Lust en Leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw
(2001)–P.J. Buijnsters, Leontine Buijnsters-Smets– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||
22
| |||||||||||||||||||||||||||
VoorlopersOver de precieze geboortedatum van het speelboek bestaat enige onzekerheid. Duidelijk is wel dat bepaalde technische onderdelen als draaischijf, flap- en vouwprent een lange voorgeschiedenis hadden, voordat ze in de negentiende eeuw de kinderwereld binnendrongen en daar ongekende populariteit verwierven. Zo vinden we de draaischijf en de flapprent al in astronomische en anatomische leerboeken uit de late middeleeuwen, waar ze de omloop der planeten of de verschillende lichaamsdelen zichtbaar maken. Het oudst bekende boek met zulke draaischijven is Apianus' Astronomicum Caesareum uit 1540.Ga naar eind1. Eerder nog, in 1538, verschenen de Tabulae sex van Vesalius met zes over elkaar liggende houtsneeplaten die zich als een ui laten afpellen, waardoor telkens dieper liggende lichaamsstructuren van man en vrouw tevoorschijn komen. Uit de zeventiende en achttiende eeuw dateren devotionele en historische boeken met een of meer draai- en vouwprenten. Een bekend voorbeeld leveren uitgaven van Vondels Palamedes met bijgevoegde prent van Claes Jansz. Visscher waarop de onthoofding van Oldenbarneveld wordt afgebeeld, terwijl prins Maurits vanachter een door een flapje verborgen venster de executie gadeslaat. Het procédé van de luikjesprent werd ook met veel venijn toegepast in de Lantaarn-almanakken (1792-1801) van Pieter van Woensel. In jaargang 1800 vinden we bijvoorbeeld de afbeelding van een marktventer met een grote voorrraad knollen. Maar wie het flapje van zijn kruiwagen optilt, leest: ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap’ - de slogans van de Bataafse Revolutie. Nog geraffineerder zijn de transparantprenten die, wanneer men ze tegen het licht houdt, een verborgen, soms erotische afbeelding tonen. Met kinderboeken heeft dit alles natuurlijk nog niets van doen.
Dichter in de buurt komen we met de zogenaamde Harlequinades of turn-ups.Ga naar eind2. Dat zijn tot een boekje gebundelde prenten met bijschrift, die halverwege zijn doorgesneden, zodat men ze in gedeelten kon omslaan. De tekst bestaat meestal uit een doorlopend verhaal over de lotgevallen van Harlekijn of andere populaire | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||
De schalksche Willem in zesderlei gedaanten of de verrassingen. Amsterdam, Gebroeders van Arum, [1827].
theaterfiguren, vandaar de naam. Deze Harlequinades verschenen vanaf ca. 1765 en waren een specialiteit van de Londense uitgever Robert Sayer, maar ze bestonden in primitieve vorm al eerder.Ga naar eind3. Het was in elk geval een type beweegbaar prentenboek dat iedereen met enige handigheid zelf kon fabriceren. Vroege Nederlandse voorbeelden zijn mij hiervan overigens niet bekend.
Van heel andere aard en echt voor kinderen bestemd waren de boekjes met aankleedpoppen (‘paper doll books’), die vanaf 1810 door S. en J. Fuller te Londen werden uitgegeven.Ga naar eind4. Het zijn er een vijftiental, met als bekendste voorbeeld The History of Little Fanny (1810) en Phoebe, the Cottage Maid (1811). De berijmde tekst bestond hier uit een moraliserend verhaal. Achterin zat een papieren popje van de hoofdfiguur die telkens door bijgevoegde, over de pop heen te schuiven costuums of hoedjes een andere aanblik kreeg. Aldus kon de interactieve lezer/gebruiker de verschillende gedaantewisselingen van de titelheld(in) zelf aanschouwelijk maken. Voor het eerst konden nu ook Nederlandse kinderen met dergelijke speelboekjes kennismaken dankzij twee pendantuitgaven uit 1827 bij Gebroeders van Arum te Amsterdam:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dichte en opengaande deur uit: J.A.C. Löhr, Kleinigheden voor kinderen. Amsterdam, Willem van Vliet, 1809.
Beide boekjes van 13 × 10 cm. waren gestoken in een kartonnen schuifhoes. Hun herkomst ligt in Oostenrijk. ‘Louize’ blijkt in alle staten gemodelleerd naar Isabellens Verwandlungen, oder das Mädchen in sechs Gestalten (Wien, Heinrich Friedrich Müller, ca. 1820).Ga naar eind5. ‘Willem’ van zijn kant dankt zijn oorsprong aan August's Verwandlungen oder der Knabe in sechs Gestalten van dezelfde uitgever,Ga naar eind6. al is hij in de Nederlandse versie van het begin af gekleed, terwijl de tekst het origineel zeer vrij parafraseert. In dit verband kan ook gewezen worden op een eerder al in Nederland verkrijgbare ‘paper doll’, die aan de achterzijde van de Prentjes Almanach, voor Kinderen; Voor het Jaar 1795 (Amsterdam, Erve W. Houtgraaff) als volgt werd aangekondigd: ‘By den Uitgever dezes word uitgegeeven: De Engelsche Pop, een speeltuig van smaak. 1ste en 2de Stel à f 1:4:-.’ Jammer genoeg is tot op heden nog geen exemplaar van deze ‘Modepop’ tevoorschijn gekomen, maar zijn model was Die Englische Puppe mit verschiedenen neuen Mode-Anzeigen und Trachten, 1793, van de Neurenbergse graveur en speelgoedhandelaar Johann Ludwig Stahl.Ga naar eind7. Voor die ‘Englische Puppen’ werd zelfs nadrukkelijk reclame gemaakt inFriedrich Justin Bertuchs Journal des Luxus und der Moden van november 1791. Volgens Bertuch konden zulke papieren aankleedpoppen tegelijk dienen als modevoorbeeld en als speelgoed. Ze werden op het continent zo genoemd omdat ze aanvankelijk als losse bijlage aan Engelse modetijdschriften waren toegevoegd.Ga naar eind8.
Een verschijnsel dat geen lang leven beschoren was zijn de zogenaamde ‘Toilet books’ uit de jaren 1820.Ga naar eind9. Het begon als een aardigheidje van de miniatuurschilder William Grimaldi (1751-1830). Deze maakte min of meer voor de grap een negental tekeningen van voorwerpen op de kaptafel van zijn dochter, waarna zoon Stacey het geheel uitgaf onder de titel The Toilet (London 1821). De ‘gimmick’ schuilt hierin dat onder elke prent een andere, allegorische prent met zinspreuk schuilgaat die pas zichtbaar wordt wanneer men het overhangende flapje optilt. Kort daarna verschenen nog enkele boekjes in dezelfde trant, maar die sloegen niet meer aan. Een Nederlandse navolging is misschien de Toilet Almanak van ca. 1850 met twaalf handgekleurde luikjesprenten.Ga naar eind10. Het eerste Nederlandstalige jeugdboek met een luikjesprent is Kleinigheden voor kinderen (Amsterdam, Willem van Vliet, 1809), naar Kleinigkeiten für unsere Kinder (1807) van J.A.C. Löhr. Als men het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||
Enkele insteekfiguren met gekleurd landschap voor het Fabel-Spel voor de Jeugd, of twintig beweegbare fabelen van Gellert. Naar het Hoogduitsch van A. Sturm, door G. van Sandwijk. Purmerend, J.P. Bronstring, [ca. 1820].
deurtje op een van die prenten opent, blijkt er een aap achter te zitten.
Van meer belang voor de verdere ontwikkeling van het beweegbare boek waren de losse Biedermeier trek- en metamorfoseprentjes, die gelieven elkaar bij speciale gelegenheid schonken.Ga naar eind11. Steeds ging het daarbij om een verrassingseffect, dat bereikt werd door aan een uitstekend lipje te trekken, een flapje om te slaan of door andere manipulaties. Ook werden devotieprentjes met deze techniek in de handel gebracht. Van nu af was de stap niet ver meer om aldus complete speelboeken voor kinderen te maken. Van begin negentiende eeuw dateren de eerste insteekboeken (‘slot books’), dat zijn prentenboeken met los bijgevoegde afbeeldingen van personen of dieren, die men in een op de prenten aangebrachte gleuf moest steken. Haining noemt als vroegst bekende voorbeeld The Paignion (Grieks voor ‘speelgoed’), een in Londen omstreeks 1835 uitgegeven boek met vijfenzestig uitgesneden figuren. Maar aanmerkelijk ouder en interessanter is het Fabel-Spel voor de Jeugd, of twintig beweegbare fabelen van Gellert. Verzameld en overeenkomstig het kinderlijk begrip ingerigt. Naar het Hoogduitsch van A. Sturm, door G. van Sandwijk. Met een gekleurd landschap en eene menigte gekleurde en uitgesnedene afbeeldingen (Purmerend, J.P. Bronstring, ca. 1820), in gemarmerd kartonnen schuifdoos, oblong kwarto.Ga naar eind12. Hoofdbestanddeel was het leesboekje met de fabels van Gellert. Het voorbericht vertelt hoe de lezertjes hier mee om moesten springen: Gij neemt het gekleurde en ingesnedene landschapje, ligt [legt] het voor u, en zoekt de afbeeldingen, waarop het nommer uitgedrukt staat der fabel welke gij lezen wilt, en steekt dezelve | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||
in de insnijdingen; doch daar deze insnijdingen veel zijn, kunt gij u ligt vergissen, en om dit voor te komen is de hier bij gevoegde grootere ongekleurde plaat vervaardigd, op dewelke alle twintig fabelen in het klein afgebeeld zijn, en waarop gij met een oog opslag zien kunt, waar gij de gezochte prentjes plaatsen moet. Gij leest als dan de fabel, beschouwt tusschen beide het landschapje, en prent de lessen, die gij er in vindt, diep in uw geheugen. Al met al een heel gepriegel om tientallen piepkleine figuurtjes in het ‘gekleurd landschap’ te wurmen en men begrijpt dat complete exemplaren hoogst zeldzaam voorkomen. Maar het principe van de insteekprent bleek zeer levensvatbaar, wat onder meer resulteerde in de zogenaamde panorama-boeken van Raphael Tuck en bij ons in het originele Cosmorama voor de Jeugd, Een herinnering aan de Rotterdamsche Kermis (1875) en vele andere van dat soort. | |||||||||||||||||||||||||||
Beweegbare kinderprentenboekenVanaf ongeveer 1840 gaan de ontwikkelingen razendsnel. Dan ontstaan ook min of meer gelijktijdig op verschillende plaatsen in Europa de eerste echt beweegbare boeken, zij het aanvankelijk nog in tweedimensionale gedaante. De primeur komt waarschijnlijk toe aan de pedagoog Leopold Chimani (1774-1844) met zijn Bunte Scenerien aus dem Menschenleben. Ein Bilderbuch ganz neuer Art, zum Nutzen und Vergnügen der Jugend bearbeitet (Wenen, Heinrich Friedrich Müller, 1836). Hier vinden we voor het eerst vier coulissen die zich bij het openklappen van het boek vanzelf achter elkaar ontvouwen, zoals dat in de latere driedimensionale pop-up het geval is.Ga naar eind13. En kunsthandelaar Müller liet het niet bij dit ene experiment. Maar de Engelsen hebben altijd gedaan of hun neus bloedt en zelf op dit gebied een pioniersrol geclaimd met Dean & Son te Londen als oudste bedrijf dat zich geheel op de productie van beweegbare kinderboeken richtte.Ga naar eind14. Inderdaad drukten en publiceerden zij in de jaren veertig een serie onder de titel Dame Wonder's Tranformations met als bekendste voorbeeld het prentenboek van Miss Rose. Haar levensgrote portret vult de laatste bladzijde, terwijl alle voorafgaande pagina's een kostuumprent bevatten met een gat op de plaats waar het hoofd zou moeten zitten. Bij het doorbladeren verschijnt aldus Miss Rose steeds in andere klederdracht. Dit gaten-procédé bleef lang in allerlei variaties populair en vond vanzelfsprekend navolging door andere uitgevers, ook in Nederland. Zo publiceerde Dean & Son omstreeks 1865 The Hearty Old Boy, Who Always Looked The Same,Ga naar eind15. dat aanstonds vernederlandst werd tot: Jan Flink
Omslag van Jan Flink die, arm of rijk, zich altijd bleef gelijk. 's Gravenhage, Gebr. Belinfante, [ca. 1865].
die, arm of rijk, zich altijd bleef gelijk ('s Gravenhage, Gebr. Belinfante, 25 × 17 cm.). In beide gevallen volgen we prentsgewijs de verbluffende carrière van Mr. Hodge, bij ons Jan Flink, in diverse beroepen. Alleen de laatste van acht prenten bevat een hoofdje-met-kraaloogjes van papiermaché of gebakken klei, dat door alle voorafgaande gatenprenten al zichtbaar was. Andere Nederlandse co-producties van deze soort met Dean & Son zijn: Het aardig oud Ventje, dat zingt ‘Hei, Hop-Sa-Sa’ (naar The Jolly Old Man Who Sings Down Derry Down, 1863), Het olijk oud Wijfje (naar The Merry Old Dame Who Sings Fiddle De Dee, 1864) en Sim of het kunstig aapje, alles weer 's-Gravenhage, Gebroeders Belinfante, 1865. Maar pas omtreeks 1856 - twintig jaar na Chimani/Müller - brachten Dean & Son hun eerste driedimensionale kinderboeken op de markt, de ‘New Scenic Books’, bestaande uit vier deeltjes: Little Red Riding Hood, Robinson Crusoe, Cinderella en Aladdin, waarvan later | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||
ook een Franse versie verscheen bij Maurin et Fils te Parijs. Deze animatieboekjes (oplage 12.000 exemplaren) tonen, opengeslagen, telkens drie achter elkaar gelegen coulissen, die in gesloten toestand plat voorover liggen. Andere vroege Dean-uitgaven zijn: Newman's Moveable Shadows (1857) en The Moveable Mother Hubbard (eveneens 1857), waarin zij tegelijk een nieuw bewegingsmiddel, kartonnen treklipjes (‘pulling tabs’) onderaan de pagina's, introduceerden. Toen echter de productiekosten van beweegbare boeken steeds hoger werden, schakelde Dean & Son eind jaren zestig over op goedkopere uitgaven. Het drukken zelf besteedden zij toen dikwijls uit aan Emrik & Binger te Haarlem. Niettemin werden de Engelsen drukkers/uitgevers eind jaren zeventig helemaal overvleugeld door twee Duitse concurrenten: Raphael Tuck (1821-1900)Ga naar eind16. en Ernest Nister (1842-1909)Ga naar eind17. uit Neurenberg. De Duitsers waren onbetwistbaar de grootmeesters van de chromolithografie, die vooral in Beieren tot grote perfectie werd opgevoerd. ‘Father’ Tuck was de eerste die Dean & Son naar de kroon stak en die concurrentie werd te meer voelbaar, omdat Tuck in 1875 de Britse nationaliteit had verworven en zijn bedrijf in Londen gevestigd was. Toen hij in 1882 de zaken overliet aan zijn drie zoons, Adolphe, Herman en Gustave, breidde de Tuck Company zich nog verder uit met vestigingen in Paris en New York. Tuck's movables en andere prentenboeken werden ontworpen op het atelier in Londen en van daaruit over de hele wereld gedistribueerd. Maar het drukken zelf gebeurde in Duitsland, waar de echte vakmensen zaten. Precies hetzelfde verhaal geldt voor Nister, wiens bedrijf tussen 1890 en 1900 zijn grootste bloei bereikte. Ook hij hield sinds 1888 kantoor in Londen maar liet al zijn boeken drukken in Duitsland. Nister was vooral gespecialiseerd in ‘dissolving pictures’: prentenboeken waarbij de ene prent dakpansgewijs of door middel van een draaimechanisme over de andere kon worden geschoven. Daarnaast leverde Nister diverse opzetboeken (‘stand up books’) en transparantboeken. Buiten deze twee Duits/Engelse giganten veroverden nog verschillende andere Duitse prentenboekuitgevers een flink deel van de markt, zoals Wilhelm Nitzschke te Stuttgart en J.F. Schreiber te Esslingen, die in Lothar Meggendorfer (1847-1925) een nimmer overtroffen ontwerper van beweegbare boeken bezat. Meggendorfer maakte vanaf de jaren tachtig ruim honderd beweegbare boeken, waarvoor hij dikwijls ook de tekst leverde.Ga naar eind18. Zijn werk onderscheidt zich van de wat zoetelijke prentenboeken uit het atelier van Nister door een humoristische, dikwijls satirische inslag. De gouden periode van het beweegbare boek lag in de jaren 1860-1890, met uitlopers tot 1914, toen de Eerste Wereldoorlog een bruut einde maakte aan de Duitse hegemonie op het gebied van kinderboeken en kinderspeelgoed. Pas veel later, omstreeks 1975, zou dan een nieuwe, tot op heden voortdurende bloeiperiode aanvangen met de geboorte van de moderne ‘pop-ups’, waarbij de voorstelling automatisch uit het opengeslagen boek oprijst, al dan niet vergezeld van bijpassende geluids- of lichteffecten. | |||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse beweegbare kinderprentenboekenAls eerste beweegbare Nederlandse kinderboek geldt voorlopig De nieuwe Rijschool (Schiedam, H.A.M. Roelants, 1856)Ga naar eind19. door Adriaan van der Hoop Jrs. zn., zonder dat een exemplaar daarvan het bewijs kan leveren. Iets beter geïnformeerd zijn we over de productie van enkele Nederlandse uitgevers uit de jaren zestig. Zo publiceerde H. Nijgh (Rotterdam) in 1861 een Beweegbaar en Nieuw
Uit trekboek met ‘De Rijdschool’ [ca. 1880?].
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit: Het nieuwe Huis. Leiden, P.J. Trap, [1862].
beweegbaar prentenboek met schuifwisselprenten van steendrukkerij H.L. van Hoogstraten te 's-Gravenhage en een trekboek, De Poppenkast (1862), met gekleurde litho's van het zelfde bedrijf. Blijkens aankondiging in het Nieuwsblad voor den Boekhandel, jrg. 1861-1862, werd voor al deze Nijgh-uitgaven leentjebuur gespeeld bij Dean's (New) Moveable Books. Datzelfde gold voor de beweegbare prentenboeken van uitgever P.J. Trap te Leiden met handgekleurde litho's door zijn oudste zoon Pieter Willem Marinus Trap (1821-1905), wiens steendrukkerij gevestigd was aan de Papengracht aldaar.Ga naar eind20. Het betreft hier vier boeken met trekbewegingsmechaniek: Het nieuwe Huis (1862), waarin alle fasen van bouw en woninginrichting tot behangen toe in acht platen worden uitgebeeld, naar The History of how Ned Nimble built his Cottage (Dean's Moveable Books, 1861); Kinderspelen (1864); Roodkapje (1866) en Vertooningen (1864), een trekboek
Omslag van De van ouds bekende Chinesche Schimmen. Leiden, P.J. Trap, [1864].
met circustaferelen zoals van Blondin, de koorddanser, die hoog in de lucht pannekoeken bakt. Bij een andere evenwichtskunst heet het: Daar's weer Blondin. Hoog op het koord
Gaat hij een luchtsprong wagen.
Hebt gij van 't waagstuk al gehoord?
Mij kan 't niet behagen.
Wie ijvrig leert, behoeft geen kunst
Zoo vol gevaar te toonen;
Want ieders achting, ieders gunst
Zal steeds zijn ijver loonen.
Verder publiceerde Trap nog twee andersoortige beweegbare prentenboeken: De van ouds bekende Chinesche Schimmen (1864) en Honderd wisselende Tafereelen (1866). Het Chinesche Schimmenboek bevat vier toneelstukjes: ‘De Wrakke Brug, of hoe nuttig het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||
zwemmen is’, ‘De Gebroken Brug, of hoe men elkander noodig heeft’, ‘Betje en haar katje, of het gevaarlijke der achteloosheid’ en ‘Twee jeugdige Visschers, of Geduld en volharding’. Elk tafereel van beweegbare figuren in zwart tegen een gekleurde achtergrond is bedekt met een transparant blaadje, zodat men echt de indruk van een schimmenspel krijgt. Als voorbeeld diende The Popular Performance of Galanti Show (Dean's New Moveable Books, 1861). Honderd wisselende Tafereelen is een omklapboek met zes gekleurde litho's. Over ieder prentje zitten drie andere prentjes in twee delen, die bij het wegslaan telkens nieuwe taferelen tonen. Of deze beweegbare prentenboeken voor Trap een commercieel succes zijn geweest valt te betwijfelen, want vier ervan vinden we in 1870 terug in een aanbiedingslijst van de Amsterdamse uitgever Jan Vlieger. Behalve de zes beweegbare boeken met eigen imprint heeft P.W.M. Trap ook voor andere uitgevers soortgelijk werk gelithografeerd. Zo in 1861 voor P.C. Hoog te Rotterdam het geestige trekboek De partij van Mevrouw de Poes (naar Dean's Moveable Book Pussy's Party). Prent 1 toont ons een goed burgerlijk poezengezin met dit onderschrift: Een deftige kat, met veel centen, bezat
Drie dochters bevallig en aardig;
‘Kom, neem 't er eens van,’ zei mevrouw tot haar man,
‘En geef een partij onzer waardig.’
Hij zet zich vol zwier, neemt pen en papier,
En noodigt zijn kennissen vaardig.
Plaat 2: ‘Van mijlen in 't rond verschenen terstond/ De gasten langs muren en daken.’ Alleen één stel komt per rijtuig. Op plaat 3 zitten alle katten te eten en te drinken en ‘Iedre kat, rijk of kaal, prees het heerelijke maal’. Bij plaat 4 en 5 richt de camera zich op Mejufvrouw Minet en de zwarte Volpret, die het als danspartners goed met elkaar kunnen vinden. Na het dansen trekken de poezen zich terug in het speelsalon voor een partijtje whist (6). Als het feest afgelopen is, brengt iedere hij een poesje naar huis (7). Zo ook biedt Volpret zijn arm nu aan Minet, ‘En ze wandlen in 't maantje vóór 't scheiden.’ Maar de andere dag na het middaguur komt Volpret als een volleerde dandy met Tudor-hoed en een wandelstok met goudknop om Minetje het hof te maken: ‘Hoe vaart gij?’ vraagt hij teêr; zij lispt: ‘Dankje, mijnheer,’/ En de tuin ziet ze van liefde blaken’(8). Eveneens van de hand van P.W.M. Trap is het in 1875 bij Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam verschenen schuifplatenboek
Uit: De partij van Mevrouw de Poes. Rotterdam, P.C. Hoog, [1861].
Telkens wat anders (naar Dean's New Book of Dissolving Pictures). Door aan een kartonnen strip onderaan de pagina's te trekken kan men hier bijvoorbeeld een schip in een trein veranderen of een ‘dappere’ soldaat uit de Atjeh-oorlog in een gepensioneerd oudgediende op Bronbeek, het militaire rusthuis bij Arnhem. Dat laatste tafereel, terloops, richt zich onmiskenbaar op een Nederlandse publiek. Ook de bekende Amsterdamse prentenboekuitgever G. Theod. Bom is in de jaren zestig op het gebied van de ‘movables’ actief geweest met titels als Kindervreugd (1864), Robinson Crusoë (ca. 1865, met flappenprenten door Emrik & Binger naar Engels model) en Kunstenmakers aan het werk (1875). Oorspronkelijk Nederlands daarentegen lijkt: Wat er al zoo in de wereld te zien is en Wat er van komt. Een aardig boek voor kinderen, met | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kind te water en kind wordt gered uit: Telkens wat anders. Met beweegbare platen. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, [1875].
bijschriften door P.J. Andriessen (ca. 1860). Dit zijn weer zogenaamde ‘turn-ups’, waarbij door het opklappen van de helft van de plaat een andere voorstelling ontstaat. Net als Bom beproeft ook zijn gewezen knecht Hendrik Vleck in deze jaren zijn geluk met de toen populair geworden trekboeken. Van hem kennen we De Boerderij (1863) met versjes van J. Schenkman en gekleurde litho's door A.B.H. Braakensiek en het Beweegbaar Honden en Apen Boek (ca. 1863), eveneens met rijmpjes van Schenkman maar nu met litho's van ‘Steendruk en Kleurinrigting J.J. Sleyser’ te Leiden. Vooral dat laatste trekboek oogt heel attractief. Schenkman speelt hier de rol van geëngageerd toekijker die elk tafereel van dit straattheater voorziet van commentaar: Wat zitten die Apen daar heerlijk te smullen,
Wanneer ik er bij zat, dan at ik wis meê;
Zij schijnen hun maagje geducht thans te vullen;
Want ieder van hen, eet op 't minst wel voor twee.
Maar kijk me dien kok eens, dat schijnt mij een baasje,
Hij zet een flesch wijn zoo pardoes voor zijn mond,
En drinkt haar zóó ledig, al heeft hij geen glaasje,
O foei, het is schande, die maakt het te bont!
Van omstreeks 1865 dateren ‘Belinfante's Nieuwe Prentenboeken’ in kwartoformaat, bestaande uit: Robinson Crusoë, Roodkapje en Wouter Wonderman's wondervolle verrassingen. De eerste twee zijn echte pop-ups ‘met samengevouwen uitgesneden, handgekleurde voorstellingen in steendruk, die men met behulp van een lintje rechtop kan zetten’. Wouter Wonderman's wondervolle verrassingen daarentegen is een omklapboek van acht bladen met uitslaanbare flappen die telkens andere taferelen tonen.Ga naar eind21. Hyperzeldzaam lijken twee uitgaven uit 1868 van A. Tjaden te Deventer: Het Prentenboek met Mechaniek en Het Prentenboek met levende Beelden, beide alleen in een privé-collectie, wat ook geldt voor het komische omklapboek Charivari van ca. 1870, dat tot het steeds geliefd gebleven ‘kop-romp-benen’-type behoort. Het Prentenboek met Mechaniek is in meer dan een opzicht attractief, omdat het naast een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Kersavond’-scène en ‘De Toover-Lantaarn’ ook nog twee originele Sinterklaastaferelen bevat: ‘Strooiavond’ en ‘Sinterklaas Banketbakker’.
In de jaren zeventig en tachtig bereiken de beweegbare prentenboeken hun hoogste populariteit. Verreweg de meeste dienen enkel voor vermaak, waarbij de tekst er weinig toe doet. Een uitzondering vormt het ‘Leerzaam prentenboek’ van het schoolhoofd Willem Degenhardt, Wie kijkt er meê? (Amsterdam, Jan Leendertz, 1870), waarin de werking van thermometer, barometer, pendule en kompas door vier beweegbare chromolithoplaten zichtbaar wordt gemaakt.
Tot het beste wat er op dit gebied in de negentiende eeuw voor Nederlandse kinderen op de markt is gebracht, behoren stellig de uitklap-prentenboeken van Elise van Calcar (1822-1904). Onder de verzamelnaam ‘Wonderboeken voor 't jonge Nederland’ verschenen bij Van Egmond & Heuvelink te Arnhem: Nooit uitgekeken, Altijd wat anders en Telkens mooijer. Met bijschriften van Mevr. Elise van Calcar. Alledrie zijn ze voorzien van acht pagina's tekst, eenzelfde omslag en acht verschillende platen in chromolitho door Emrik & Binger, waarvan vier met overslaande flappen (overlays). Maar wanneer verschenen deze Wonderboeken? In het Nieuwsblad voor den Boekhandel van mei 1872 plaatsten Van Egmond & Heuvelink een advertentie dat zij voortaan onder die firmanaam samen zouden optreden, iets wat tot 1882/1883 heeft geduurd. Ruim een jaar later vinden we in de Arnhemsche Courant van 19 november 1873 inderdaad hun aankondiging van Elise van Calcar's Wonderboeken, met de toevoeging: ‘ouders enz. worden op dit nieuw genre prentenboeken bijzonder attent gemaakt’. Met ‘nieuw’ doelen de uitgevers ongetwijfeld op het systeem van de overslaande flappen.Ga naar eind22. Op 16 december 1880 vond er een boekenveiling plaats door C.L. Brinkman, uit het fonds van Tielkemeijer (overleden 20 mei 1880 te Arnhem) en anderen, waarbij het restant van de drie wonderboeken gekocht werd door J. Vlieger.Ga naar eind23. Nooit uitgekeken verscheen het eerst en vertelt over poppenspel, kermispret, ijsvermaak en twee ruitertjes met hun hobbelpaard en stokpaardje. De pedagoge Elise van Calcar richt zich bij de beschrijving van de platen dikwijls over de schouders van de kinderen heen tot de ouders. Bijvoorbeeld: ‘Het poppenspel is eigenlijk het eerste levensthéâtre; de komedie van het dagelijksch leven wordt er op ten toneele gevoerd en het kleine meisje geeft er de bewijzen hoe het huiselijk leven op haar gemoed
Uit: Beweegbaar Honden en Apen Boek. Met versjes van J. Schenkman. Amsterdam, Hendrik Vleck, [ca. 1863].
gewerkt heeft en toont het duidelijkste, wat zij er door geworden is’. Het ijsvermaak heet ‘een genot voor alle standen’. We zien op de voorstellingen zowel een paard voor de slede waarin een deftige heer en dame zitten, als ook duwsleetjes met een oud vrouwtje; verder een sliert vrolijke jongelui, een soldaat in uniform en een boerenknecht zo maar in zijn kiel, allen tegen een Hollandse achtergrond van molen, kerk of boerderij. Tegelijk kwam ook Altijd wat anders op de markt dat opent met Jan Klaassen, die bij de jongens en meisjes nog populairder zou zijn dan Sinter-Klaas, omdat Jan geen onderscheid maakt tussen zoete of stoute, rijke of arme kinderen. Allen laat hij lachen ‘dat ze schudden’. Hij deelt weliswaar klappen uit, maar krijgt zelf ook van Katrijn op zijn kop. Eigenlijk, zegt Elise, is het ‘heel leelijk van een mensch om plezier te hebben in rusiemakers en vechters’. Toch is het een feit dat hoe meer klappen er vallen, hoe sneller de toeschouwers toestromen. Na de voorstelling van Jan Klaassen volgen een bezoek aan de dierentuin en de genoegens van het buitenleven | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit: Charivari [z.p., ca. 1870].
Kermispret en ijsvermaak uit: Elise van Calcar, Nooit uitgekeken. Wonderboeken voor 't jonge Nederland. Arnhem, Van Egmond en Heuvelink, [1873].
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||
Jan Klaassen uit: Elise van Calcar, Altijd wat anders. Wonderboeken voor 't jonge Nederland. Arnhem, Van Egmond en Heuvelink, [1873].
voor stadskinderen. Bijzonder fraai en informatief zijn de prenten bij ‘Grootvader's verjaardag’, waar de hele familie rond de tafel wacht op het diner. Naast grootvader zit zijn kleinzoon Frans die het hoogste woord voert. Grootvader zet hem op zijn plaats door te vragen naar de voorwerpen die nodig zijn om de spijzen klaar te maken. Daar heeft hij geen antwoord op.
In de advertentie wordt niet gesproken over het derde boek: Telkens mooijer. Dit zal waarschijnlijk enkele maanden later in 1874 zijn uitgekomen. Het laat afbeeldingen zien van het circus, een jachtpartij, een toverlantaarn en een kinderbal. In dit laatste stukje gaat Elise te keer tegen de deftige dansavondjes voor kinderen die, als ‘kleine fatjes en coquettjes’ in ‘uitgezochte en kostbare toillettjes, overladen met opschik’ dansen. De suggestie wordt gewekt dat het een uit Amerika overgewaaid verschijnsel is. Bij het zien van deze buitengemeen fraai geïllustreerde beweegbare boeken vraagt men zich af wie de prenten ontworpen heeft. Daarover zwijgen zowel de uitgevers als Elise helaas in alle talen. Nadat de firma Trap haar activiteiten op het gebied van de beweegbare kinderboeken had gestaakt, zijn het vooral twee andere prentenboekuitgevers geweest die zich omstreeks 1875 met deze handel zijn gaan bezig-
Achterzijde Jan Klaassen tafereel uit: Elise van Calcar, Altijd wat anders. Wonderboeken voor 't jonge Nederland. Arnhem, Van Egmond en Heuvelink, [1873].
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||
Grootvaders verjaardag uit: Elise van Calcar, Altijd wat anders. Wonderboeken voor 't jonge Nederland. Arnhem, Van Egmond en Heuvelink, [1873].
houden, namelijk I. de Haan te Haarlem en Jan Vlieger te Amsterdam. Bij De Haan verschenen in de jaren zeventig een aantal zogenoemde ‘Tooverprentenboeken’ op kwartoformaat (prijs 90 cent), waarvoor hij bekende Nederlandse kinderboekschrijvers als S.J. AndriessenGa naar eind24. en H.J. Overbeek als tekstbewerker wist in te schakelen. Het prentwerk zelf echter was vermoedelijk van Engelse of Franse origine. Anders dan Trap met zijn trek-boeken werkte De Haan graag met verrassende gedaantewisselingen door middel van omklapplaten en gatenprenten die als rarekiek op de kermis functioneren. Zijn ‘Tooverprentenboeken’ stellen ons echter ook inhoudelijk voor verrassingen. Een curieus geval is voorbeeld: Hé! Dat's aardig. Tooverplaatjes ‘met bijschriften van H.J. Overbeek’ (1877). Zo staat althans te lezen op de kaft maar binnenin is er opeens sprake van ‘De Rarikiek der Verrassingen’. Het boek voert de lezer razendsnel langs diverse kijkkasten op de (Londense?) kermis. Wat krijgt hij zoal te zien? Een legerkamp, waar het ‘aardig marketenstertje’ juffrouw Radle de generaal een glas wijn inschenkt; aansluitend een krijgstafereel. Verder Tom Tupman en David Wardle op de schaats, twee matrozen bij een schip, een indianenfeest en de tovenaar Montecuculli die een kanon afschiet maar de kogel vervolgens uit de lucht plukt. Als verhaal past Hé! Dat's aardig helemaal binnen de traditie van de kijkkastvertelling, zoals we die al hoorden uit de mond van korporaal Smit in het Groot Nederlandsch Prentenboek van Ising en Van Zeggelen. Hier echter wordt de lezer tegelijk kijker, omdat de drie middelste platen een gat hebben, waardoorheen telkens met behulp van de buitenste prenten andere gezichten opduiken. Het boek functioneert dus zelf enigszins als peepshow. Aan het eind van de rondgang adviseert de gids hen die spijt hebben van hun drie cent om zijn prentenboek te kopen. ‘Tooverprentenboek’ schijnt overigens dè Nederlandse naam te zijn geweest voor een metamorfose-prentenboek met flappen, zoals blijkt uit het Toover-Prentenboek dat Amand Lithografie te Amsterdam omstreeks 1872 in eigen beheer uitgaf.Ga naar eind25. De twee kwarto delen bevatten respectievelijk: ‘Klein Duimpje’ + ‘Roodkapje’ en ‘Lotgevallen van Robinson Crusoë’ + ‘De gelaarsde kat’, waarbij ieder verhaal weer geïllustreerd wordt door twee kleurplaten met vier ‘overlays’. Van hetzelfde soort is Agatha's Een prettige Vacantie (Rotterdam, Hendrik Altman, 1877) met de ondertitel ‘Tooverboek’.
Met hun voortreffelijke kleurendruk op goed papier staken De Haans ‘Tooverprentenboeken’ gunstig af tegen de massaproductie van prijsbreker Jan Vlieger. Vergeleken met deze echter waren alle eerdere Nederlandse uitgevers van beweegbare prentenboeken maar kleinhandelaars. Na verloop van tijd had Vlieger zowat al hun onverkochte restanten overgenomen om die, vermeerderd met aankopen van buitenlandse uitgevers, tot een omvangrijk eigen fonds uit te bouwen. Hoewel Vlieger zijn boeken nooit dateerde, valt dit proces van overnames goed te volgen aan de hand van opeenvolgende prijscatalogi. In zijn eerste prospectus van 1870 vermeldt Vlieger slechts vier beweegbare prentenboeken: Chineesche Schimmen, Kinderspelen, Vertooningen en Roodkapje, die hij alle van Trap uit Leiden had overgenomen. Alleen kostten ze nu 80 cent in plaats van f 1,25. Blijkens een volgende catalogus van ca. 1886 had Vlieger op dat tijdstip negen beweegbare boeken in zijn fonds die samen serie 37 vormen. Daaronder zitten nog twee ‘oudjes’ van Trap, Vertooningen en Kinderspelen, en twee (mogelijk zelfs vier) winkeldochters uit het fonds-Bom, namelijk: P.J. Andriessens Wat er al zoo in de wereld te zien is en Wat er van komt. Voorts twee omklapboeken van M.P. Rosmade (schuilnaam voor de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||
Tom Tupman en David Wardle op de schaats uit: Hé! Dat's aardig. Tooverplaatjes met bijschriften van H.J. Overbeek. [binnenin getiteld:] De Rarikiek der Verrassingen. Haarlem, I. de Haan, [1877].
Alkmaarder Evert Masdorp, 1818-1871): Piet Durf, hoe wonderlijk het hem verging bij het oplaten van zijn vlieger en Piet Durf, zijn reis met de luchtballon (1872). Uit Engeland (?) komt verder Uitspanning na inspanning, met bijschriften van George (1880). Onduidelijk blijft dan alleen de herkomst van Ant. L. De Rop, Prettige afwisseling en van De Circus.Ga naar eind26. Dit alles vormde voor Vlieger nog maar een begin. Rond de eeuwisseling had hij liefst vier series van bij elkaar dertig beweegbare prentenboekentitels in magazijn (zie bijlage), waaronder echter geen van eigen makelij. Zo was de klein kwarto serie 24 in haar geheel afkomstig van Tuck. Ook serie 26, ‘Agatha's Pantomine prentenboeken’ op groot formaat, was door Vlieger en bloc overgenomen, ditmaal van Robbers te Amsterdam. Ze telde vier titels: Asschepoetster, Robinson Crusoë, Roodkapje en Bella en de Beer (naar Beauty and the Beast) en was door Robbers op zijn beurt in 1894 als co-productie aangekocht van Mc. Loughlin's Bros., New York. Deze Pantomine prentenboeken zagen er overigens aantrekkelijk genoeg uit met chromolitho omklapplaten
Slotplaat uit: Het mooiste van de kermis. Tooverplaatjes. Met bijschriften van H.J. Overbeek. [ca. 1877].
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Aan 't strand’ uit: Goeverneur's Prentenboek met tachtig wisselende tafereelen. Amsterdam, J. Vlieger, [1875].
door L. van Leer & Co. te Haarlem en korte prozateksten van Agatha. Een Vlieger-boek dat er uitspringt door zijn echt Nederlands karakter is Goeverneur's Prentenboek. Met tachtig wisselende tafereelen (1875). Het bestaat uit acht tweezijdig bedrukte kleurplaten met flappen die, omgevouwen, een beeldverandering teweeg brachten. Ze illustreren aldus vier rijmvertellingen van Jan Goeverneur: ‘In 't Paardenspel’ (over een bezoek aan circus Carré), ‘Aan 't Strand’ (te Scheveningen), ‘Vijverlust’ en ‘Sint Nicolaas’. Het kost Goeverneur geen moeite om zich met de kinderen te identificeren. Hij deelt hun enthousiasme, is even vrolijk of - in de nabijheid van Sinterklaas - even gespannen. En hij weet dat jongensachtig gevoel ook feilloos over te dragen: Ik ben geweest in 't paardenspel
En jongens! wat ik daar al zag,
Was zóo wat moois, dat men het wel
Een wonder noemen mag.
De prenten laten het ook zien: de bruine hengst van ‘vast wel tienduizend gulden’, het kostlijk geklede danseresje, de ruiter die door een ton springt en, mooist van al, de hansworsten of clowns. Intussen vragen wij ons af, hoe Vlieger aan Goeverneur is gekomen (of omgekeerd) en wie die fraaie, door L. van Leer gelithografeerde platen ontworpen heeft.
Behalve Vlieger, en zelfs eerder dan deze, waren er nog andere grote opkopers van fondsvoorraden in Nederland actief, zoals Gebr. Koster (Amsterdam), Gebr. E. & M. Cohen (Nijmegen-Arnhem-Amsterdam) en D. Bolle's ‘Bazaar van goedkoope boeken’ te Rotterdam, die sinds 1870 de hele tweedehandsboekenmarkt beheersten.Ga naar eind27. Bij deze laatste verschenen omstreeks 1895 ook enkele beweegbare boeken, die stellig op overname berusten, namelijk: Mijn prettigste boek, Als de dieren konden spreken! (beide met trekmechaniek) en Een daagje in 't bosch, een Panorama opzetboek in oblong kwarto naar A day in the forest (Londen, Raphael Tuck). Daarbij kwamen later nog ‘Zes Nieuwe Tooverprentenboeken’ van I. de Haan.Ga naar eind28. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit deze reeks van overnames mag misschien worden geconcludeerd dat het publiek tegen het eind van de eeuw langzamerhand overvoerd raakte van al die beweegbare prentenboeken, wat vanzelf leidde tot een scherpe prijsval. Tekenend is al dat het niveau van de tekstleveranciers met namen als Rosa, Stella Mare of Mopje (!) steeds geringer werd en dat beweegbare prentenboeken soms niet eens meer een uitgeversadres meekregen. Afnemende belangstelling onder het kopend publiek verklaart wellicht ook waarom het werk van een genie als Lothar Meggendorfer hier nauwelijks weerklank gevonden heeft. Zelfs zijn wereldberoemde Internationaler Circus (1887) is nooit een Nederlandse bewerking gegund, tenzij dan als moderne reprint bij Ploegsma, Zeist. Toch zijn er hier in die laatste decennia van de negentiende eeuw nog wel enkele interessante beweegbare prentenboeken verschenen. Eerst en vooral: A.B.C., de poes gaat meê. Alphabet voor kinderen met nieuwe verrassende prentjes, versjes van P. Louwerse (Schoonhoven, S. & W.N. van Nooten, 1880). We hebben hier inderdaad met een verrassend flappenboekje te maken, waarbij alle hoofdletters van het alfabet worden afgebeeld op zes kleurenlitho's, die bij het omvouwen dezelfde letter met bijpassende woorden in cursief laten zien. Tot de betere boeken horen verder Beste Maatjes met beweegbare plaatjes door Christine ten Hove (1899) en Marie Hildebrandt's Nieuw beweegbaar dierenboek (ca. 1900) met opklapbare leeuwenkooi, vogelhuis, apenverblijf en aquarium. Amusant is zeker ook Draai maar verder! (ca. 1890), ‘Prettig prentenboek voor groot en klein mit veranderlijke Figuren, genomen uit het dagelijksch leven’, waarvan de ondertitel reeds de Duitse herkomst [Carl Schaller te Fürth] verraadt. Door middel van een draaischijf verschijnen hier beurtelings de gezichten van Baas Pikdraad, een Engelsman, een schommelend kind, een wasvrouw en een pianist. Aparte vermelding om hun onderwerp verdienen nog twee mobiele ‘Struwwelpeters’Ga naar eind29.: Stella Mare (pseudoniem van mevr. Estella Visser-Zadoks): Uit het leven van Piet de Smeerpoets (Almelo, W. Hilarius, ca. 1895), een trekboek bewerkt naar Tuck's Slovenly Peter en De Tooverlantaarn Struwelpeter door Rosa (Amsterdam, H. Campagne & Zoon, [1897]), met draaischijf en berijmde tekst naar The Magic Lantern Struwwelpeter van uitgever Frederick Warne/Londen. De berijmde stukjes - Piet de Smeerpoets, De jongen die niet eten wilde, De Vernielal, Het meisje met de lucifers, De drie jongens en de inktpot, Jan kijk in de lucht, De wreede Piet, De Gulzigaard, Nuffige Nel, Het sloddervosje, Hein de nestjes-roover, Flip de schommelaar, en Tom de huilebalk - zijn deels imitaties van Hoffmann, deels eigen fantasie. Nieuw is gulzigaard Kees die zoveel chocolade binnenslokt dat hij eerst geel, dan bruin en tenslotte zelfhelemaal chocolade wordt. Zo zeldzaam als de meeste beweegbare kinderboeken uit de negentiende eeuw tegenwoordig zijn, zo dikwijls ziet men ook nu nog Van prinsesje tot Koningin. Een aardig tooverboek met versjes van F.H. van Leent. Het verscheen, net als Het Kronings ABC, bij de Erven Loosjes te Haarlem ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina op 6 september 1898. Zoals de aanduiding ‘tooverboek’ al aangeeft is het een flappenboekje, in dit geval zonder buitenlands voorbeeld. Anders dan Van Leents gelijktijdig verschenen inhuldigingsprentenboek Haantje de Voorste lijkt Van prinsesje tot Koningin bedoeld voor een zo groot mogelijk publiek. Werd het misschien in 1898 uitgedeeld aan de Nederlandse schooljeugd? Dat zou in elk geval de vele overgebleven exemplaren kunnen verklaren. Net als Louise B.B. in De Jeugd onzer Koningin (1891) schetst Van Leent hier in enkele kwasi-intieme tafereeltjes het privé-leven van de jonge Wilhelmina. Ook haar Ierse setter Swell is weer prominent aanwezig.
Tegen het eind van de eeuw beleeft het boek met beweegbare platen op technisch en biologisch gebied een opmerkelijk revival. Vooral AE.E. Kluwer (Deventer) en A.W. Sijthoff (Leiden) publiceren nu een groot aantal boeken met uitklapplaten over de vrouw, het paard, het menselijk oog, de gelijkstroom-stoommachine enzovoort. Maar die richten zich allemaal tot volwassenen. Het blijft altijd moeilijk te bepalen wat nog binnen het domein van de beweeglijke prentenboeken valt. Zeker is dat vooral de tweede helft van de negentiende eeuw zich verlustigde aan allerlei bijzondere boekvormen die, soms nauw gerelateerd aan de beweegbare boeken, weer op andere wijze een verrassingseffect nastreefden. Ook nu moeten we ons beperken tot een kleine selectie. | |||||||||||||||||||||||||||
TheaterboekenUitgever Schreiber te Esslingen heeft vooral naam gemaakt met zijn tot in onze dagen herdrukte bouwplaten en theaterboeken, die nauw verbonden zijn aan de ontwikkeling van het papiertheater. Papiertheaters zelf kwamen voor het eerst omstreeks 1810 op de markt in Londen, sinds 1825 ook in Duitsland en Frankrijk. Daarmee werd het grote volwassenen-theater in de huiskamer geïntroduceerd. Men moest zo'n microtheater (toch altijd nog 35 × 49 × 40 cm.) zelf in elkaar zetten | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||
met behulp van vier of vijf bouwplaten waarop alle onderdelen - proscenium, toneelscherm, coulissen, achtergrond plus diverse toneelfiguren - stonden afgebeeld. Het bijgeleverde tekstboekje maakte dan een huiskamervoorstelling mogelijk. Een aparte, vooral in Frankrijk geliefde nevensoort van het gewone papiertheater waren de schimmenspelen, dikwijls aangeduid als ‘Ombres Chinoises’.Ga naar eind30. Maar dat had toch allemaal meer weg van een poppenkast dan van een speelboek. Een bij mijn weten uniek speelboek verscheen in 1874 bij Julius Hoffmann te Stuttgart onder de titel: Märchen-Theater, ‘Mit 15 Ziehbilder in Farbendruck mit begleitendem Text von Wilhelm von Breitschwerdt’. Het bestaat uit een vierkanten kartonnen schuifhoes met uitgesneden proscenium op het voorplat. De bedoeling is dat iemand de vijftien chromolithoplaten beurtelings naar voren schuift en onderwijl de los bijgevoegde sprookjestekst leest of voordraagt. Niet echt handig in het gebruik en tamelijk bewegingloos in vergelijking met de gewone papiertheaters. De volgende stap, door Schreiber gezet, was nu een pop-up prentenboek voor kinderen waaruit zich bij het openen vanzelf een of meer theaterscenes ontvouwen zoals: Theater-Bilderbuch (1878) met vier scenes (Roodkapje, Hans en Grietje, In de kerststal, Bij de kerstboom) op tekst van Franz Bonn en Allerneuestes Theaterbilderbuch mit beweglichen Figuren (1883) met tekst van Isabella Braun (1815-1886). Dit laatste boek bevat opklapbare kindervoorstellingen bij elk der vier seizoenen, waarbij ook de losse onderdelen soms nog enige bewegingsmogelijkheid bezitten. Enigszins anders van constructie is een Theater-Bilderbuch van ca. 1880 in groot kwartoformaat (32,2 × 26,5 cm) dat, uitgeklapt, vier taferelen toont van De arme Robinson, De gelaarsde Kat, Roodkapje en Doornroosje.Ga naar eind31. Er bestaat hiervan wel een Franstalige versie, als Grand théatre en actions verschenen bij A. Capendu te Parijs, maar uitgaven met Nederlandse tekst ben ik nooit tegengekomen. | |||||||||||||||||||||||||||
Leporello's of harmonicaboekenLeporello's kennen we allemaal van de souvenirwinkel, waar zulke uit één lange, meermalen gevouwen strook bestaande harmonicaboekjes verkocht worden. De term zelf is ontleend aan Leporello, de knecht van Don Giovanni uit Mozarts gelijknamige opera (1787), die alle liefjes van zijn meester van een dergelijke lange lijst opleest. Vanaf de zeventiende eeuw verschenen op verschillende plaatsen in Europa prentenseries in leporello-vorm van optochten, stadsgezichten, klederdrachten, theaterfiguren enzovoort. Als prentenboek voor kinderen werd het harmonicaboek pas rond 1850 populair, vooral in Engeland, waar met name de paardenrit van John Gilpin zich uitstekend leende voor een meterslange leporello. De Engelsen zelf echter spreken verwarrend genoeg liever van ‘Panorama boek’ ter aanduiding van de wat grotere, als een kamerscherm uitvouwbare leporello, die dan dikwijls tegelijk als insteekboek dient. De Londense firma Raphael Tuck & Sons grossierde er zelfs in.
Van zulke leporella-achtige panoramaboeken bestaan er ook diverse met Nederlandse tekst, zoals Zomervacantie aan zee. Bewerkt door Marie Hildebrandt [naar Raphael Tuck, Londen]. Amsterdam, Scheltens & Giltay, [1912], in oblong folio. Nog uit de negentiende eeuw dateren bijvoorbeeld: Kijkjes in het honden en apen circus (Amsterdam, Jac. Robbers, 1887, 24 × 186 cm.) en Boontje komt om zijn loontje (Amsterdam, ca. 1890, 25 × 434 cm.). Een vroege leporello van uitzonderlijke klasse is de in hoofdstuk 21 genoemde Kleine Galery van Prenten en Spreuken voor de Jeugd (Düsseldorf, Arnz & Comp. [ca. 1838] en Het Nieuwe Prenten Alfabet Boeck voor Kinder. Das Neue Bilder ABC Für Kinder (z.p., ca. 1855).Ga naar eind32. De fraaie handgekleurde platen hier hebben een Duits-Nederlands onderschrift. Het begint met: A - Arabier Araber. Opmerkelijk zowel naar thematiek als uitvoering zijn twee prentenboeken in leporellovorm: De Flesch en De Kinderen van den Dronkaard, beide ‘Gevolgd naar de 8 Teekeningen van G. Cruikshank. Met Bijschriften door W. Mets Tzn.’ (Amsterdam, Gebrs. Koster, 1890, in oblong kwarto). Aan de ene zijde van de bladen staat een doorlopende prozatekst, vertaald naar Ch. Mackay, The Bottle (1847) en The drunkard's children (1848); aan de keerzijde vinden we acht chromoplaten door Amand met een berijmd onderschrift, die de fatale gevolgen van de drankzucht in fel-realistische taferelen afschilderen: Waanzinnig! treurig lot, gevolg van 't zondig drinken,
Gij zijt meest 's dronkaards eind. Wel hem die krachtig strijdt,
En zich te ontworstlen weet aan het jenever drinken,
Waardoor de maatschappij de grootste ellende lijdt.
Eerder al, in 1848, had de Haagse predikant T.C.R. Huydecoper met hetzelfde doel en naar dezelfde gravures van George Cruikshank De Flesch ‘in acht steendrukplaten’ ('s-Gravenhage, J.L. van der Vliet) uitgegeven. Dit prentenboek beleefde minstens vijf drukken en bleek een halve eeuw later nog actueel. Niet echt iets om kinderen voor te zetten, zou men denken. Maar het betrof wel een probleem waar het negentiende- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit: De Flesch. Gevolgd naar de 8 Teekeningen van G. Cruikshank. Met Bijschriften door W. Mets Tzn. Amsterdam, Gebrs. Koster, 1890.
eeuwse proletariaat van jongsaf mee geconfronteerd werd. | |||||||||||||||||||||||||||
KledingboekenGa naar eind33.Uitzonderlijk wat betreft illustratie kan men de twee zeldzame uitgaven noemen die in de jaren zestig verschenen bij A. Tjaden te Deventer: Lina, het vermiste kind [1862] en Rudolf en Susanna, of beloonde ouderliefde [ca. 1865]. Ze heten allebei op de omslag naar het Engels van dezelfde, niet nader genoemde auteur en kostten f 1.90. Beide prentenboeken met een gelithografeerde slappe kaft zijn geïllustreerd, het eerste met zes, het andere met vier kleurenlitho's van P.W.M. Trap te Leiden. Het bijzondere is echter dat de afgebeelde hoofdpersonen (en zij alleen) kleren dragen van echte stof, die ten dele op de figuren werd vastgeplakt. Fluweel, linnen, tule en zijde zijn hier toegepast om een zeker driedimensionaal effect te bereiken. Uitgever TjadenGa naar eind34. gebruikt hiervoor zelf op het titelblad van Rudolf en Susanna de term ‘Kleedingboek’, wat wel een vertaling zal zijn van het Engelse ‘Dress book’. In Nederland zijn dit, voor zover nu bekend, de enige van in totaal drie boeken met een dergelijke outfit. Het eerste verhaal gaat over het kind van rijke ouders, de driejarige Lina, die ontvoerd wordt door een kermisgast, nadat zijn eigen dochtertje overleden is. Lina krijgt een training als schoonrijdster op het paard om zo veel geld te verdienen. Na de dood van haar ‘baas’ krijgt diens vrouw berouw en brengt Lina terug bij haar ouders. In Rudolf en Susanna verliest hun vader, een speculant in effecten, zijn fortuin. Hij sterft met achterlating van een grote schuld en het gezin moet nu zien rond te komen met moeders weduwepensioentje. Beide kinderen doen daarom hun best om voor haar iets bij te verdienen. Zo neemt Susanna allerlei naaiwerk aan, terwijl Rudolf naar Indïe vertrekt. Daar redt hij een rijke planter die aangevallen wordt door een tijger het leven om vervolgens met diens dochter te trouwen. Allen gaan dan samen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||
terug naar Rudolfs vaderland en nemen hun intrek in een groot kasteel. Uitgever Tjaden te Deventer moet met deze twee kledingboeken weinig succes hebben gehad. In het Nieuwsblad voor den Boekhandel van januari 1878 vinden we althans onder de pas verschenen boeken opnieuw deze twee titels in klein formaat, nu met zestien pagina's en slechts twee platen, op naam van zekere Elize.Ga naar eind35. De prijs bedraagt dan vijftien cent per stuk! Van heel andere aard is het derde kledingboek: De nette juffer Carabas [1880], uitgegeven door Gebroeders Belinfante te 's-Gravenhage. Acht satirische prenten met elk een vierregelig onderschrift tonen ons de hoofdpersoon: Dat's Juffer Carabas, die gij hier voor u ziet,
Ze is altijd net gekleed, wat zij ook doet of niet,
Ze veegde met haar stoffer vlijtig hier den grond,
Toen ze in een hoekje op eens een blinkend kwartje vond.
Daarmee koopt ze op de markt een biggetje, stopt het onwillige beest in een zak van de molenaar en belandt eindelijk thuis. Na het eten is juffer Carabas zo moe dat ze haar nachtpon aandoet, papillotten zet en gaat slapen. De volgende ochtend wast ze het bigje, ‘kijkt him [!] vriendelijk aan’ en constateert dat ze gelukkig is. Einde verhaal. Het lijkt een afgeknotte versie van ‘De oude vrouw en haar Bigge’, waarbij Carabas net zo'n karikaturale Judy-kop heeft als Moeder Hubbard en Vrouw Trot (zie hoofdstuk 5). Duidelijk is wel dat ook dit boekje naar een Engels voorbeeld is gemaakt. De uitgever had zich blijkbaar al tegen elke prijsstelling ingedekt: het kostte gekleed f 1,10; op linnen f 0,90; op papier f 0,50. Wat kan het voorbeeld zijn geweest van deze kledingboeken? Onderzoek levert tot nu toe slechts twee titels op van Engelse ‘Dress-, of Dressing-up Books’, beide zonder auteursnaam, uit circa 1860 en voorzien van zes platen. Het ene: Beauty and the Beast, verscheen bij E.C. Bennett te Londen in de serie Drawing Room Dress Books. Het andere: Rose Merton the little Orphan, eveneens te Londen uitgegeven als Dean's New Dress Book,Ga naar eind36. heeft ondanks de gelijksoortige inhoud niet tot model gediend van Lina, het vermiste kind.Ga naar eind37. Daarmee is van geen van de drie ‘Nederlandse’ kledingboeken tot nu toe hun vermeende buitenlands paspoort teruggevonden. | |||||||||||||||||||||||||||
Shapebooks of contourboekenGa naar eind38.Een jaar of vijftien geleden verraste het Utrechtse antiquariaat J.L. Beijers zijn klanten met een catalogus
Rudolf neemt afscheid van Susanna om met het oorlogsfregat te vertrekken uit: Rudolf en Susanna, of beloonde ouderliefde. Deventer, A. Tjaden, [ca. 1865].
(nr. 158) Books and Prints on Food and Drink in de vorm van een schotel. Het is een origineel voorbeeld van een ‘shapebook’ (ook: ‘shaped book’), dat - al naar gelang het onderwerp - de uitgestanste contouren van een hond, kat, mens, pop, huis of ander object kan aannemen. Hoewel het idee om zoiets te maken ogenschijnlijk voor de hand ligt, vinden we dergelijke shapebooks toch pas vanaf circa 1880 en dan voornamelijk, mogelijk zelfs het eerst, in Engeland (Dean & Sons, Nister, Tuck) en Amerika (McCloughlin Brothers). Het zijn bijna altijd prentenboeken voor de allerkleinste kinderen, die niet talen naar auteursnamen of andere bibliografische informatie op het titelblad. Maar er bestaan ook sentimenteel of religieus getinte contourboekjes, bijvoorbeeld in de vorm van een paasei. Shapebooks behoren doorgaans tot het goedkope massagoed. Ze worden ook uitgebracht als reclamemateriaal door winkels en warenhuizen en hun overlevingskans is vanzelfsprekend minimaal. Alleen heel bijzondere stukken zijn soms bewaard gebleven. Vandaar dat ons overzicht geen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||
Omslag van Agatha, Noach's Ark. Amsterdam, Jacs. G. Robbers, [1887].
enkele pretentie van volledigheid of chronologische volgorde kan hebben. Een schoonheid van een beweegbaar shapebook is al meteen de Poppenvilla die de firma P. Kluitman te Alkmaar in 1885 uitbracht. De Engelse pendant heette Dolly's Mansion (London, Jarrold & Sons),Ga naar eind39. maar ook die was gedrukt in Nederland bij L. van Leer & Co. te Haarlem. Eigenlijk betreft het hier een grensgeval, want er is nauwelijks tekst. Toch zit juist daar een opmerkelijk verschil. Terwijl in de Engelse versie op de voordeurmat ‘Welcome’ staat, leest de bezoeker van het Nederlandse poppenhuis bij het binnenkomen ‘Voeten vegen’. Vergelijkbaar met het vorige maar toch heel anders is Het Poppenhuis. Met Bijschriften van Agatha. Amsterdam, H.C.A. Campagne & Zoon, [1890], 35 × 26 cm. en uitgesneden in de vorm van een huis. Ook dit shapebook is bij Van Leer gedrukt, maar nu hebben we met een echt prentenboek te doen. Het Poppenhuis toont in acht paginagrote platen opeenvolgende taferelen uit het dagleven van een aantal poppenkinderen, onder wie ook Jan Klaassen: ontbijt, aan de was, Jan Klaassen oppert een feestplan, het grote bal, het negerjongetje Tom is ondeugend, de poppen drinken buiten thee, een bruiloft met pop Holda als bruid, iedereen moet naar bed. Alle platen hebben een tweeregelig berijmd onderschrift. Op de tegenoverliggende pagina vinden we steeds een langer gedicht, omkaderd door een aantal kleinere tafereeltjes die als het ware detailopnamen laten zien van de hoofdvoorstelling. Wie hier kind en wie pop is wordt niet altijd duidelijk, maar er bestaat wel een duidelijk rangverschil tussen blank en zwart: De negertjes zijn in hun schik;
't Is ook een heele eer,
De sleep te dragen voor de bruid
Van zulk een grooten heer.
Op een van de platen zien we een kerktoren met windwijzer. In de eerste druk draagt die nog de letters s, e, n, en w, wat staat voor: south, east, north en west. Maar in de derde druk blijkt die Engelse origine van de platen te zijn weggewerkt. Nu lezen we gewoon: Z, O, N en W. We blijven nog even in de sfeer van de poppenhuisvesting met P. Louwerse's Groot Poppen hotel (Alkmaar, P. Kluitman, 1892). 12 pp. met vijf chromolitho platen waarvan één over de dubbele pagina. Terugkerend naar Agatha komen we bij misschien wel haar mooiste shapeboek: Noach's Ark in de vorm van een houten huis op een boot (Amsterdam, Jacs. G. Robbers, 1887). De ark van Noach vormt een traditioneel motief in (volks)kunst en literatuur, dat ook in de kinderkamer populair bleef als speelgoed en prentenboek.Ga naar eind40. Hier echter is van die bijbelse oorsprong vrijwel niets meer te merken. Natuurlijk passeren allerlei dieren de revue, van uil tot giraf, wiens lange nek over twee bladen verdeeld wordt. Volgens Agatha's ‘woordje vooraf’ is het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||
voordeel van deze ark in prentenboekvorm dat alles compleet blijft: Ge kunt geen dier verliezen,
Al zijn er nog zooveel.
En dan: deez Ark bezorgt u
Ook nooit verdriet of straf.
Geen beestje kan er breken,
Geen pootje valt er af.
Aan het slot krijgen de kinderen, die steeds met u en ge worden toegesproken, nog wat huiswerk mee: tel eens hoeveel dieren er staan afgebeeld en probeer nu uw lievelingsdier uit te tekenen, of leer anders de versjes van buiten. Bij Robbers verscheen omstreeks dezelfde tijd eveneens van Agatha: Het Huis van Roodkapje's Grootmoeder, met negen chromolitho platen, meest gesigneerd JL. Het bevat naast bekende sprookjes als Roodkapje, De drie beren, Assepoester en De gelaarsde kat ook ‘Jaap de reuzendoder’, een Nederlandse bewerking van ‘Jack the Giant killer’. Voor Nederland lijkt het duo Robbers-Agatha in die jaren haast een monopolie op de productie van shapebooks te hebben gehad, getuige ook de eerder genoemde ‘Pantomine prentenboeken’ 1-4 uit 1894, waarvan het opklapbare voorplat de vorm heeft van een proscenium. Bij De slordige Lise, hare ondeugden en straffen woordelijk en allegorisch (Berlin, A. Engel, ca. 1885)Ga naar eind41. hebben we te maken met een vrouwelijke Struwwelpeter. Dit shapebook in de vorm van een pop telt zes bladen met chromolitho's van Wilhelm Schäfer. Zijn tegenhanger heet De slordige Piet, zijne ondeugden en straffen woordelijk en allegorisch.Ga naar eind42. Een kort signalement kan verder volstaan voor:
Tot slot een exceptioneel fraai specimen: Het Kronings ABC (Haarlem, Erven Loosjes, 1898), in de vorm van een kroon. Uitgegeven ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. | |||||||||||||||||||||||||||
TransparantboekenEen althans voor Nederland zeldzame negentiende-eeuwse noviteit zijn boeken met transparantprenten, waarbij naast de onmiddellijk zichtbare voorstelling nog een andere voorstelling tevoorschijn komt, zodra men die prent tegen het licht houdt. Een prachtig voorbeeld van deze techniek biedt Theodor von Pichler's Transparent-Verwandlungsbilder, zu sechs der schönsten Märchen (Stuttgart, Gustave Weise, ca. 1880, folio).Ga naar eind43. Het bestaat uit een portefeuille met zes chromolitho platen en afzonderlijk bijgevoegd tekstboek van: Tafeltje-dek-je, prinses Sterreroosje (naar Franz Hoffmann), Assepoester, Klein Duimpje, Sneeuwwitje en Doornroosje. Zo verschijnt op een van die platen bij een bepaalde lichtval plotseling het beeld van Sneeuwwitje in de spiegel van de boze koningin. Minder spectaculair maar ongetwijfeld ook van Duitse origine is: Zes verhalen uit Duizend en een Nacht. Met zes doorschijnende chromo's (Gouda, G.B. van Goor Zn., ca. 1885 in octavo). | |||||||||||||||||||||||||||
Plak- en knipboekenZelfwerkzaamheid is, sinds het optreden van de filantropijnen, een van de grondpijlers van de moderne pedagogie. Voor het kind dat een prentenboek in handen kreeg betekende dit, dat het dikwijls al door auteur of uitgever nadrukkelijk werd aangespoord om de platen uit te knippen, in te kleuren en op te plakken. De stoot tot deze praktijk gaf Friedrich Justin Bertuch met zijn Bilderbuch für Kinder (1790). Wanneer dit met smaak onder toezicht van een volwassene gebeurde kon het resultaat heel fraai zijn. Toch moeten zo heel wat kostelijke prentenboeken reeds in de eigen tijd tot plakboek (‘scrapbook’) zijn verwerkt.Ga naar eind44. Een methode met minder schadelijke bijwerking bestond hierin dat kinderen de wit gelaten plekken in een prenttafereel zelf konden beplakken met bijpassende figuurtjes die ze uit een bijgevoegd vel konden knippen. In de jaren zeventig van de negentiende eeuw bracht de Parijse uitgever Hachette voor het eerst zulke legpuzzelachtige prentenboeken op de markt, maar het procédé schijnt niet erg te zijn aangeslagen.Ga naar eind45. Een schitterend exemplaar van deze soort zijn we al tegengekomen in: Iconomanie of zoo maken de kinderen een prentenboek (Arnhem, J. van Egmond Jr., [1869]). Andere voorbeelden zijn: P.H. Witkamp, De vaderlandsche geschiedenis. Aanschouwelijk voorgesteld ten dienste der jeugd. Beelden en groepen om uit te knippen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||
Blaauw Baard Barbe Bleu. Ongebruikte losse invulplakprent, gedrukt en uitgegeven door Amand Lithografie, Amsterdam, [ca. 1875].
(Amsterdam, Gebroeders Binger, [1860]), het Prentenboek zonder einde (Schoonhoven, S. & W.N. van Nooten, 1863), de ‘Knip-Plak Prentenboeken’ Onze lievelingen en Onze vacantiedagen van de firma Allert de Lange te Amsterdam, en Mijn eigengemaakte Prentenboek. De Boerderij (Utrecht, W. de Haan, 1906) met tekst van Christine Doorman. Van Amand Lithografie te Amsterdam kennen we verder enkele losse ‘invul-plakprenten’ van omstreeks 1875 met Frans-Nederlands onderschrift, zoals een ‘Blaauw Baard Barbe Bleu’, die een opstapje vormen naar een volwaardig prentenboek. Voor de verzamelaar van dergelijke speelboeken zijn ongebruikte, dat wil zeggen: onbeplakte exemplaren mèt de originele vellen met invulfiguren, het meest begerenswaardig, hoewel dat natuurlijk strijdt met hun bedoeling. | |||||||||||||||||||||||||||
‘Flickbooks’ of ‘Abblätterbücher’Weer een andere bewegingsvorm bieden de zogenaamde ‘flickbooks’ of ‘Abblätterbücher’, waarvoor de Engelsman J.B. Linnett in 1868 zelfs patent aanvroeg.Ga naar eind46. Dat zijn prentenboekjes zonder tekst met kleine inkepingen bij wijze van vingertoets op de bladrand. Wanneer men zo'n boekje met de duim snel doorbladert, gaan de prenten ogenschijnlijk bewegen als in een stomme film. In sommige gevallen was er zelfs sprake van een dubbele reeks bewegende beelden, al naar gelang men van voor of van achteren doorbladerde. Het spreekt
Uit: Onze lievelingen. Knip-Plak Prentenboeken. Amsterdam, Allert de Lange, [ca. 1900].
vanzelf dat zulke objecten haast per definitie sterk beduimeld zijn. Een veelgetoond voorbeeld is Bilder-Zauberei, een uitgave van de Luxus Papier Fabrik te Berlijn van omstreeks 1880.Ga naar eind47. De verzamelaar Mr. C.F. van Veen bezat een veel zeldzamer, vroeg Nederlands | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit: Draai maar verder! [Fürth, Carl Schaller, [ca. 1890].
voorbeeld: Kunst Tooverboek of Verandering van Voorstellingen (Rotterdam, J.B. Ulrich, 1839, in octavo).Ga naar eind48. | |||||||||||||||||||||||||||
GeluidsboekenEen nieuwigheid van eerste orde was Das sprechende Bilderbuch dat de Sonneberger speelgoedfabrikant Theodor Brandt rond 1860 met veel succes op de markt bracht en ook in diverse taalvarianten exporteerde.Ga naar eind49. Het zag er uit als een enorm dikke statenbijbel. Maar het boekblok bestond slechts uit zes chromolitho prentbladen met bijpassende versjes en was verder onzichtbaar gevuld met een vernuftig systeem van blaasbalgjes. Door te trekken aan een zestal uithangende koordjes kon men het geluid horen van een haan, ezel, koe en koekoek en van een baby die ‘mama’ en ‘papa’ riep. Het geheel zat ter bescherming weer in een rijk versierd houten koffertje. Het geluidsboek was eigenlijk een afgeleid product van de sprekende poppen waarmee toen in de Duitse poppenindustrie volop geëxperimenteerd werd.Ga naar eind50. Extreem zeldzaam zijn dergelijke speelboeken bepaald niet. Wel is het zo dat ze dikwijls niet meer optimaal functioneren. Een Engelse versie onder de naam The speaking Picture Book (ca. 1875) lijkt het meest verspreid. Voor de Nederlandse markt was er Het sprekende
Uit: De Lotgevallen van den kleinen Dwerg. Tooverboek. [Bewerkt door S.J. Andriessen]. Haarlem, I. de Haan, [ca. 1875].
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||
Prentenboek. Met versjes van W.F. Oostveen (Leiden, A.W. Sijthoff, 1880).Ga naar eind51. Hier vinden we acht chromolitho platen met het geluid van zeven dieren en een baby. Een latere uitgave met adres Rotterdam, D. Bolle [ca. 1885], telt zes bladen met chromolitho platen en berust in de Gemeentebibliotheek Rotterdam. Jammer genoeg zag noch hoorde ik Het Sprekende prentenboek. Een nieuwe uitspanning voor de Lieve kleinen, in geluid, prent en vers (Amsterdam, C.H.E. Lachmann Trutzschler). Men begrijpt dat in dit soort boeken het gedrukte woord er nauwelijks meer toe doet. Het is peperduur speelgoed voor verwende kinderen die alles liever doen dan lezen.
Terugblikkend op het brede scala aan negentiende-eeuwse speelboeken dient erkend, dat het hier dikwijls meer om het kunstje dan om de Kunst ging. Speelboeken moeten het nu eenmaal hebben van het momentane verrassingseffect. Zodra dat bekend of uitgewerkt is, verliest het speelboek veel van zijn aantrekkelijkheid. Een sterke tekst wint het op den duur van elke verpakking, hoe leuk of vernuftig ook. Anderzijds brachten al die beweegbare prentenboeken, leporello's, shapebooks en andere ‘gekke’ boekvormen eindelijk wat kleur en leven in het anders zo statische leeswereldje. Deze toepassing van nieuwe technieken in de boekpresentatie betekende ook didactisch een doorbraak, zoals wel blijkt uit de ontwikkeling van het moderne computergestuurd onderwijs, waar de driedimensionale presentatie niet meer valt weg te denken. | |||||||||||||||||||||||||||
BijlageIn Nederland uitgegeven beweegbare boeken (tot ca. 1900)Ga naar eind52.
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven van H. Nijgh, Rotterdam, jaren zestig
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven van P.J. Trap, Leiden, jaren zestig
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven bij G. Theod. Bom, Amsterdam, jaren zestig
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven bij Hendrik Vleck, Amsterdam, jaren zestig
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven van Gebr. Belinfante, Den Haag, ca. 1865
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven bij A. Tjaden, Deventer, 1868
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Wonderboeken voor 't jonge Nederland’ van Elise van Calcar
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven bij Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam
| |||||||||||||||||||||||||||
Tooverprentenboeken bij I. de Haan te Haarlem, jaren 1870
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||
Fonds J. Vlieger, AmsterdamUit prospectus 1870: Chineesche Schimmen - Kinderspelen - Vertooningen en Roodkapje (overgenomen van P.J. Trap/Leiden). | |||||||||||||||||||||||||||
Uit catalogus ca. 1886:serie 37
| |||||||||||||||||||||||||||
Uit catalogus 1907:serie 19 Vier deeltjes, z.j.: Asschepoetster - De Boerderij - Roodkapje - De drie Beertjes. ‘Deze effectvolle prentenboeken hebben twee groote, in fijne kleuren gedrukte platen en in het midden een viertal groote platen, welke bij het openen van het boek overeind gaan en zodoende een effectvol panorama vormen. Bovendien zijn er tusschen den tekst nog twaalf illustraties afgedrukt.’ Prijs per stuk: f 0,30. Per serie: f 1.
Serie 24 [ca. 1893], naar Raphael Tuck & Sons, Londen. Zes boekjes van 16 pp. in kartonnen band met roodlinnen rug, formaat 14 × 171/2 cm. Ieder boekje heeft zes opklapbare kleurplaatjes en acht tintdruk plaatjes. Prijs per stuk f 0,20; samen: f 1.- De serie bestaat uit: De drie Katjes - De drie Beren - Met oom Jan in 't Cirkus - Een bezoek aan de Diergaarde - Robinson Crusoë [tekst en platen geheel verschillend van de Bomuitgave] - Roodkapje.
Andere, oudere(?) Vlieger-uitgave:
Serie 26 Agatha's Pantomine-prentenboeken van Robbers (zie hierna). Serie 28 Zes prentenboeken, z.j., in kartonnen band met roodlinnen rug, formaat 23 × 291/2 cm. ‘Ieder boek bevat vijf gekleurde, beweegbare platen, terwijl de bijschriften onder de platen zijn gedrukt. Onder iedere bladzijde bevindt zich een papieren lip, door deze lip langzaam op en neer te schuiven, bewegen de figuren op de plaat.’ Prijs per stuk: f 0,60; per serie: f 3. De serie bestaat uit:
Voorts bij Vlieger buiten serieverband:
| |||||||||||||||||||||||||||
Agatha's Pantomine prentenboekenAgatha's Pantomine prentenboeken no. 1-4. Amsterdam, Jac. Robbers, [1894], 24 × 31 cm. Met chromolitho omklapplaten door L. van Leer & Co. te Haarlem en korte bijschriften in proza door Agatha. De reeks bestaat uit Nr. 1: Asschepoetster; Nr. 2: Robinson Crusoë; Nr. 3: Roodkapje; Nr. 4: Bella en de Beer (naar Beauty and the Beast, New York, Mc. Louchlin's Brothers, 1893). Later als serie 26 bij J. Vlieger, Amsterdam voor f 0,75 per stuk; per serie: f 2,50. | |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven met adres D. Bolle, Rotterdam
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven bij E.L.E. van Dantzig, Amsterdam
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
Incidentele uitgaven van andere uitgevers
| |||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven zonder uitgeversadres
|
|