F
Fabel 1. Meestal in het dierenrijk spelende vertelling, aanvankelijk episch van karakter met een didactische inslag, in later tijden veelal anecdotisch-moraliserend. Soms ook zijn het niet dieren die met menselijke eigenschappen worden toegerust, maar planten, delen van het menselijk lichaam, of voorwerpen. Vele van onze bekende fabels, zoals uit de Aesopet, zijn oorspronkelijk van Indische herkomst: twee beroemde Indische verzamelingen zijn de Pançatantra en de Hitopadeça. Onder de moderne fabeldichters dient in de eerste plaats La Fontaine te worden genoemd, daarnaast John Gay en Christian Gellert.
2. De korte inhoud van een drama - soms ook van roman of verhalend gedicht - dat wordt onderverdeeld in expositie of uiteenzetting, epitasis of verwikkeling, en catastrofe of ontknoping.
Fabliaux kluchtige, oud-Franse vertellingen op rijm, die voor het merendeel erotische avonturen tot onderwerp hebben en die in hun tijd buitengewoon populair waren. Het oudste fabliau dat wij hebben dateert uit 1169, terwijl de laatste uit het begin van de veertiende eeuw zijn. Latere schrijvers hebben er soms hun stof aan ontleend: zo is de intrige van Molière's Le Médecin malgré lui afkomstig uit Le Vilain Mire, het verhaal van een boer die door zijn vrouw wordt gedwongen voor dokter te spelen. Een beroemd Engels voorbeeld van een fabliau is The Miller's Tale uit Chaucers The Canterbury Tales.
Factie meestal komisch toneelspel in de vorm van samen-