhelm von Pappenheim. |
1.5. | Johann Dietrich Keller (? - ?) werd geboren in Kleve, woonde later in Emmerich en vanaf 1673 in Wesel, waar hij op 13 februari 1673 met zijn zoon Rudolph Henrich als ‘Neubürger’ werd aangenomen. |
|
2. | Het tweede kind van Carl Keller en Ursula was een dochter waarvan nòch de naam nòch de geboortedatum en het jaar van overlijden bekend is. Het enige dat achterhaald werd is dat zij trouwde met een Kriegskommissar die Speck heette. |
3. | Het derde kind van Carl Keller was opnieuw een dochter: Anna Elisabeth Keller (ca. 1600-1651), zij zou Rumphius' moeder worden. Tussen 1626 en 1627 moet zij getrouwd zijn met August Rumpff (1591- 8 april 1666). August was een vestingbouwer onder andere in Hanau, dat niet ver van Wölfersheim ligt.
Na afloop van de Dertigjarige Oorlog werkte hij ook in dienst van vorsten die, gedurende die oorlog opgelopen schade aan hun kastelen herstelden. Zo werkte hij bijvoorbeeld na de Vrede van Münster voor de Graaf von Nassau-Idstein. August Rumpff was afkomstig van ‘der Spring im Braunschweiger Land’. Als Baumeister had hij een grote reputatie.
Elisabeth en August kregen drie kinderen, 2 zonen en 1 dochter.
3.1. | Georg Eberhard Rumpff (1627-1702) was de oudste. Hij werd geboren in Wölfersheim en overleed op 75 jarige leeftijd op het molukse eiland Ambon. Als gevolg van zijn bijna vijftigjarig dienstverband bij de VOC werd zijn naam vernederlandst tot Georg Everhard Rumpff, onder welke naam hij zijn boeken schreef. Zijn gelatiniseerde naam was Georgius Everhardus Rumphius. Wij geven hierna wat uitvoeriger bericht over zijn nageslacht. |
3.2. | De tweede zoon van August en Anna Elisabeth was Johann Conrad (8 october 1633-1661). Deze broer van Georg Everhard was Ingenieur. Van hem is eigenlijk alleen bekend dat hij zonder aanleiding een schrijver doodstak. Zijn einde vond hij
|
|
| |
| |
|
| op het Marktplein van Hanau waar hij werd ‘arkebusiert’; dat wil zeggen met een ‘haakbus’ doodgeschoten. |
3.3. | Tenslotte werd er op 21 februari 1645 te Hanau nog een dochtertje geboren dat Anna Catharina werd gedoopt. Van haar is verder niets bekend. |
|
| N.B. Voor de volledigheid vermelden wij dat na het overlijden van Anna Elisabeth Keller in 1651 te Hanau, August Rumpff voor de tweede maal trouwde. Dat was op 19 september 1660 te Hanau met de weduwe Margaretha van een zekere Caspar Wilhelm. Dit huwelijk bleef zonder kinderen. |
4. | De jongste zoon van Carl Keller en Ursula was Johann Otto Keller (1605/10-10 augustus 1659) die in het land van Solms-Greifenstein Gerechtsschreiber was en Schulmeister te Wölfersheim. Johan Otto huwde met Walpurgis [NN] (? - 26 maart 1673) uit Münzenberg. Beiden overleefden de grote pestepidemie van 1635 die geheel Hessen zo geteisterd heeft. Zij kregen zeven kinderen, vijf dochters en twee zonen. Deze zijn:
4.1. | Dorothea Keller (1634- ?) geboren te Wölfersheim. |
4.2. | Ursula Keller (1 januari 1636- ca. december 1700) ook te Wölfersheim geboren. Ursula trouwde op 28 juni 1659 met een zekere Johann Schroh (voor 1659 - 11 januari 1711) een timmerman uit Griedel. |
4.3. | Philipp Keller (21 april 1641 - ?) geboren te Münzenberg. Philipp trouwde in december 1677 met een vrouw waarvan de naam niet bekend is. |
4.4. | Anna Elisabeth Keller (1647 -?) geboren te Wölfersheim. Vernoemd naar Rumphius' moeder |
4.5. | Sophia Keller (7 april 1650 -?) geboren te Wölfersheim. |
4.6. | Elsbeth Keller (20 april 1652 - 5 october 1727) geboren te Wölfersheim, zij trouwde in 1674 met Christian Görg (5 april 1654 - 7 october 1736). |
4.7. | Hans Martin Keller (september 1655 - 10 juli 1723) te Wölfersheim geboren. Hij was ‘lekerechter’ bij een Schöffengericht. Hij trouwde op 29 januari 1680 met Anna Margareta Mol uit Weckesheim.
De bovengenoemde gegevens werden door Gerhard Steinl te Hungen in archieven in Hessen gevonden! Ik dank hem voor de toestemming deze hier te mogen publiceren. |
|
Uit de gegevens van de familie van Rumphius blijken twee dingen:
a. | In zijn familie komen universitair opgeleide mensen voor, die in de maatschappij vooraanstaande plaatsen bekleedden en |
b. | het is duidelijk dat er in zijn familie veel contacten met de Republiek bestonden. Dit is niet zo vreemd, omdat Hessen - dat bestuurd werd door het Huis van de calvinistische Graven zu Solms Greifenstein - veel réfugés herbergde, die de godsdiensttwisten in de Lage Landen ontvluchtten. De taal was daar vaak Nederlands. Zo bestond de kerk te Hanau uit twee delen; één waar in het Nederlands werd gepreekt en een ander waar dat in het Frans geschiedde voor de vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden en uit Frankrijk. |
| |
| |
| |
Deel II
Wij beperken ons nu tot de tak waarvan Georg Everhard Rumphius de stamvader werd.
Rumphius is op Ambon getrouwd met een zekere Susanna (1) [NN] (? - 17 februari 1674). Wij noemen haar Susanna (1) omdat er nog een Susanna (2) en een Susanna (3) bestaan hebben.
Wanneer zij trouwden is niet bekend. Dat zijn vrouw Susanna heette is slechts bekend omdat Rumphius in zijn AKB Lib. 8, Cap. 70, p. 287 haar naam noemt. De betrokken passage handelt over een zeldzame orchidee, die hij Flos Susanna noemt, en hij voegt daaraan toe: ‘ter gedachtenisse van die geene, die bij haar leven mijn eerste Gezellinne en Behulpe in 't opzoeken van kruiden en planten is geweest, ook de eerste maal mij deze bloem getoond heeft’.
Dat zij op 17 februari 1674 overleed, weten wij omdat zij omkwam in de chineese wijk van Ambon-stad tijdens een bijzonder zware aardbeving. Zij werd samen met haar jongste dochtertje onder een omvallende muur vepletterd [Waerachtigh Verhael pp. 10 en 30].
Rumphius en Susanna kregen ten minste drie kinderen.
1. | De oudste was een zoon Paulus Augustus (ca 1664 - 19 november 1706). Deze werd geboren bij het fort Amsterdam op Hila en stierf te Larike; beide plaatsen liggen op het ambonse schiereiland Hitu. De taxatie van zijn geboortejaar geschiedt op grond van het feit dat hij begin jaren tachtig naar Amsterdam kwam voor studie en dat hij op 7 juli 1685 met het schip de Emmenes op Batavia terugkeerde. Dat hij te Hila werd geboren blijkt uit een notitie die te vinden is in ‘het kastje van Van Delden’ dat zich bevindt in het Algemeen Rijks-Archief - nu Nationaal Archief - te Den Haag. |
2. | Van de oudste dochter van Rumphius en Susanna (1), die volgens bericht [Daghregister Kasteel Victoria 1674] de aardbeving van 1674 overleefde, is niets bekend. Het ligt in de lijn dat zij op Hila geboren werd, net als haar broer Paulus Augustus. |
3. | Van de jongste dochter weten wij slechts dat zij, tegelijk met haar moeder, op 17 februari 1674 omkwam. Zij kan ook op Hila geboren zijn, maar het is ook mogelijk dat zij na 1670 op Ambon-stad geboren werd; Rumphius verhuisde immers in dat jaar daarheen, toen hij blind geworden was! |
Opmerking. In zijn AKB [Lib. 12, Cap. 1, p. 195] komt Rumphius terug op de Schrickelijcke Aerdbevinghe van 1674. Hij schrijft: ‘in dit droevig ongeval zijn over de 2300* zielen omgekomen, zoo door het overstrooment water, als aan 't Kasteel [Victoria, wb] door 't omvallen van huizen, waarbij den Auteur ook verloren heeft zijne Huisvrouw, twee kinderen, en een Meid, alle uit mijn huis’.
| |
| |
* In zijn boekje over deze aardbeving noemt Rumphius het aantal van 2322 omgekomen personen, waaronder 31 Europeanen. Deze tekst schrijft Rumphius vlak onder een gedichtje dat hij maakte over deze catastrofe. Rumphius is steeds zeer terughoudend en zegt zelden iets over zichzelf. Hier schrijft hij over een zaak die hem betrof, zelfs in de derde persoon. Wij zitten hier met een enigma. Als hij het heeft over ‘twee’ omgekomen kinderen dan kunnen wij alleen de gevolgtrekking maken dat Rumphius en Susanna ten minste vier kinderen kregen, namelijk: Een zoon, Paulus Augustus, een dochtertje dat in leven bleef, het jongste dochtertje dat omkwam en dan moet een nóg een kind zijn geweest, een zoon of een dochter. Hoe dit precies zit zal wel altijd een raadsel blijven.
1. | Paulus Augustus Rumphius (ca. 1663-1706) moet na zijn terugkeer op Ambon in 1686 of 1687 getrouwd zijn met Anna Molkman (ca. 1670 - jan/feb 1721).
Zij was de dochter van Mattheus Molkman, die op Ambon opperchirurgijn was. Na zijn terugkeer uit Holland heeft Paulus Augustus in 1685/86 korte tijd op Batavia gewerkt als Assistent op het Secretariaat van de Raad van Indië. Daarna werkte hij in dienst van de VOC op Ambon enige tijd als tekenaar en secretaris bij zijn vader. Hij tekende het enige bekende portret van zijn blinde vader dat werd afgebeeld èn in D'Amboinsche Rariteitkamer èn in het Amboinsche Kruidboek. Het laat zien, dat hij geen onbekwame tekenaar was. In 1691 werd hij benoemd in de rang van onder-Coopman en in januari 1699 ontving hij een brief [dd. 19 september 1698] van de Heeren XVII, waarin dezen hem benoemden in de rang van Coopman op Larike. Hiervoor had Gouverneur-Generaal Joan Camphuijs (1634-1695) zich zeer ingezet. Zie voor deze brief Rumphius' Bibliotheek (p. 403).
In de eerste jaren van de 18de-eeuw tobde Paulus Augustus met zijn gezondheid. Hij leed aan ‘lammigheijt’, zo noemde men toen de ziekte ‘beri-beri’. Hij stierf in 1706 bij het blokhuis Rotterdam te Larike; vermoedelijk op 19 november [zie GLBA, pp. xxxv, xxxvii].
Paulus Augustus en Anna kregen 2 dochters, te weten: Adriana Augustina, Susanna (2) en 1 zoon Hendrik.
Nadat Anna Molkman in 1706 weduwe werd, hertrouwde zij op 2 maart 1710 met Gerard Leijdecker (? - 1716), de oudste zoon van de burgerkapitein Henrik Leijdecker (? - 19 maart, 1691) en de broer van de jongere Bartholomeus Leijdecker [Valentijn Deel IVB. p. 152].
Henrik Leijdecker was burgerkapitein en lid van de Raad van Justitie op Ambon, deze was getrouwd met Cornelia Snaats (1660 - 17 juni 1717), die op 12 october 1692 hertrouwde met dominee François Valentijn (17 april 1666 - 6 augustus 1727). Henrik Leijdecker was een rijk man. Bij de befaamde brand van Ambon-stad op 11 januari 1687, verloor hij 16.000 à 18.000 Rijksdaalders aan bezit; hij hield echter nog wel voldoende over om gefortuneerd te blijven.
Cornelia Snaats was een zeer levendige dame. Zij werd op Ambon geboren en sprak Maleis en zeer waarschijnlijk ook Moluks. Van haar is bekend dat zij vertrouwd was met het arabisch. Zij kon arabische schrift lezen en zij kon daarin ook schrijven [zie Valentijn I, 2, fol. 120-121]. Het is bepaald niet uitgesloten dat Rumphius haar op dat gebied nog heeft geraadpleegd. |
| |
| |
2. | Adriana Augustina Rumphius (ca 1689-na 1727) was de oudste dochter van Paulus Augustus Rumphius. Zij werd vernoemd naar haar grootvader August Rumpff. Zij werd geboren op Ambon - vermoedelijk op Hila - en zou op Banda overlijden. Zij zou vier maal trouwen.
2.1. | Op 19 juli 1711 huwde zij met Bartholomeus Leijdecker (? - 1717/ begin 1718), de jongste zoon van Henrik Leijdecker.
Bartholomeus was eerst Klerk maar werd op 16 september 1713 benoemd tot Assistent.
Zij kregen één dochter Anna Cornelia Leijdecker (1714-?).
Er is een testament van Bartholomeus Leijdecker en Adriana Augustina Rumphius dd. 11 october 1717 waarin staat dat het: ‘gedaan en gepasseert is tot Amboina en opgesteld ten huijse van de Testateuren staande in de Oliphant-straat (nu Jalan Pattimura, wb) en tegenover de Heerestraat. Beiden zijn geboortig van Amboina, en gesond van lichaam, en voorts gaande en staande, haare verstand, memorie uijtspraak en wat verders [in staat en tot] de uijtterste wille gerequireerd’. Er staat een passage in dat ‘de testatrice thans swanger is’. Weer wat verder wordt: ‘beschikt over legitieme porties voor haar [stief-] moeder Cornelia Snaats, huijsvrouw van den Edelen Predikant François Valentijn, mitsg[aders] haren moeder Juffrouw Anna Molkman huijsvrouw van den borger Gerrit (sic!) Leijdecker’.
Dit testament werd op 29 december 1718 te Batavia ‘gecollationeert en ter Weeskamer geëxhibeert’. Ondanks het feit dat Bartholomeus op 11 october 1717 gezond was is hij vermoedelijk eind 1717 / begin 1718 overleden. Het echtpaar kreeg één dochtertje Anna Cornelia (1714 - ?). Of na haar zwangerschap Adriana Augustina nog een levend kind heeft gekregen is niet bekend. |
2.2. | Nadat Adriana Augustina Rumphius weduwe werd van Bartholomeus hertrouwde zij vóór 2 maart 1718 op Ambon met Isaac François Durant, officier in dienst van de VOC. Deze was zeer waarschijnlijk een zoon van Petrus Durant, die van 20 mei 1674 tot zijn dood op 8 december 1675, op Ambon predikant was [Valentijn Deel IIIA, p. 75]. Hij was welhaast zeker een franse Hugenoot.
Op 2 maart 1718 passeerde op Batavia een testament van Adriana Augustina Rumphius met Isaac François Durant, waarin staat: ‘hij sieckelijck / ende sij gesont’. In dit testament wordt expliciet genoemd het vóórkind Anna Cornelia Leijdecker - waarbij vermeld werd, dat zij toen 4 jaar oud was - van een ander vóórkind is geen sprake. Uit dit tweede huwelijk van Adriana Augustina met Durant zijn geen kinderen voortgekomen. Isaac François Durant is niet lang na het opstellen van dit testament al overleden.
Een interessante passage in dit testament is: ‘dat Adriana in geval zij overlijdt aan haar dochtertje nalaat een somma van Eenduijsent R[ijks]d[aalders]’. Ook werd opgenomen dat als Durant zou overlijden ‘sijn slaef genaemt Scipio van Bengalen, vrij en liber te geven is’. De bovenstaande gegevens komen uit documenten bewaard in het ANRI te Jakarta. |
2.3. | Op 12 februari 1722 ging Adriana Augustina in ondertrouw met: ‘den borger Nicolaas Proot van Batavia’. Dit laatste betekent dat Proot op Batavia geboren werd. Over dit huwelijk is niets anders te vermelden dan dat Nicolaas Proot vóór
|
|
| |
| |
|
| het midden van 1727 moet zijn overleden. Over enig nageslacht wordt niets vermeld. |
2.4 | Het vierde huwelijk van Adriana Augustina werd op 6 november 1727 op Batavia gesloten met Ernst Harder van Banda: ‘borger, vaandrager en perkenier tot Banda’. Deze Ernst zal familie geweest zijn van de perkenier Carel Harder die in 1709 al op Banda was en waarover Valentijn schrijft in zijn ‘Bandaasche Zaaken’ [Deel III b, p. 94]. Ernst Harder was weduwnaar van Susanna Hester Storm. Gegevens over zijn huwelijk met Adriana Augustina ontbreken geheel.
Gelet op het feit dat Harder uit een perkeniersfamilie voortkwam, lijkt het mogelijk dat zij op Banda gewoond hebben en dat Adriana wellicht daar gestorven is, maar het kan ook zijn dat zij op Batavia stierf, omdat daar de testamenten passeerden.
Een bijzonderheid is, dat Valentijn [Deel IIIB, p. 133] spreekt van een eiland dat hij ‘Harders Eiland’ noemt en dat in de zee bij Makassar ligt. Of dit iets te maken heeft met de perkeniersfamilie Harder te is niet bekend. Resumerend: uit de vier Huwelijken van Adriana Augustina is slechts één dochter Anna Cornelia geboren. De informatie over de laatste twee huwelijken van Adriana Augustina Rumphius is gevonden in het Dossier Rumphius in het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag. |
|
Wij richten nu de aandacht op Susanna Rumphius (2), de tweede dochter van Paulus Augustus Rumphius, die werd vernoemd naar haar grootmoeder Susanna Rumphius (1).
3. | Susanna Rumphius (2) (? - 25 october 1727) werd op het eiland Ambon (te Larike ?) geboren en zij overleed te Padang, op Sumatra's Westkust. Zij huwde op 2 mei 1717 met Harman Graswinkel van Delft (1 mei 1691-22 februari 1736). Deze werd te Leiden geboren en werd op 24 mei te Delft gedoopt. Hij zou sterven op Banda. Zijn ouders waren David Graswinkel en Carolina Adriana Schuijl, beiden uit Delft.
Toen Susanna en Harman trouwden was Harman onderkoopman in dienst van de VOC. Aan het eind van zijn leven zou hij nog opperkoopman op Banda worden. Harman is met het schip Horstendael, varende voor de Kamer van Delft, op 4 mei 1716 vanuit Goeree naar Indië vertrokken. Na een stop aan De Kaap van 30 augustus tot 22 september kwam het schip op 6 december 1716 op Batavia aan.
Op Batavia moet hij Susanna Rumphius (2) hebben ontmoet; wanneer zij trouwden is onbekend. Uit het feit dat zij beiden te Batavia in hetzelfde huis woonden moeten zij vóór 30 januari 1720 getrouwd zijn. Immers op die datum maakten Susanna en Harman een testament: ‘gepasseerd binnen de stad Batavia op 30 januari 1720, des namiddags ontrent half zes uuren ten huijse van de Testateurs, staende aan de westzijde van de Caaijmansgracht’.
Uit dit testament blijkt, dat Anna Molkman - de weduwe van Paulus Augustus - nog in leven was. Er werd aan het testament gehecht een codecil, opgemaakt om vijf uur 's middags op het Hoofdcomptoir te Padang, gedateerd 19 october 1727. Harman was toen ‘Fiscaal’ op Sumatra's Westkust. In dat codicil wordt over Susanna (2) gezegd:
|
| |
| |
| ‘sieckelijck te bedde leggende dog hare redenen en memorie nog wel magtig’. Susanna (2) is kort daarna overleden. Dit testament van Harman en Susanna (2) werd te Batavia op 4 mei 1729 ‘gecollationeerd en geëxhibeert. Dit codicil bevestigt de kracht van het op 30 januari 1720 gepasseerde testament met de aantekening dat het echtpaar:
‘De legitieme portie van haere kinderen, dewelke thans een getal van vijff uijtmaken, vergroot sal moeten worden van Vijffhonderd tot op Vijffthienhonderd R[ijks]d[aalder]s â 48 Sware St[uij]vers ijder’. |
Susanna en Harman kregen dus vijf kinderen, drie ervan, allen dochters, werden op Batavia geboren. Slechts van deze drie zijn de namen en de geboortedata bekend uit het Doopboek in het bezit van het ANRI te Jakarta. Van de twee andere kinderen is niets gevonden.
De drie eerstgenoemden zijn:
3.1. | Carolina Johanna Graswinkel (4 october 1718 - ?). |
3.2. | Susanna (3) Maria Graswinkel (15 juli 1720 - ?). |
3.3. | Catharina Elisabeth Graswinkel (14 januari 1726 - ?)
Harman Graswinkel kwam uit een vooraanstaande delftse familie. Een zekere Dirk Graswinkel (1600-1666) werd geboren in Delft en stierf te Mechelen, hij was remonstrants en een verlichte man, die omging met zijn stadsgenoot Hugo de Groot (1583-1645), de dichter Pieter Cornelis Hooft (1581-1647) en met de haagse familie Huijgens, zowel Contantijn de Oudere (1596-1687) alswel met Christiaan Huijgens (1629-1695) de grote fysicus, mathemaat en atronoom, een van de grootste geleerden die de wereld gekend heeft. Daarnaast kende Dirk Graswinkel ook Johan De Witt (1625-1672), destijds een van de belangrijkste staatslieden in Europa. |
Dit geeft aan dat - in tegenstelling tot wat velen denken - het niet alleen het schuim der natie was dat in dienst van de VOC naar Indië vertrok!
Wij komen nu toe aan het derde kind van Paulus Augustus Rumphius en Anna Molkman en dus het derde kleinkind van Georg Everhard Rumphius en van Susanna (1) Dit derde kind was een zoon, die Hendrik Rumphius (ca 1690 - 26 december 1713) heette.
3.1. | Hendrik Rumphius wordt genoemd door Valentijn (Deel IVA, p. 230]. Hij schrijft daarover de: ‘Reede van Batavia, die de schoonste is die men zich voorstellen kan’. Hij zegt ook: ‘dat het er wel eens flink kan waaien, waardoor Chinese prauwen nog wel eens worden omgekeerd’. Dan vervolgt hij met: ‘ook zijn A[nn]o 1713 op Kers[t]dag door een zware storm (het eerste wel in honderd jaren) bijna alle de schepen van haar ankers geraakt, gelijk 'er ook een schuit, die van 't Eiland Purmerent [nu Pulau Sakit, wb] quam, omsloeg, en eenige lieden zeer dicht bij de Reede verdronken, waaronder mijn neef * de jonge Rumphius mede was. |
* Valentijn was inderdaad via zijn huwelijk met Cornelia Snaats en ook via haar zoon Gerard Leijdecker, die getrouwd was met Anna Molkman (de weduwe van Paulus
| |
| |
Augustus) maar ook via Adriana Augustina Rumphius, die getrouwd was met Bartholomeus Leijdecker de stiefvader van de kleinkinderen van G.E. Rumphius. Inderdaad was Hendrik Rumphius aangetrouwde familie van Valentijn en als zodanig een neef van hem!
Mevrouw G.L. Balk van het Algemeen Rijksarchief te Den Haag was zo vriendelijk voor mij een passage op te zoeken in de Daghregisters van het Casteel Batavia van 1713 (Hoge Regering Nr. 1604), die zich in het Arsip Nasional Republik Indonesia te Jakarta bevinden. Daar vond zij de volgende passage:
‘Op 26 december 1713 [bladz. 1148] wordt zwaar weer tot Batavia gemelt: regen, wind, weerlichtheid, donderslagen en pannen van de daken gelicht’. tussen half 4 - half 5’. Op 27 december 1713 staat: ‘dat een schuijt van het schip Vrijburg komende dat bij Purmerent ligt en naar de Reede gaat, was omgeslagen. De schipper C. De Geus, met zoontje, schipper Fr. Dombeek, 1 burger broodbakker, 9 matrozen, 1 kwartiermeester, 2 jongens en de onderkoopman Hendrik Rumphius waren te water geraakt. Later hebben 4 matrozen en de kwartiermeester de schuijt gekeerd en die zijn gesalveert’.
De Vrijburg was een gewoon retour-schip dat op 13 januari 1714 van Batavia weer naar Holland voer.
Uit deze informatie weten wij dat Hendrik onderkoopman was geworden. Op het document Dossier Rumphius bij het Centraal Bureau voor Genealogie, dat ik via mevrouw H.H. Frieling Kemp onder ogen kreeg, staat vermeld: ‘Hendrik Rumphius, in het testament van zijn moeder genoemd’. Dit testament hebben wij niet gevonden. Hendrik moet toen hij stierf vóór in de twintig geweest zijn. Het is interessant te weten, dat hij evenals zijn vader Paulus Augustus Rumphius naar Nederland gegaan is voor studie. In Dordrecht vonden wij in het Stadsarchief onder Nr 98; inv. nr. 94, een album Studiosorum, met op het voorblad:
Dicipulorum Gymnasii Dordraceni
Rectore Joanne Jansio
Conrectore Ludo[vic]o Van Dalen
Praeceptoribus Jano Berkelii, Diderico Heringa, Bartholomeo van Aarden.
Op fol. 1r staat:
Catalogus Dicipulorum
Gymnasii Dordraceni.
MDCC
Op fol. 1v. vonden wij tot onze verrassing:
‘Musis valedixit 1704, Gerardus Leidekker / Indus’ [Non Promotus].
Op fol. 2r. staat: ‘Postferias Vernas MDCCI’. Bij de studenten die daaronder staan komen wij op fol. 2v. tegen:
‘Indiam Petiit Aprili 1705, Bartholom[eo] Leidekker / Indus’.
| |
| |
Het is interessant dat de beide zonen van Henrik Leijdecker - die na het huwelijk van François Valentijn met Cornelia Snaats - stiefzonen werden van François Valentijn. Gerard en Bartholomeus zijn gelijk met hun stiefvader Valentijn, in december 1694, met het schip Waddinxveen naar Nederland vertrokken. Het gezin vestigde zich in Dordrecht. Beiden werden tot de Latijnse School toegelaten, waar de vader van Valentijn eens nog conrector was geweest. Ik werd op dit spoor gezet door R.R.F. Habiboe, in zijn levensbeschrijving van Valentijn.
Voor ons onderzoek is het echter interessanter dat wij op diezelfde fol. 2v. onder het hoofd: ‘Postferias Vernas MDCCIII, Gymnasio additi sunt:
‘Henricus Romphius / Indus’ van hem wordt verder vermeld: [promotus sine oratione, Aprili 1710].
Romphius is duidelijk een verschrijving voor ‘Rumphius’. Deze Hendrik Rumphius is met zekerheid een kleinzoon van Georg Everhard en de zoon van Paulus Augustus Rumphius. Immers, aan het eind van de 17de eeuw waren er in Azië slechts twee families Rumphius. De eerste is die van onze Georg Everhard en de tweede is die van Mr. Isaac Augustijn Rumphius (1683-1723), die in Den Haag geboren werd.
Isaac Augustijn promoveerde in 1704 in Leiden, werd Extra-Ordinair Lid van de Raad van Indië en in 1720 Ordinaris-lid. Hij was Gouverneur op Ceylon, waar hij zou sterven. Hij kwam uit de familie van de ‘haagsche Rumphiussen’ en was een zoon van Christiaan Constantijn Rumphius (1633-1706) die in Leiden Medicijnen gestudeerd had, in 1660 gezant te Parijs was, en vanaf 1673 Resident bij het hof in Lissabon.
Georg Everhard zegt in een brief aan Christian Mentzel van 20 september 1682 dat hij geen familie is van de ‘Rumphiussen’ in Den Haag. Verder is het zo dat Isaac Augustijn, gezien zijn geboortejaar nog geen zoon gehad kan hebben, die hij vanuit Indië naar Holland zou hebben kunnen sturen om daar in 1703 of 1704 in Dordrecht te gaan studeren.
Bij ontstentenis van andere Rumphiussen in Indië is de enige mogelijkheid, dat Hendrik's vader Paulus Augustus Rumphius, zijn zoon naar Holland stuurde om daar te studeren; netzo als Georg Everhard dat met hem gedaan had. Dat hij opteerde voor het Gymnasium [Illustere School] zal te maken hebben gehad met het feit dat Valentijn van 1695 tot 1705 in zijn vaderstad Dordrecht woonde. Valentijn kende de gehele familie van Georg Everhard Rumphius zeer goed.
Zoals wij hierboven zagen was Hendrik, toen hij op de Reede van Batavia verdronk onder-koopman was. Zijn vader Paulus Augustus verkreeg die rang pas in 1693, dus acht jaar nadat hij weer in Indië terugkwam. Zijn zoon Henrik studeerde tot 1710 en vertrok vermoedelijk direct als onderkoopman. Ik veronderstel dat Hendrik een intelligente en leergierige jongen geweest zal zijn, aardend naar zijn grootvader.
Met welk schip Hendrik naar Indië terugvoer is niet bekend. Onderzoek van alle registers van schepen, die die zich in het Algemeen Rijksarchief bevonden, voor de periode 1710 tot 1713 heeft niets opgeleverd. Gezegd moet worden, dat niet alle scheepsregisters van naar Indië uitgevaren schepen over die periode aanwezig zijn.
| |
| |
Met Hendrik Rumphius stierf het nageslacht van Georg Everhard Rumphius in de mannelijke lijn uit!
| |
Deel III
De aangetrouwde familie van Georg Everhard Rumphius
Op de 25e 7.br 1698 (25 september, wb) schreef Rumphius ten overstaan van een notaris:
‘Ik ondersz. Georgius Everhardus Rumphius verclaere en notificere mits desen, dat mijn tweede huijsvrouw is geweest Isabella Ras (zij is zeer waarschijnlijk op 24 of 25 september 1698 overleden, wb) te voren weduwe van den oud borger Capiteijn Abraham Wittekam (1) salig[e]r (ca 1644-ca 1690) bij welken sij, Isabella geteelt heeft een soon gen[aam]t Hermen Wittekam en eene dogter gen[aam]t Giertje (Geertruijt, wb) Wittekam. Hermen Wittekam is getrouwt geweest met Jacomina De Mares, bij dewelke sij een soon verkreegen heeft mede gen[aam]t Abraham Wittekam (2), dewelke voor eenige jaeren met sijn moeder naa Batavia vertrokken en voor een jaar (dus in 1697, wb) aldaar overleden is [...]’.
Valentijn [Deel III, p. 142] schrijft dat Abraham Wittekam (1) al voor 1662 op Ambon kwam en daar ouderling bij de kerk was.
1.1. | Giertje Wittekam maakte op 20 maart 1692 als weduwe van de predicant Christoffel Stevens een testament waarin zij aan haar (stief-)vader Georgius Everhardus Rumphius onder andere een slaafje Cour van Bengalen vermaakte. Dit betekent dat vóór 20 maart 1692 Rumphius getrouwd moet zijn met Isabella Ras (ca. 1644-25 september 1698). Isabella Ras was vóór 1669 met Wittekam gehuwd [Dossier Rumphius Cent. Bur. Geneal. Den Haag].
Toen Isabella met Rumphius huwde was zij niet onbemiddeld, maar vermoedelijk toch ook niet erg gezond. Immers, zij liet al op 7 maart 1689 - vermoedelijk nog voor de dood van Abraham Wittekam - ten overstaan van notaris Veeckens een testament maken, omdat zij ziek was. Van dit testament bevindt zich in het Arsip Nasional te Jakarta een restant dat helaas ernstig door ‘rayaps’ (witte mieren) is aangevreten en op belangrijke punten is verloren gegaan. [Bloys van Treslong, pp. 426-433]. Geertruijt trouwde vervolgens met de sergeant Jacob Jansz. Gheijn (?-?). In het Lands-Archief op Batavia - nu ANRI te Jakarta - bevindt zich een stuk dd. 28 september 1698 met betrekking tot de effectuering van het testament van haar moeder Isabella Ras. Van kinderen van Geertruijt en Jacob Jansz is niets bekend. |
1.2. | De zoon Hermen Wittekam trouwde, zoals wij zagen, met Jacomina De Mares. Zij kregen in ieder geval één zoon die zij Abraham [2] Wittekam (? -?). noemden; deze was dus een stiefkleinzoon van Georg Everhard Rumphius. Na het overlijden van Hermen Wittekam- rond 1695 - is Jacomina De Mares hertrouwd met en zekere Christiaen Gieraerts of Girard (? - 1697) uit Köningsberg. Deze Christiaen was sinds 1679 in Indië waar hij in dienst van de VOC werkte als
|
| |
| |
| ‘onderchirurgijn’. Het is aan deze Christiaen Gieraerts, dus de stiefvader van Abraham [2] waaraan de oude Rumphius refereert als ‘behorende tot zijn familie’. Dat Rumphius zich ook om deze Christiaan Gieraerts bekommerde blijkt uit een passage in een brief die hij schreef aan Gouverneur-Generaal Joan Camphuijs. Deze brief is weliswaar verloren gegaan, maar omdat Willem Ten Rhijne op 9 juli 1694 een groot deel van die brief citeert in zijn brief aan Camphuijs [Leupe Bijlage. VI, p. 51, 1871] weten wij dat Rumphius schreef: ‘Het is mij lief, dat Mr. Christiaen een permanente plaats op Purmerent gekregen heeft’. Op het eiland Purmerent, in de baai van Batavia werden de lepralijders verzorgd. |
|
|