Lust en Leering. Geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw
(2001)–P.J. Buijnsters, Leontine Buijnsters-Smets– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prentenboeken voor Nederlandse kinderen bij de firma ScholzHet Duitse bedrijf dat niet alleen het meest maar ook het langst (vanaf circa 1845) op de kinderboekenmarkt in ons land opereerde was de in 1793 opgerichte groothandel in papier-, schrijfwaren en zegellak van Joseph Scholz te Wiesbaden.Ga naar eind1. Toen de oprichter Joseph Scholz in 1813 overleed zettte zijn weduwe, samen met haar zestienjarige zoon Carl, de zaak voort. Ze breidden de firma in 1820 zelfs uit met een drukkerij annex boekbinderij. Later, in de jaren veertig, ontwikkelde zich hieruit de uitgeverij. Waarschijnlijk om fiscale redenen vestigde de familie in 1829 een filiaal in Mainz waar de twee andere zonen van Joseph - Christian en Anton - de bedrijfsvoering op zich namen. Als in 1831 en 1832 achtereenvolgens de weduwe en haar oudste zoon Carl sterven, worden Christian en Anton eigenaar van de twee zaken. In 1835 verlaat Anton echter het bedrijf en de vestiging te Wiesbaden wordt geliquideerd. De energieke en ondernemingsgezinde Christian Scholz (1806-1880) krijgt dan de algehele leiding van het bedrijf in Mainz. Hij is degene die het ‘gezicht’ van het familiebedrijf Scholz in de negentiende eeuw vooral zal bepalen. Tot ver in de negentiende eeuw maakte men in Scholz' lithografisch bedrijf geen gebruik van kleurendruk. In een eigen kleurafdeling, waar meestal vrouwen (soms meer dan tweehonderd) werkten, werden door middel van sjablonen de kinderprenten en boeken gekleurd. Het met de hand inkleuren kwam overigens ook voor. De uitgeverij legde zich vooral toe op kinderboeken in de geest van Basedow, Bertuch en Campe. Deze waren gericht op ‘Veredelung und Unterhaltung der deutschen Jugend, der ersten Bildung der Kinder für den geselligen Umgang’.Ga naar eind2. Zelf schreef Christian Scholz ook een prentenboek: Frühlingsblumen für die gebildete Jugend, oder Erzählungen aus der Kinderwelt mit schönen Bildern (Mainz 1846). De afzet van prenten en boeken beperkte zich niet tot Duitsland maar reikte tot ver in het buitenland. Dat verklaart de meertalige onderschriften in het Frans, Engels, Nederlands, Italiaans, Zweeds en Deens naast de Duitse tekst. Helaas is in Wereldoorlog II het bedrijfsarchief-Scholz grotendeels verloren gegaan, maar men krijgt toch een goed beeld van de firma uit het in 1852 gedrukte verweer van Christian Scholz tegen een gerechtelijk proces wegens het nadrukken onder meer in het Nederlands van Hoffmanns Struwwelpeter (voor Roelants te Schiedam) en uit de gebundelde herinneringen van 1902 door Christians oudste zoon Bernhard.Ga naar eind3. Voordat Christian in bovengenoemd verweerschrift zijn visie op het proces geeft, vertelt hij kort iets over zijn bedrijf. Hieruit blijkt dat hij in 1852 circa tweehonderd man in dienst heeft. Naast de fabriek van zijn vader bezit hij een uitgeverij van prentenboeken, prenten, landkaarten, teken- en schrijfvoorbeelden en briefpapier. In zijn lithografisch bedrijf staan twintig persen die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter nauwelijks voldoende zijn om alle prenten te maken. Veel geld geeft hij jaarlijks uit aan kunstenaars en schrijvers voor het vervaardigen van tekeningen en teksten, terwijl zijn ‘handelsreizigers’ regelmatig Holland, Zwitserland, Italië en de rest van Duitsland bezoeken. Vanaf ongeveer 1846 levert hij zijn waar ook aan Amerika. Bernhard vertelt in zijn memoires dat zijn vader en oom Anton ook zelf met modellen van boeken naar Holland en Zwitserland reisden om zo hun klantenkring uit te breiden. Aanvankelijk is Bernhard bestemd voor een taak in het familiebedrijf. Zijn vader doet hem te Parijs in de leer bij een lithografisch atelier, waar hij zich al gauw realiseert dat het niveau van de Franse litho's kunstzinniger is dan van de prenten in Mainz. Hij stelt zijn vader dan ook voor om drukkers en leerlingen in de avonduren tekencursussen te laten volgen. Christian trekt daarop bekwame kunstenaars aan als de schilders August Lucas (1803-1863) en Gustav Jakob Canton (1813-1885) om een grote serie van originele tekenvoorbeelden voor de jeugd te maken. De een levert landschappen, de ander dierscènes of bloemen en fruit naar de natuur. Weer anderen leggen zich toe op het kopiëren van gezichten en figuren naar schilderijen uit de Italiaanse Renaissance. Na korte tijd volgt Bernhard evenwel een andere roeping en wordt hij dirigent en componist. Zijn zus Pauline zal voor het Scholz-Kindertheater enkele teksten bewerken, zoals de opera Fidelio van Beethoven en Lohengrin van Wagner.
Hoe stond het nu met de Scholz-uitgaven in Nederland? De boeken zowel in klein als groot formaat die de firma Scholz vanaf circa 1845 rechtstreeks aan Nederlandse boekhandelaars en uitgevers leverdeGa naar eind4. of via colportage verspreidde, zijn doorgaans niet gedateerd. Een enkele keer ontbreekt op het titelblad de aanduiding: J. Scholz, Mainz, en vindt men enkel de in een driehoek geplaatste initialen J.S.M. waarboven een jachthoorn is getekend. De prentenboeken zijn altijd voorzien van lithografische afbeeldingen en dikwijls onderdeel van een serie. Sommige hebben bovendien naast het Nederlands nog een andertalig onderschrift. Men kan deze Scholz-uitgaven grofweg verdelen in drie soorten: 1. AB-boeken; 2. prentenboeken met verhalen, versjes, raadseltjes of sprookjes (de meest omvangrijke categorie) en 3. teken- of kleurboeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AB-boekenDe bewaard gebleven Abecedaria van uitgever Scholz vormen slechts een kleine groep. De meeste van de tot nu toe gevonden boekjes zijn twee- of meertalig, dus niet uitsluitend voor de Nederlandse markt gemaakt. Soms dragen ze een nummer, wat erop wijst dat in dezelfde trant meer AB-boeken verschenen zijn.
Uit: Abécédaire en trois langues. ABC-boek in drie talen. Bilder ABC in drei Sprachen. no. 2. Mainz, J. Scholz, [ca. 1860].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: Bilderfibel: Prenten AB boek; no. 1. Mainz, Joseph Scholz, [ca. 1860].
De Abécédaire en trois langues. ABC-Boek in drie talen. Bilder-ABC in drei Sprachen. no. 2. is bijvoorbeeld primair op het Franse kind gericht. Bij de G staat een afbeelding van een soldaat tegenover een zigeunerachtige vrouw: Géomancienne, terwijl de Nederlandse en Duitse vertaling luidt: Waarzegster en Wahrsagerin. Elke pagina telt twee letters en twee handgekleurde prenten. Op de omslag is aan de titel nog toegevoegd: Met eene Holland'sche spel & Leesschool, die nog extra lees- en rekenoefeningen plus gebeden bevat. De moeilijke letter Q staat voor Quenouille, in het Nederlands spinrok, in het Duits: Spinnrad, met een plaatje van een grootmoeder die wol spint. Enige samenhang tussen de letters ontbreekt. Een ander AB boekje vermeldt op de titelpagina: Bilderfibel: Prenten AB boek. no. 1. Op het omslag staat echter: Nieuw Prenten AB boek tot vermaak en onderwijs voor zoete kinderen. Allerlei voorstellingen van mensen, dieren en gebouwen moeten het kind de letters en bijbehorende woorden leren. Soms laten die handgekleurde litho's merkwaardige taferelen zien. Zo deinst bij de letter N een neger angstvallig achteruit als een muzelman hem met een stok wil slaan. Zou het prentje onderdeel van een ander boek zijn geweest? Hoewel de originele band waarop hoogstwaarschijnlijk de naam van de uitgever heeft gestaan in het KB-exemplaar ontbreekt, doet het Bilder ABC Buch. Prenten AB boek. no. 109. door zijn fraaie illustraties erg Scholzachtig aan. Sommige letters hebben alleen een Duitse en Nederlandse vertaling, bij andere is een Franse, Italiaanse of Spaanse vertaling toegevoegd. Het getal 109 zal in dit geval wijzen op het nummer van de prent of op de fondslijst. Een laatste voorbeeld van een AB-boek is het Prenten AB Boek 3, met twee letters per pagina en woorden in het Duits, Nederlands en Frans. Het Duits vormt hier het uitgangspunt. Bij de letter Q levert dat de woorden Quelle, Wel en Source op, gegroepeerd rond een afbeelding van een meisje bij een kleine waterval. De letter S laat een toverlantaarn zien die figuren op de wand projecteert, met de omschrijving: Schattenspiel, Schaduwspel en Ombres chinoises. Op de aardige omslag van dit boekje zitten twee kinderen te bladeren in een prentenboek, terwijl een jongen met zijn stokpaardje en een meisje met een pop in haar armen hen flankeren. In het midden bevindt zich dan de titel en de naam Scholz, terwijl bovenaan nog een moeder is getekend die haar kind leert lezen. Diezelfde omslag echter, maar nu met een andere naam en plaats, siert het Prentenboek voor de Nederlandsche Jeugd. De uitgever hiervan is H.J.T. Matveld te Leyden die ook de steendruk verzorgde. De inhoud, eveneens een AB-boek, bevat andere, handgekleurde plaatjes. Gebeurde deze overname met instemming van Scholz? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prentenboeken met verhalen en versjesTot deze tweede categorie behoort de serie Nieuwe Sprokjes uit de oude doos. Tot nu toe zijn twee van de zes nummers hieruit teruggevonden,Ga naar eind5. namelijk Asschepoetster of het glazen muiltje en De trie katjes, beide in groot formaat. Zes bladen zijn eenzijdig bedrukt met een gekleurde litho van een halve pagina, waaronder dan een tekst staat. Het kreupele Nederlands van de titels wijst erop dat Scholz nog niet over een goede vertaler beschikte. Ook een uitdrukking als ‘'s meisjes lokkig hoofd’ geeft dat aan. Asschepoetster of het glazen muiltje hoort tot de bekendere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhalen uit Perraults sprookjesverzameling. Tegenover de spottende stiefzusters die haar kwellen en vernederen baart Assepoester opzien op het bal door haar ‘schoonheid, zedigheid en pracht’. De figuren op de zes plaatjes zijn groot en duidelijk getekend. Petemoei heeft nu niet de gedaante van een fee maar van een boerse vrouw met een stok, terwijl Assepoester zelf wordt voorgesteld als een klassieke schoonheid. De prins en zijn heraut dragen ‘middeleeuwse’ kledij met korte tuniek en bonte hosen, terwijl daarentegen een van de boze stiefzusters op het laatst verschijnt met een laat zeventiende-eeuws, hoog dameskapsel, een zogenaamde fontange. Een mengelmoes van stijlen dus in de kleding. Het verhaal van De trie Katjes bestaat eveneens uit zes afbeeldingen en is even simpel van tekst als grappig van illustratie. De vormgeving komt overeen met die bij het Assepoester-verhaal. De katjes hebben hun nieuwe mofjes verloren maar moeder Poes zegt: jullie krijgen geen pastei totdat je ze gevonden hebt. Het geluk is met de drie, maar als ze dan aan tafel zitten te snoepen van de pastei, maken ze per ongeluk de pas teruggevonden
Uit: Nieuwe Sprokjes [!] uit de oude doos. Mainz, J. Scholz, [ca. 1870].
mofjes vuil. Poes wordt boos en gebiedt de drie katjes ze meteen te gaan wassen. Vervolgens worden ze weer in genade aangenomen en mogen ze met moeder jacht gaan maken op een rat. De katten op de zes gekleurde platen gaan gekleed als mensen en eten aan tafel met een lepel uit een bord. Moederpoes draagt om het middel een buidel en een bos sleutels. De ‘gezichten’ zijn vol uitdrukking en kinderen zullen met plezier gekeken hebben naar deze kleine ondeugden. Wie de illustraties uit deze serie heeft getekend en naar welk voorbeeld de teksten werden gemaakt blijft vooralsnog een raadsel.
Waar meisjes geacht werden zich vooral met het poppenspel te amuseren, daar gold voor jongens als meest favoriete ontspanning: soldaatje spelen. Uitgever Scholz zorgde ervoor dat beiden aan hun trekken kwamen. De zorgvuldige opvoeding der pop. Een geschenk voor deugdzame meisjes werd reeds in hoofdstuk 8 besproken. De pendant van dit poppenboek is eveneens door de Nijmegenaar W.J. Kelder bewerkt tot: Het soldaatje spelen: een geschenk voor vlijtige kinderen. Ook dit boek werd gedrukt te Nijmegen bij C.A. Vieweg voor rekening van Joseph Scholz te Mainz. Het oorspronkelijke werk [van Kathinka Zitz] is getiteld: Der kleine Oberst und seine Soldaten.Ga naar eind6. Het Nederlandse boek heeft evenals het poppenboek een oblong formaat, donkerblauwe omslag met gouden belettering en 12 gekleurde illustraties van opnieuw Antonio Fay. Alvorens iets over de inhoud te zeggen kan men zich afvragen: wie was die Nijmeegse drukker en hoe moeten we zijn relatie met Scholz interpreteren? Christiaan August Vieweg (Tilburg 1799-Nijmegen 1873) stamde uit een protestantse familie van drukkers en courantiers. Zijn grootvader kwam vanuit het Duitse Halle aan de Saale als boekhandelaarsleerling naar 's-Hertogenbosch en werd daar later ‘ordinaris Stadsdrukker’. Vader Johan Carel Vieweg probeerde zijn geluk eerst in Tilburg, maar in 1799 vestigde hij zich als boekhandelaar en drukker in de Burchtstraat te Nijmegen waar hij in 1801 de Nijmeegsche Courant oprichtte. Johan Carel komt al vroeg in 1813 te overlijden, waarna zijn weduwe het bedrijf voortzet onder de naam ‘Weduwe J.C. Vieweg & Zoon’. Wanneer in 1835 ook zijn moeder sterft, wordt de firma eigendom van Christiaan August.Ga naar eind7. Pas vanaf die datum kan hij ook zijn gaan drukken voor Scholz te Mainz. Naast formele stukken voor gemeente en kerk gaven de Viewegs almanakken uit in het Nederlands, Duits, Frans en Engels en vertalingen van buitenlands werk, dat eerst aan het stedelijk bestuur te Nijmegen getoond moest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: W.J. Kelder: Het soldaatje spelen: een geschenk voor vlijtige kinderen. Met 12 plaatjes. Gedrukt te Nijmegen, bij C.A. Vieweg. Voor rekening van Scholz & Comp. te Maintz, [ca. 1850].
worden (advertentie van 31 augustus 1830). Bovendien verkochten ze in de Sint Nicolaastijd ‘verw- en teekendozen uit bekende Engelsche en Fransche fabrijken, albums, portefeuilles en carton-werk’. Documenten over het contact tussen de Nijmeegse en de Duitse uitgever werden overigens niet gevonden. Viewegs Duitse afkomst zal het voor Scholz wellicht gemakkelijk hebben gemaakt in Nijmegen deze twee boeken te laten vertalen en drukken. Het soldaatje spelen is gelokaliseerd in ‘eene welingerigte kostschool’ waar de hoofdonderwijzer, conform de filantropijnse ideeën, toeziet op het spel van de jongens. ‘Het spel dient, [aldus de meester] om den geest te ontspannen, en de ligchamelijke vermogens te ontwikkelen, tot voorbereiding van noodige en nuttige oefeningen.’ Omdat de leerlingen het niet eens kunnen worden over wat ze gaan doen, stelt meester voor soldaatje te spelen. Dit idee slaat aan en de kinderen halen nu allerlei ‘hoeden met pluimen, steeken van papier, officiers- en soldaten-uniformen, geweren, sabels, trommen en trompetten’ voor de dag. Blijkbaar hebben ze alle rekwisieten plus het scenario in voorraad. Men hoort commando's als: sta recht, pink op de naad van de broek, borst vooruit en kin ingetrokken. Er worden voorposten uitgezet, een gevecht vindt plaats met een wilde geitenbok, een gekwetste ‘officier’ wordt meegevoerd op een draagbaar en tot slot keren ze na enkele dagen in triomf terug naar de stad, de commandant zittend op de buitgemaakte geitenbok. Iedereen is opgetogen en de onderwijzer ‘vermaande hen, om na zoo veel genot, zich nu ook dankbaar te betoonen voor al het genoegen dat hij hen geschonken had, en de school, even als altijd, vlijtig te bezoeken.’ De twaalf geestige en fraai gekleurde plaatjes zijn vol vaart getekend waarbij ook de dieren (hond en geitenbok) hun rol met verve spelen. Antonio Fay laat de ernst zien waarmee de jongens zich in het spel storten en er zich totaal aan overgeven. Terwijl de oorspronkelijke tekst bestaat uit een aantal rijmpjes bij elk plaatje, heeft Kelder ze hier bewerkt tot een doorlopend verhaal.
Blijkbaar bestond er vraag naar nog zo'n soldatenboek, maar dan voor iets kleinere kinderen, met meer plaatjes dan tekst. Zo verscheen nu rechtstreeks bij Scholz te Mainz: Soldaatje spelen: nieuw prentenboekje voor kleine kinderen. Op de gele omslag van de zes eenzijdig bedrukte bladen zien we een groep jongens met trommels en stokken erop losgaan. Ze willen zelfs vechten tegen een koe, een vijand die zich van geen kwaad bewust is. Onder de zes wat minder uitgewerkte maar vrolijke gekleurde plaatjes staat een versje ter verklaring.
Korte berijmde stukjes over dieren met bijbehorende afbeeldingen vinden meestal gretig aftrek, zeker wanneer de uitvoering verzorgd is en de plaatjes fris gekleurd zijn. Nieuwe Dierengalery voor Kinderen en Nieuwe Plaatjes en Versjes voor Kinderen zijn twee zulke groot-octavo uitgaven van Scholz met identieke vormgeving: op de omslag staat in het midden een rond | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: [Sint Nicolaas]. Mainz, J. Scholz, [ca. 1855].
plaatje van een of meer kinderen met een dier, daaromheen de titel en in de vier hoeken een kleinere cirkel met eveneens een dierafbeelding. Tweemaal acht verschillende huisdieren zoals een ezel, paard, hond, een kalkoen of pauw passeren de revue, twee per pagina, met een berijmde uitleg op het blad ernaast. Het is allemaal tamelijk conventioneel en lief.
Heel wat humoristischer zijn platen en tekst van een stoute kinderen-boek bij uitgever Scholz, waarvan omslag en titelblad ontbreken in het door mij geraadpleegde exemplaar. Op de eerste pagina staat behalve een afbeelding van de heilige man naast een zak vol speelgoed: Sint Nicolaas Wie ik ben, dat weet gij wel
'k breng u blijdschap of gekwel.
Stoute kinderen krijgen niets
Zoete van mij altoos iets.
Luiheid, snoepzucht, gulzigheid-
De ondeugd, zonder onderscheid,
Mag ik nooit in u verschoonen;
Maar die zoet is, wil 'k beloonen.
Uit: [Sint Nicolaas]. Mainz, J. Scholz, [ca. 1855].
Acht berijmde verhaaltjes geven ons een beeld van een snoeper, een smeerpoets, gulzigaard en luiaard, van een driftig en eigenzinnig kind, een fatje en lawaaimaker. Door hun ondeugd veranderen deze ‘stoute kinderen’ geleidelijk in dieren die het symbool zijn van genoemde ondeugden, zoals bijvoorbeeld een vies varken, een rood aangelopen kalkoen of een kwakende kikker. Een echt sinterklaasboek is het niet. De onderschriften onder de platen zijn in het Frans, Duits en Nederlands. Zo verandert het hoofd van luie Kareltje in een ezelskop met lange oren: Zie ons Kareltje zich rekken,
Al de leden geeuwend strekken!
Van het werk geeft hij den brui:
Zeg, hoe kwam hij toch zoo lui?
En aan het slot volgt dan de moraal: Geeuw en gaap niet heel den dag,
Als ons Kareltje dit plach.
Slechts een vlijtig kind behaagt:
De arbeid is 't, die vruchten draagt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En wat schrikt die ijdele Hendrik als hij, het fatje, voor de spiegel staat: Eensklaps keek in Hendriks steê [plaats],
Uit het glas een Aap, o wee!
Spits van snoet, met groote tanden,
Bruin van voeten en van handen.
De ondeugden van kinderen worden hier getransponeerd op dieren. Daar kun je als kind mee lachen maar de boodschap blijft duidelijk! De oorspronkelijke Duitse uitgave van Ernst Schalk, Hans Trappfuss: ein Bilderbuch für Kinder, verscheen in 1851 bij Meidinger in Frankfurt en later in 1855 bij Scholz te Mainz. Hierin worden op dezelfde wijze ondeugende kinderen langzaam in dieren veranderd als in Sint Nicolaas.Ga naar eind8. Een ander bij Scholz te Mainz uitgegeven dierenboek is Het Feest der Vogelen, voorzien van zes levendige tekeningen door Pietro Krohn (1840-1905).Ga naar eind9. Deze Deense schilder, kostuumtekenaar, toneelregisseur en
Omslag van Het Feest der Vogelen met 6 teekeningen door Pietro Krohn. J. Scholz, Mainz. [ca. 1880].
Uit: Nieuw Raadselboekje. Mainz, J. Scholz, [ca. 1860].
directeur van het Kunstgewerbe Museum illustreerde ook boeken. Voor de Scholz-uitgave ontwierp hij geestige dierenfiguren. De machtige arend stelt de vogels in het bos voor om een groot feest te houden. Nadat de haan de trom geroerd heeft en iedereen bij elkaar zit, begint de pret. Heer specht en juffrouw zwaluw zullen de feestzaal inrichten. De spreeuw in zijn grijs-zwart rokje zal de zanger zijn. De arend danst met juffrouw Katuil zo lang en snel dat zij duizelig neer valt; maar als een echte heer troost hij haar en belooft dat ze samen (!) in het nest tot rust zullen komen. In dit boek zien we het tegenovergestelde van het voorafgaande: hier gedragen dieren zich als mensen. Zowel de vlotte tekst als de gekleurde prenten bieden kinderen veel plezier.
Uiterlijk tot eenzelfde serie behoren het Nieuw Raadselboekje en Kinderlijke Lust en Aanleg. Beide kwartoboeken zijn gestoken in een korenblauwe omslag met in de vier hoeken sierlijke witte acanthusbladeren rond een klassiek kopje. In het midden bevindt zich de titel en het adres: Mainz, bij J. Scholz. Het Nieuw Raadselboekje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Neen Frans! 'k begeer u niet tot man’ uit: Landelijke Tafereelen. [nr. 1-6]. Mentz, J. Scholz, [ca. 1865].
bestaat uit twaalf handgekleurde lithografische prenten waaronder een korte vraag, zoals het bekende: Wat is zwaarder, wilt gij 't leeren,
Een pond lood of een pond veêren?
‘Moeilijker’ is het raadseltje: Komt, nu eens uw best gedaan,
Waarom, kindren, kraait de haan?
Achterin staat de genummerde oplossing met als antwoord op de laatste vraag: Omdat hij niet zingen kan. Vijf prenten zijn voorzien van het monogram J S, zeer waarschijnlijk Joseph Scholz. Kinderlijke Lust en Aanleg is op dezelfde manier uitgevoerd als het raadselboekje, met twaalf handgekleurde litho's en een kort onderschrift. Nu zijn allerlei beroepen en bezigheden weergegeven, zoals bijvoorbeeld een schilder, een koopman in stoffen, een professor en zijn toehoorders, iemand die Grieks en Latijn wil leren, een zeeman of een soldaat.
De werkzaamheden van de boer en zijn familie vormen het hoofdthema van een andere, zesdelige serie in oblongformaat: Landelijke Tafereelen. De oorspronkelijke Duitse titel luidt: Bilder aus dem Landleben, eveneens bij Scholz, 1858. Elk deel van de Nederlandse versie bestaat uit twaalf chromolitho's met een vier- of zesregelig vers. Tot ver in de negentiende eeuw vond een niet gering deel van de bevolking zowel in Duitsland als in ons land middel van bestaan in de agrarische sector. Dat weerspiegelde zich in de volkscultuur van dat land, in bepaalde gebruiken en ook in de literatuur. Bij Duitse kinderboeken leidt het, aldus Brüggemann, tot twee verschillende benaderingen van het landleven: soms verschaft de schrijver vooral zakelijke informatie over de boerenarbeid en de benodigde werktuigen, soms ook geeft hij een waarde-oordeel over het beroep van de boer en zijn persoonlijke ontplooiïng.Ga naar eind10. Beide zienswijzen komen ook in deze serie voor. De zes deeltjes Landelijke Tafereelen tonen ons hoe op het land elk lid van de familie zich moet inspannen om het dagelijks brood te verdienen: zodra het koren binnen is gaat de boer weer zaaien voor het nieuwe gewas, zijn vrouw haalt met paard en wagen het voor de winter gesprokkelde hout op, de jongens proberen vis te vangen terwijl de meisjes de maaiers in het middaguur eten en drinken brengen, of het vlas bleken en spinnen. Zelfs kleine kinderen krijgen een eigen taak: ze passen op de schapen of plukken kersen voor de verkoop. Maar ondanks dit zwoegen geeft het leven op het land een stil geluk: voor de maaiers smaakt het frisse water zo zoet als wijn, de jagers zijn opgewekt als hun jacht iets oplevert, terwijl de landman in een moment van rust tevreden naar zijn kind kijkt dat met een schaapje speelt. Het boerenleven krijgt hier een romantisch-idyllische kleuring met alleen af en toe een realistische dissonant. Dat blijkt duidelijk uit de plaatjes met versjes in een tamelijk willekeurige volgorde: nu eens een charmante bloemenverkoopster of een oude man die kippen voert, dan weer druivendieven die weggejaagd worden door de eigenaar. Soms kunnen de onderschriften ook heel nuchter en direct zijn. Bij een afbeelding van een jonge druivenboer tegenover twee in vrolijke klederdracht gehulde meisjes staat: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: J.P. Regeer, Versjes en Liedjes voor Jonge Kinderen, te lezen op twaalf gekleurde Platen; benevens vele toepasselijke Vertellinkjes, Sprookjes en Gedichtjes. Naar het Hoogduitsch. Mainz, J. Scholz, [ca. 1865].
Neen Frans! 'k begeer u niet tot man,
En word ook nooit uw' vrouw.
Ga naar uw buurmans nicht Susan,
En bied haar liefde en trouw.
Zo wordt voor kinderen een beeld geschetst van het leven op het land met al zijn plichten en vreugden.
J.P. Regeer,Ga naar eind11. een Rotterdamse onderwijzer, of zoals in het bevolkingsregister staat: ‘eerste leermeester aan de centenschool,’ bewerkte naar het Duits een drietal Scholz-uitgaven in groot formaat voor de Nederlandse jeugd. Allereerst: Versjes en Liedjes voor jonge Kinderen, te lezen op twaalf gekleurde Platen; benevens vele toepasselijke Vertellinkjes, Sprookjes en Gedichtjes. Een kleurillustratie siert de omslag terwijl in de voorstellingen zelf eveneens versjes staan afgedrukt. Een soortgelijk boek van Regeer, ook met twaalf platen en een geïllustreerde omslag, heet: Het zal U bevallen! Prenteboek met versjes en vertellinkjes, gedrukt ‘op onscheurbaar papier’. Beide prentenboeken bevatten een potpourri van wiegeliedjes, verjaardagsversjes, samenspraken tussen haas en jager, gebeden tot God en Zijn engelen en aftelrijmpjes, met aan het einde Sint-Nicolaas- en Nieuwjaarsgedichten. Daarnaast vindt men korte verhalen over een dood vogeltje, een arme herdersknaap of Frits de boomklauteraar. Vooral het leven op het land met koeien, kippen, paarden en niet te vergeten hazen vormt het hoofdthema van Het zal u bevallen! Dit laatste boek blijkt een bewerking van Des Kindes erste Bilderschau. Zwölf Darstellungen aus dem Tierleben. Auf unzerreissbaren Blättern. [z.p. z.j.]Ga naar eind12.. De teksten hierin zijn ontleend aan Grimm, Brentano en Lessing, terwijl de prenten van het Duitse en Nederlandse boek identiek zijn. Bij plaat acht is een paardenstal afgebeeld, waar aan een spijker een ‘Kalender für das Jahr 1864’ hangt. Daardoor kan men beide Nederlandse uitgaven dateren tussen 1864 en 1868. Wie de ontwerper van de aantrekkelijke illustraties is blijft helaas onbekend. Van J.P. Regeers derde Scholz-uitgave, De Jaargetijden. Een Prentenboek met toepasselijke
Titelprent van J.P. Regeer, Het zal U bevallen! Prenteboek met versjes en vertellinkjes. Mainz, J. Scholz, [ca. 1865].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omslag van Het menschelyke Leven. Mainz, J. Scholz, [ca. 1850].
gedichtjes voor de jeugd,Ga naar eind13. werd tot nu toe geen exemplaar teruggevonden.
Het menschelyke Leven, met twaalf voorstellingen en een tweeregelig onderschrift, toont aan kinderen welke stadia hun leven kan doorlopen. In volksprenten ziet men dit verbeeld door de levenstrappen, waar links onderaan het kind geboren wordt, dan de eerste stappen doet en gaat leren, om vervolgens in de adolescentie een partner te kiezen. Op de bovenste tree staat het paar in de bloei van hun leven. Daarna gaat de trap omlaag, totdat de oude mens ten grave wordt gedragen. Eenzelfde teneur vindt men terug in dit aardige, bij Scholz uitgegeven prentenboek. De afbeelding op het voorplat, gesigneerd: A. Decker, toont een gezin dat hun pasgeborene naar de kerk draagt om te laten dopen. De omlijsting wordt gevormd door een kleuter, een jongen en meisje, een jongeman met zijn hond en een lezende oude vrouw. Albert Decker (1817-1871), afkomstig uit Colmar en overleden te Wenen, was (decoratie)schilder en lithograaf. Zijn afbeeldingen in Het menschelyke Leven laten het kind zien op een school waar de meester nog een lange grauwe jas en schoenen met zilveren gespen draagt. Dan schildert hij de jongen in zijn vrije tijd met zijn kameraden, waarbij het militaire aspect niet wordt vergeten: twee jongens die het paardrijden oefenen op een houten bok krijgen van een sergant in vol ornaat met sabel, helm met pluim en sjerp te horen: Maar thans heeft ook op U zyn regt, het dierbaar vaderland,
Het rekent op Uw moed en eer, en op Uw dapp're hand.
Na school leert hij een vak bij de smid en trekt daarna de wijde wereld in. Na een tijdje keert hij terug bij zijn ouders, trouwt en krijgt op zijn beurt kinderen. De oude vader vertelt zijn kleinkinderen dan verhalen en dankt aan het einde God voor zijn leven. De afgebeelde grote figuren stralen naïeve eenvoud uit en bezitten daardoor een ontwapenende charme.
De firma Scholz gaf niet alleen grote en dus duurdere prentenboeken uit maar bundelde ook een aantal plaatjes met enkele regels tekst tot een pretentieloze uitgave in klein formaat. Een van die titels luidt: Een lief boekje voor zoete Kinderen. II. Van deze serie moeten, getuige een exemplaar in de collectie-Van Veen met nummer IV, zeker vier maar waarschijnlijk zes deeltjes hebben bestaan. Het hele boekje omvat niet meer dan een kleurige omslag in chromolitho en acht bladzijden, eenzijdig bedrukt met twee plaatjes en een tweeregelige tekst. Allerlei voorstellingen van kinderen bij een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omslag van Een lief boekje voor zoete Kinderen. II. Mainz, J. Scholz, [ca. 1860].
kijkkast, het optreden van een dansende beer of aangeklede apen, het doodslaan van muis of rat of het sleetje rijden moeten de kinderen goedkoop amusement bieden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Teken- en KleurboekenDe derde en laatste categorie kinderboeken die de firma Scholz vaak met veel zorg voor de uitvoering op de markt bracht, zijn de teken-, schilder- en leivoorbeeldenboekjes. Veel exemplaren zijn daarvan niet bewaard gebleven omdat ze, na intensief gebruik, ingeruild werden voor nieuwe en ten slotte opgeruimd. Al in de achttiende eeuw kon vrijwel elk kind voor een geringe prijs beschikken over centsprenten die het zelf naar eigen smaak mocht inkleuren. Daarnaast kwamen er vanaf begin negentiende eeuw de uit verschillende bladen samengestelde kleurvoorbeelden in omloop, in een map of boekje, met er tegenover de nog in te kleuren
Uit: Voorbeelden om op de lei te teekenen. Nro. 1. Mainz, Jos. Scholz, [ca. 1870].
pendanten. Hierbij was het zaak om de (soms bijgeleverde) verf in de juiste tint te mengen en dan zorgvuldig binnen de lijnen op te brengen. Zo kon het kind spelenderwijze zijn kleurgevoel en smaak ontwikkelen. De uitgave in het buitenland van zo'n kleurboek voor de kleine kunstenaar bood minder problemen dan die van een verhalenbundel, omdat alleen de titel vertaald hoefde te worden. Een voorbeeld hiervan is: Der kleine Künstler, le petit Coloriste, de kleine Schilder, no. 1. (Mainz, Verlag von Jos. Scholz), waarvan de titel op een rode, met ornamentale rand versierde omslag staat. Meer tekst was niet nodig. Op de achterkant zien we een voorstelling van een jongen, zittend op een kist voor een tafel met papier en penseel in de handen. Links naast hem het model, zijn hond, van wie al een portret vóór hem staat, terwijl rechts een jonger broertje toekijkt. Binnenin vindt de kleine schilder zes gekleurde lithografieën en evenveel ongekleurde pendanten met de volgende taferelen: soldaatje spelen, het voeren van de hond, in de boom klimmen, een kloek die zich kwaad maakt als kinderen haar kuiken oppakken, kinderen die zich warmen bij een houtvuurtje en ten slotte een meisje in een bloemenkar, voortgetrokken door twee jongens. Naast het inkleuren naar een gegeven model bestonden er van oudsher ook tekenboekjes of tekenschooluitgaven, waarbij het kind door voorbeelden na te tekenen zich kon oefenen in het op papier zetten van een bepaald onderwerp. De voorstellingen op die prenten of in die boekjes kenden een grote variatie: landschappen, dieren op de boerderij, soldaten in hun uniform, kinderspelen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kleurvoorbeeld uit: Der kleine Künstler. Le petit coloriste. De kleine schilder. No. 1. Mainz, Jos. Scholz, [ca. 1890].
bloemen en planten of scènes uit het dagelijks leven, alles was mogelijk. Verscheidene Duitse firma's zoals Winckelmann & Söhne te Berlijn, Martin Bauer te Weimar en ook Joseph Scholz te Mainz leverden deze ‘Hefte und Blätter zum Nachzeichnen und Illuminieren’ voor binnen- en buitenlandse afnemers. Een andere, goedkope mogelijkheid om te leren tekenen waren de leisteenvoorbeelden. Daarvan bleef gelukkig eveneens een Scholz-boekje bewaard: Voorbeelden om op de lei te teekenen. Nro. 1. (in klein octavo-formaat). Het begint heel elementair met het natekenen van horizontale en verticale lijnen, wit op een zwarte ondergrond, en loopt uit op vierkanten en rechthoeken. Deze laatste vormen op hun beurt de basis voor een huis, poort, kast of kerk. Cirkels en ovalen bieden weer een mogelijkheid voor wielen, appels of brillen. Naast huishoudelijke voorwerpen als een theezeef of een karnton mag de beginneling op het einde zich zelfs wagen aan een konijn. Hoeveel van dit soort boekjes met opklimmende moeilijkheidsgraad er zijn uitgegeven is niet bekend. We vinden ze eveneens bij de nog te bespreken firma Mühlen & Leendertz te Issum. Ook uitgever H.A.M. Roelants te Schiedam komt al vroeg (circa 1850) met een eigen uitgave.Ga naar eind14. Later, omstreeks 1890, zal uitgever J. Vlieger te Amsterdam nog een serie van acht leiboekjes laten verschijnen.Ga naar eind15.
Achterzijde van: Der kleine Künstler. Le petit coloriste. De kleine schilder. No. 1. Mainz, Jos. Scholz, [ca. 1890].
Behalve Duitse boeken die voor de Nederlandse markt vertaald werden, liet Scholz ook wel eens een Nederlands boek bewerken voor Duitse kinderen. Zo verscheen [Pieter Johannes Valentijn] Dusseau's Voorjaarsbloempjes (Schiedam 1848)Ga naar eind16. als Maiblümchen. Ein Geschenk für die Jugend in Mainz, geïllustreerd met vier litho's. Naast Joseph Scholz probeerden nog twee andere firma's uit Mainz zijn voorbeeld te volgen door Nederlandse kinderboeken uit te geven. Maar het aantal teruggevonden titels is veel geringer dan bij Scholz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De Rustverstoorder’ uit: Chr. K. Clemens, Leerzame verhalen. Een geschenk voor kinderen. Mentz, Aleiter & Zeitinger, [ca. 1860].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aleiter & Zeitinger te MainzDit bedrijf staat voornamelijk te boek als uitgever van kinderprenten. In de jaren 1850-1860 zorgden verschillende Duitse firma's uit Neu-Ruppin, München en Mainz (waaronder Aleiter & Zeitinger) ervoor dat hun lithografische prenten met aangepaste tekst eveneens in Nederland verspreid werden. Het succes van deze buitenlandse concurrentie inspireerde de Hollandse drukkers om zelf ook dergelijke prenten uit te geven.Ga naar eind17. De stap van prent- naar boekuitgave lag dan al gauw voor de hand. Tot nu toe zijn van de firma Aleiter & Zeitinger vijf Nederlandstalige kinderboeken gevonden. Behalve een rijk geïllustreerde uitgave met 24 handgekleurde litho's van Defoe's De Lotgevallen van Robinson Crusoe gaf de firma een bundeltje in oblongformaat uit: Leerzame verhalen. Een geschenk voor Kinderen. De beschrijving van zowel goede als slechte eigenschappen diende hier als voorbeeld om aan te geven hoe het kind wel of juist niet moest handelen. In deze verhalen verwijst de schrijver/bewerker Chr. K. Clemens expliciet naar de bijbehorende plaat en vaak vormt die zelfs zijn uitgangspunt. Zo ook in het vijfde stukje: ‘De Rustverstoorder’. In de woonkamer proberen broer en zus aan tafel een kaartenhuis te bouwen door telkens twee kaarten tegen elkaar te plaatsen. Ondertussen zit grootvader bij de haard de krant te lezen en zo lijkt de Biedermeier huiselijkheid compleet. Totdat een andere jongen die zich stierlijk verveelt de harmonie verstoort: hij gooit een stoel omver en blaast dan in de richting van het bouwsel: het huis stort in elkaar en de kaarten vallen op de grond. Ieder kind - aldus de schrijver - heeft zoiets wel eens meegemaakt, maar: Die gaarne ruwe streken doet,
En and'ren stoort in hun gemoed,
Zal zeker nergens welkom zijn,
En doet zich zelven groote pijn.
Al waar hij komt, wordt hij gehaat;
Niemand die gaarne naast hem staat;
Al wie hem slechts van verre ziet,
Roept straks: ‘daar is de deugniet’.
De illustrator signeerde de handgekleurde litho's met een moeilijk te ontcijferen monogram JLW of HW.
Speciaal voor vlijtige meisjes gaven Aleiter & Zeitinger uit: Emilia en hare pop of de welopgevoede dochter. De uitgave werd gedrukt bij P.A. de Jong te Arnhem. Dat kinderen hun boeken door vlijt en goed gedrag konden ‘verdienen’ blijkt ook uit de toevoeging bij de titel van het aardig geïllustreerde Neues Bilder ABC Buch für fleissige Kinder - Nieuw Prenten AB Boek voor naarstige kinderen. Op zes bladen met elk twee letters konden de kinderen het op school geleerde alfabet thuis nog eens oefenen aan de hand van andere plaatjes. Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkele keer gaf men dit soort prentenboekjes ook als (goedkope) schoolprijs aan kinderen voor vlijt of goed gedrag; men boycotte de Duitse producten dus niet rigoureus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eduard Linn & Comp., MainzVan de derde firma uit Mainz, Eduard Linn & Comp., kennen we slechts één Nederlandstalig boek van titel: Vermaak der Kinderen, door Ch.K. Clemens, uit de verzameling-Van Veen.Ga naar eind18. Een ander exemplaar hiervan bevond zich in de collectie-Tak in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg, maar blijkt thans eveneens onvindbaar. Eduard Linn & Comp. maakte zegellak en handelde als lithografisch bedrijf voornamelijk in prenten en papierzaken voor kinderen. Zij waren werkzaam van 1850 tot 1881.Ga naar eind19. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Arnz & Comp. te DüsseldorfDe eerste steendrukkerij in Düsseldorf werd in 1815 opgericht door de broers Heinrich en Joseph Arnz, die in de lithograaf Johann Christian Winckelmann (1766-1845) een bekwame medewerker vonden.Ga naar eind20. In 1828 echter verliet Winckelmann het bedrijf om zich zelfstandig te vestigen in Berlijn. Als echte zakenman nam Heinrich Arnz de leiding van het bedrijf op zich, terwijl Josephs kracht vooral lag op tekenkundig en kalligrafisch vlak. Joseph stierf in 1841, waarna Heinrich een groter huis kocht in Düsseldorf om daar de zaak verder te voeren. Een van zijn zonen, August Arnz, vestigde al in 1839 in Leiden een lithografisch bedrijf, gecombineerd met een uitgeverij. Daar zagen verschillende belangrijke natuurwetenschappelijke werken het licht, waaronder Anton Schlegels Traité de Fauconnerie (1845). Maar ook nu was de dood weer spelbreker: op 13 mei 1846 sterft August en een groot deel van de voorraad en werktuigen gaan per schip terug naar Duitsland. In afgeslankte vorm houdt Heinrich de lithografische onderneming te Leiden nog tot 1853 in stand. Vlak voordat hij in 1854 sterft draagt hij het moederbedrijf in Duitsland over aan twee andere zonen. Einde 1857 echter houdt de firma in Düsseldorf op te bestaan. Behalve boeken voor volwassenen gaf Arnz zowel in Düsseldorf als in Leiden ook kinderboeken en -prenten uit. En net als Scholz in Mainz leverde hij bovendien kindertheaters en prenten met operafiguren.Ga naar eind21. Acht kinderboeken van de firma Arnz zijn tot nu toe te voorschijn gekomen, waaronder opnieuw een uitgave van Defoe: Merkwaardigheden uit het leven van den kleinen Robinson Crusoë (Arnz & Comp., z.p. ca. 1850). Hoewel het boekje eveneens 24 platen in zwartwit telt,
Het arme kind uit: De geschiedenis van een ryk en van een arm kind; in afbeeldingen voor de jeugd. [Düsseldorf], Arnz & Comp., [ca. 1845].
verschillen deze toch geheel en al van de ‘Robinson’ bij Aleiter & Zeitinger, terwijl ook de tekst anders is. Sterke tegenstellingen in een kinderboek moesten, naar men dacht, grote invloed hebben op het gemoed van de lezertjes. Over die contrasten in de moralistische vertelling is al uitvoerig gesproken in hoofdstuk 2. Ze vormen juist hèt kenmerk van het zedenkundig verhaal. Hier vindt men dit contrastmodel terug in prentenboeken, met titels als ‘Van een goed en een kwaad kind’ of De Geschiedenis van een ryk en van een arm kind, dit laatste ca. 1845 uitgegeven bij Arnz & Comp. Zestien plaatjes met slechts een tweeregelige tekst laten zien wat er met de goeden of met de slechten onontkoombaar gebeurt. Twee jongens, de een geboren in een armoedige hut, de ander in een deftig huis, maken al vroeg kennis met respectievelijk het gebrek of de weelde in het gezin. Beide ouders leggen andere accenten in de opvoeding van hun zoon: de arme jongen leert zijn handen uit de mouwen te steken en zich ‘op het pad der deugd’ te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het rijke kind uit: De geschiedenis van een ryk en van een arm kind; in afbeeldingen voor de jeugd. [Düsseldorf], Arnz & Comp., [ca. 1845].
begeven; de zoon van de rijke vader wil niet leren maar alleen spelen en krijgt in alles zijn zin. Dan sterven de ouders van beide kinderen: de arme jongen gaat bij vreemden werken voor de kost en wordt een kundig man; de rijke heeft geen vak geleerd en weet niets beters te verzinnen dan zijn erfenis op te maken aan eten en drinken. De laatste twee afbeeldingen tonen de voorspelbare afloop: de ene jongeman zit genoeglijk buiten onder een boom met zijn vrouw en spelende kinderen; de ander is door politiemannen geboeid voor de tafel van drie rechters gebracht. De conclusie is duidelijk: rijkdom brengt zeker niet altijd of vanzelf geluk. Als lithografisch bedrijf maakten Arnz & Comp. in Leiden ook platen voor kinderboeken van andere, Nederlandse uitgevers. Een voorbeeld daarvan is F. de Looy: De Heer Hendrik Reinhart en zijne Zonen, of het voorbeeldige huisgezin. Een Geschenk voor Jonge Lieden (Dordrecht, Van Houtrijve en Bredius, [1839]).
Omslag van Kleine Galery van Prenten en Spreuken voor de Jeugd No. 1. Düsseldorf, Arnz & Comp. [ca. 1838].
Een medewerker van de illustrator Gerardus Johannes Bos, Johann Peter Berghaus (1810-1870) tekende de vier handgekleurde plaatjes. In het vierde verhaal wordt een neefje van de jongens Reinhart van zijn geloof in spoken genezen, waarna de heer Reinhart zelf de lof zingt van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, die het geloof aan voortekens, spoken, heksen en toverij met succes bestreden heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mühlen & Leendertz te IssumDeze firma uit Issum, in de buurt van het Duitse Geldern (Kreis Kleef), was weliswaar vrij actief als uitgever of wederverkoper van Nederlandse kinderboeken, maar heeft vreemd genoeg toch weinig sporen nagelaten.Ga naar eind22. Het bedrijf wordt vermeld in het Adressbuch für Handel und Gewerbe der Kreise Geldern, Cleve und Moers (Geldern 1897) als fabriek van ‘Obladen [gekleurde albumplaatjes] en Siegellack’. In datzelfde jaar is er bij het overzicht van het aantal inwoners reeds sprake van de ‘weduwe’ Gustav Mühlen. De Leendertzen van hun kant stamden naar alle waarschijnlijkheid af van een doopsgezinde familie te Amsterdam.Ga naar eind23. Issum zelf telde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoewel gelegen in een overwegend katholieke streek, relatief veel protestanten met een eigen kerk. Voor de hele streek gold dat men er tot in de negentiende eeuw nog Nederlands sprak, zodat het in 1821 blijkbaar ook loonde om schoolboekjes in die taal uit te geven.Ga naar eind24. De hier te bespreken uitgaafjes van Mühlen & Leendertz dienden dus niet alleen voor export naar Nederland maar ook voor het hele Kleefsland. Toch moet de firma geen onbekende zijn geweest in ons land. In het Nieuwsblad voor den Boekhandel van 16 november 1875 staat de volgende advertentie: ‘Heden overleed te Sant Remo (Italië) tot onze grootste droefheid de heer Julius Leendertz, in den ouderdom van 48 jaren. Allen, die den overledene gekend hebben, kunnen licht beseffen, dat wij veel aan hem verliezen. Issum, 12 november 1875, Mühlen & Leendertz.’ Mühlen & Leendertz brengen verschillende kleine kinderboekjes op de markt met titels als: Prentenboek; Prentenboek voor brave Kinderen en Prentenboek voor zoete kinderen. Doorgaans bevatten ze acht kleurenlitho's met een zesregelige tekst. Ze vertonen een grote diversiteit van onderwerpen zonder enig verband, al komen paarden en honden veelvuldig voor. Wat groter van formaat (20 × 17,5 cm) is het Prentvermaak voor kleine Kinderen [I en II]. Zowel vormgeving als kleuring zijn nu fantasievoller en subtieler. Voorstellingen van kinderspelen als stokspringen, vliegeren of ijspret wisselen af met werkzaamheden als korenmaaien of de varkensslacht. Onder de illustratie staat een versje dat omlijst wordt met sierlijke guirlandes en lijnen waarin - als bij een middeleeuws getijdenboek - kleine figuren of objecten zijn getekend. Heel typisch voor die tijd is bijvoorbeeld de afbeelding van een invalide krijgsman, die op een houten been en met een viool in de hand door de omgeving trekt om zo zijn kostje te verdienen. Wie de maker van de teksten of de illustrator van deze prentenboekjes is geweest blijft in het duister. Alleen bij
Uit: Prentvermaak voor kleine kinderen. I, II. Issum, Mühlen & Leendertz. [ca. 1865].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: Nieuw Prenten Boek voor brave Kinderen. Nro. 3. [Issum, Muhlen & Leendertz, ca. 1850].
het Nieuw Prenten Boek voor brave Kinderen nr. 3 is een mogelijke bron gevonden. De acht Struwwelpeterachtige plaatjes met tekst stemmen exact overeen met een deel van de chromolitho's uit Neues Struwwelpeterbuch in vierundzwanzig hübschen Bildern und drolligen Geschichten zur Unterhaltung und Warnung für kleine Kinder (Wesel, Bagel, [1849]).Ga naar eind25. Deze zeldzame Struwwelpetriade werd dus uitgegeven in de plaats Wesel, niet ver van Issum vandaan. Het boekje bij Mühlen & Leendertz geeft de volgende teksten: De straatjongen, Lotje en het katje, De snoeper (alledrie met twee platen), de weldadige kinderen en het onbarmhartige meisje, beide met één plaat. Mühlen en Leendertz lieten net als Scholz ook nog AB-boeken en leisteen-voorbeelden drukken met hun eigen imprint. Het is overigens goed mogelijk dat het bedrijf in
Uit: Nieuw Prenten Boek voor brave Kinderen. Nro. 3. [Issum, Muhlen & Leendertz, ca. 1850].
Issum zelf nauwelijks boeken heeft uitgegeven maar slechts als wederverkoper voor de firma Scholz te Mainz optrad. Het feit dat de kaft-voorstelling van Een lief boekje voor zoete kinderen IV bij J. Scholz te Mainz hetzelfde is als die voor het Prenteboek III bij Mühlen & Leendertz te Issum wijst althans in die richting.
Wanneer we de uitgaven van de vier besproken firma's met elkaar vergelijken dan gaf Scholz voornamelijk echte prentenboeken uit, evenals Mühlen & Leendertz - deze laatsten echter in wat primitievere uitvoering. Arnz & Comp. daarentegen richtten zich, net als Aleiter & Zeitinger, overwegend op leesboekjes en zedenkundige verhalen met prenten. Twee firma's die pas tegen het einde van de negentiende eeuw en dan nog vrij incidenteel enkele van hun boeken op de Nederlandse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
markt brengen zijn Adolf Engel te Berlijn en Carl Schaller te Fürth. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adolf Engel te BerlijnAdolf Engel stond in Berlijn aan het hoofd van de Koninklijke Hof- en Steendrukkerij en was tevens uitgever. Zijn bedrijf was volop werkzaam vanaf 1851. Engel overleed in 1885, waarna zijn zoon de zaak tot 1904 voortzette. Hans Ries karakteriseert ‘Adolf Engel Berlin’ als een bedrijf dat goedkope boeken in grote aantallen met soms slordig gekleurde prenten via colportage verspreidde maar Ryan oordeelt aanzienlijk positiever.Ga naar eind26. De zeven tot nu gevonden prentenboeken dateren alle van omstreeks 1885-1900, zijn voorzien van gekleurde prenten en hebben een groot formaat. Het Prentenboek van Jan en Willem's kwâjongensstreken geeft twee afbeeldingen per bladzijde met primitieve houterige, haast kubistische figuurtjes die allerlei kattekwaad uithalen. Zo drijven ze 's nachts het vee uit buurmans stal of laten een blinde man struikelen. Een korte prozatekst maakt dat duidelijk. Er bestaat ook een kleur- tekenboek met dezelfde figuren: Teekenboek van Jan en Willem. Bij alle boeken van Engel vindt men op het voorplat in een cirkel het ineengestrengelde monogram A E B, dat is: Anton Engel, Berlin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Carl Schaller te FürthVan Carl Schaller en zijn Bilderbücherfabrik in Fürth is nog weinig bekend.Ga naar eind27. Twee Nederlandstalige kinderboeken dragen zijn uitgeversmonogram. Het eerste: Draai maar verder! Prettig prentenboek voor groot en klein mit [!] veranderlijke Figuren, genomen uit het dagelijksch leven [ca. 1890] behoort tot de beweegbare boeken (zie hoofdstuk 22). Op de omslag staat geen jaar of plaats van uitgave, enkel de in elkaar gevlochten letters CS. Hoe het met stoute kinderen gaat [1896] is een vertaling van Struwwelpeters Geschwister met veertien stoute- kinderen-verhalen (zie hoofdstuk 12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prentenboeken van Belgische origineNa de afscheiding van Nederland stichtten in 1833 Jaak Edward Glénisson en Anton van Genechten in het Belgische Turnhout een drukkerij/uitgeverij. Zij gaven hoofdzakelijk volks- en kinderprenten uit in houtsnede of lithografie. In 1856 echter gingen beide vennoten uit elkaar om ieder apart hun uitgeversactiviteiten voort te zetten. Hun gezamenlijke productie dateert dus tussen 1833 en 1856. De firma Glénisson & Van Genechten gebruikte haar prentmateriaal soms ook om er een kinderboek met korte tekst van te maken. Zo werd prent 149 uit hun
Uit: Taalkundig Prenteboekje voor leerzame Kinderen. Tweede deel. Turnhout, Glénisson en Van Genechten, 1842.
fonds,Ga naar eind28. getiteld: Le pain en 12 tableaux. De geschiedenis van het brood. In 12 afbeeldingen en versjes, omstreeks 1835 gevolgd door een boekje met dezelfde titel. Daarin wordt beschreven hoe we aan ons brood komen, vanaf het allereerste begin - het bemesten en ploegen van het land, het zaaien en maaien van het koren, het dorsen en het malen van het meel in de molen - tot aan de eindfase als de bakker het brood bakt. Het korte onderschrift bij de enigszins primitieve platen is in het Frans, het vierregelig vers alleen in het Nederlands. Van enkele andere tot nu toe te voorschijn gekomen ‘Belgische’ kinderboeken, is geen ‘prentvoorganger’ bekend. Het vroegst gedateerd is het Taalkundig Prenteboekje voor leerzame Kinderen. 2e deel (Turnhout 1842), met 12 handgekleurde litho's en blauwe sierrand | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: De Taalspiegel. Een prentgeschenk voor leerzame Kinderen. Met 67 Plaatjes. Gouda, G.B. Van Goor, [1859].
op voor- en achterplat. Dit soort taalboekjes trachtte de weerzin van kinderen om grammatica te leren weg te nemen door kleurrijke prenten met taalkundige uitleg. Het type gaat terug op een in 1820 verschenen Engels werkje: The Path of Learning strewed with Flowers: or English Grammar illustrated.Ga naar eind29. In het Turnhoutse taalboekje staat bovenaan de bladzijde een opschrift dat betrekking heeft op de prent, terwijl onderaan de taalkundige benaming verklaard wordt. Dat gaat als volgt: ‘Het konijn, dat eet’. Op het plaatje zit een meisje dat een konijn voert. Dan volgt de verklaring: ‘Het betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op een reeds genoemd zelfstandig naamwoord’. Zo komen allerlei voornaamwoorden, bij- en voegwoorden aan bod. Door de kleurige plaatjes is de droge leerstof voor kinderen aantrekkelijk gemaakt. In deel 1, dat merkwaardig genoeg later (1843) gedateerd is, gaat het om het zelfstandig- en bijvoeglijk naamwoord, lid- en voornaamwoord. Een vroeg voorbeeld van zo'n taalboek uit eigen land is De Taalspiegel. Een prentgeschenk voor leerzame Kinderen. Met 67 plaatjes (Gouda, G.B. Van Goor, 1859). Dit smaakvol handgekleurde prentenboek in oblong opent met een samenspraak tussen de oudere Klaas en de jongere Krisje en Piet. Klaas zal hen eens haarfijn de tien ‘taaldelen’ [woordsoorten], zoals bijvoorbeeld het zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord, gaan uitleggen. Op de tegenoverliggende pagina ziet men dan de ‘figuurlijke voorstelling’ van de abstracte begrippen. Zo wordt het bedrijvend, lijdend, onzijdig, wederkerig of onpersoonlijk werkwoord in zes, in een cirkel gevatte voorstellingen uitgebeeld. Het fraaist uitgevoerde Glénisson-Van Genechtenboek is ongetwijfeld Prenteboek voor leergrage meisjes, in 12 afbeeldingen met toepasselijke versjes. no. 2. uit ca. 1845. In dit boek zijn allereerst meisjes afgebeeld die een bepaald beroep (‘waschmeisje, wollennaaister’) beoefenen, of die zich met hun muziek- en schilderliefhebberij occuperen. Het is kennelijk zowel voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkende stand als voor de deftiger dametjes bedoeld. Verder worden ook enkele specifiek vrouwelijk geachte deugden (vriendschap en milddadigheid) voorgesteld, naast ondeugden als jaloersheid of nieuwsgierigheid. In een vierregelig vers volgt bij elke prent een nadere uitleg. Zo lezen we bij de afbeelding van een jonge dame, staande aan de piano: Komt ook zwaarmoedigheid of wrevel mij omgeven,
Dan vindt mijn hart toch troost bij 't oefnen der muzijk,
Zij is het, die 't gemoed vermurwt, ja rust kan geven,
Zij heft den wereldling ver boven 't aardsche slijk.
En bij een ander meisje dat (wat laat, gezien haar uiterlijk) leert schrijven met een ganzeveer, hoort men de volgende aansporing: Geliefden, wilt als Jans, ook naarstig 't schrijven leeren,
En maakt daar meê begin, van in uw teêre jeugd:
Uit: Prenteboek voor leergrage Meisjes, in 12 afbeeldingen met toepasselijke versjes. No. 2. Turnhout, Glénisson en Van Genechten, [ca. 1845].
Die schoone en eedle kunst mag niemand toch ontberen,
Zij schenkt aan elken mensch en eer en winst en vreugd.
Een lijstje achterop dit prentenboek vermeldt minstens twintig titels van boeken voor de jeugd uit het fonds Glénisson & Van Genechten. Daar staat ook genoemd: Het Soldaten-Spel, in twaalf afbeeldingen, met toepasselijke versjes voor de Jeugd, 1844. Evenals het voorafgaande boek is het voorplat versierd met kolommen en vazen, gevormd met behulp van typografisch materiaal. Twaalf platen, met op de tegenoverliggende pagina een zestienregelig vers, laten kinderen zien hoe zij zelf dit spel kunnen spelen. Inhoudelijk lijkt dit boekje enigszins op het voor Scholz door W.J. Kelder bewerkte Het soldaatje spelen, met dit verschil dat in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit: Het Soldaten-Spel, in twaalf afbeeldingen, met toepasselijke versjes voor de Jeugd. Turnhout, Glénisson & Van Genechten, 1844.
Turnhoutse versie steeds een advies wordt gegeven, dat op het eind zelfs zeer dwingend klinkt. Bij de tweede afbeelding, de afgeloste schildwacht, luidt de tekst bijvoorbeeld: Geeft acht, regtsom, rigt u, en presenteer 't geweer
Geeft nu elkander 't woord, en volg de krijgsbevelen,
Gedraag u op deez' post, als een soldaat betaamt,
Wil trouw en dapperheid dus ondereen verdeelen.
om dan te eindigen: En gij, o teedre jeugd, wees steeds op uwen post,
Vervul altijd uw pligt en doe dit naar behooren,
Denk, als gij bezig zijt, niet aan eene andre zaak,
Gij zult daardoor het meest aan iedereen bekoren.
Ook sommige plaatjes, zoals ‘De gewonde soldaat’ en ‘De ruiter zijn paard ontnomen’ lijken sterk geïnspireerd op de Scholz-uitgave.
Naast deze kinderlectuur met een imprint van Duitse of Belgische uitgevers werden er ook prentenboeken gevonden zonder naam of plaats van uitgave, die evenwel duidelijk van buitenlandse afkomst zijn. Dat kan men zien aan de typische illustraties, de soms onbeholpen tekst en aan eenzelfde vormgeving als eerder vermelde werkjes van Scholz, Mühlen & Leendertz of Glénisson & Van Genechten.
Eén vraag die we aan het begin stelden is nog niet beantwoord: hoe reageerden uitgever en boekhandel in Nederland op deze buitenlandse uitgaven? Al van 24 januari 1814 dateerde een Koninklijk Besluit waarin uitdrukkelijk verboden werd om enig oorspronkelijk werk ‘na te drukken en te verkoopen, of buiten de Vereenigde Nederlanden nagedrukt zijnde, in te voeren, te verspreiden, of te verkoopen’. Iedereen die een vertaling van een buitenlands werk wilde uitgeven moest eerst het origineel aan het gemeentebestuur in zijn woonplaats tonen en driemaal een advertentie in de krant zetten.Ga naar eind30. Daarnaast was de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels zeer alert op bescherming van haar leden. Als in 1838 enkele Duitse uitgevers uit Lingen, Emden en Düsseldorf (Arnz?) de boekhandel hier melden dat zij Hollandse boeken ter perse hebben en daarvoor de medewerking van de boekverkopers inroepen, laat de Vereeniging een fel protest horen: elke Nederlandse boekhandelaar moet schriftelijk verklaren ‘geen enkel exemplaar van deze schandelijke inkruipsels’ te verkopen. De letterkundige Willem Messchert (1790-1844) komt in een ‘waardig geschreven brief’ daartegen in verweer, omdat hij vrijheid van eerlijke handel in een vrij vaderland noodzakelijk acht. Een scherpe reactie van de ‘Vereeniging’ is het antwoord hierop, maar als een commissie de zaak nog eens rustig bekijkt en een jaar daarna rapport uitbrengt, blijkt de kwestie toch in de geest van Messchert bijgesteld. De boek- en uitgeverswereld moest zich nu bij de feiten neerleggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageOpmerking: De veelal ongedateerde uitgaven (en met name die van Scholz) staan hier in de volgorde waarin ze in dit hoofdstuk besproken worden, maar zijn via het titelregister gemakkelijk traceerbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A Uitgaven van J. Scholz te Mainz
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een apart geval is Heinrich Hoffmanns Een aardig prentenboek met leerzame Vertellingen, bewerkt door W.P. Razoux, uitgegeven bij H.A.M. Roelants te Schiedam [1848], maar gedrukt bij Scholz te Mainz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B Uitgaven van Muhlen & Leendertz te Issum
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C Uitgaven van Arnz & Comp. te Düsseldorf/Leiden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D Aleiter & Zeitinger te Mentz [Mainz]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E Eduard Linn & Comp. Maintz
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F Adolf Engel, Berlin
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G Carl Schaller, Fürth
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H Vermoedelijk Duitse origine
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belgische prentenboeken
|
|