lang als ik leef, geven de leeuwen geen water. De Wassenaarse volksmond wil dat deze marmeren sierpartij een geschenk van een Russische tsaar was aan de Oranjeprins die het raadhuis ooit heeft bewoond.
Op de leeuw móest je zitten. Als ik hem na zo veel jaren terugzie, wil ik maar één ding: erop gaan zitten. Dat doe ik dus en ik blik een beetje rond over, langs en in het landgoed De Paauw. Hier voelde ik mij ‘altijd wel een beetje lekker’. Door de bomen kun je een ander landgoed, De Pauwhof, zien waar schrijvers (volgens mijn moeder dronkaards) aan een roman werkten en soms een uitstapje naar ‘het dorp’ maakten. Dan hingen die schrijvers, alweer volgens mijn moeder, de beest uit in cafés waar zij zich soms wel te goed deden aan meer dan drie glazen jenever. Daar wilde ik dus bij horen ondanks het gevaar van homosexualiteit, levenslang alcoholisme en de vervaardiging van niet rijmende gedichten. Jaren later zou ik de gedenkschriften omtrent De Pauwhof lezen. Sedertdien heb ik nimmer meer willen logeren in dit schrijvershuis, waarin slechts tamme, manke en zeurende letterkundigen lijken te verblijven.