Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
[Vertrek van Ismir naar Venetië]Niettegenstaande de vermaakelykheden welk ik zo met de jacht als anders Ga naar voetnoot+ nu weder te Smirna genoot – hebbende eenige kooplieden van onze natie, om daarvan bekwaamer het vermaak te neemen, ten dien eynde een expres gebouw of huys getimmerd tot Haselaar (alhier op No 204 afgeschetst) in ‘twelke dezelve verscheyde schoone gemakken Ga naar voetnoot+ en kamers hebben, en een stal wel van 30 paarden, en rondom beslooten met een muur, door welkers opening het huys, als verbeeld is, zich zeer cierlyk vertoond – besloot ik echter wederom na Italien te keeren, nadat Ga naar voetnoot+ een geruymen tyd gehuysvest geweest was by den heer Giacomo de Bucquoy, die de tafel hield Ga naar voetnoot+ met de heeren Benedicto Gluk en Guilgelmo Slaars, altemaal kooplieden van de Hollandsche natie, alwaar de thesaurier Giacomo vander Merkt mede woonachtig was. Middelerwyl Ga naar voetnoot+ altyd vrye toegang my gegeven zynde aan de tafel van den heer consul Van Dam, en ten allen tyde, als ’t my beliefde, ook by de gemelde heeren, uitsteekende liefhebbers van de jacht en visschery.[BA/195]
Haselaar
Het besluit dan tot myn vertrek genomen zynde, oordeelde ik best te zyn my te bedienen van het aldaar leggende convoy, van hetwelke een schip na Venetien was verordend, genaamt de ‘Juffrou Anna’ en gecommandeerd door den capiteyn Jan de Vogel. Ik nam dan, na een verblyf van omtrent zestien maanden, afscheid van den heer consul Van Dam, de gemelde heeren en verdere goede vrienden, en kwam een weinig na middernacht aan boord, ter oorzaak dat ik heel laat met de chaloep Ga naar voetnoot+ van Smirna was vertrokken. | |
Vertrek van Smirna; Caraborneo; Scio; Ipsera; Negroponte; Andréa’s Morgens den 25sten october van het jaar 1684 lichtte het oorlogschip ‘Elswoud’, daar commandeur op was den heer Gerrit vander Dussen, zyn anker, die wy aanstonds volgden. Omtrent twee uuren na den middag kreegen wy stilte en tegenwind, weshalven wy tot des avonds toe moesten laveeren, wanneer Ga naar voetnoot+ den commandeur een schoot deed en vuur opstak, tot teeken dat men gezamentlyk met hem het anker zoude laaten vallen, gelyk geschiedde. Den 26sten ’s morgens met den dageraad wierd het weder gelicht en vertrokken ook de vyf andere schepen van het kasteel[BA/196] welke omtrent acht uuren by ons kwamen, laveerende wy wyders gezamenderhand, met de noordewind, tot des middernachts, passeerende ondertusschen Caraborneo Ga naar voetnoot+ en het eyland Scio. Ga naar voetnoot+ Den 27sten met den morgenstond waaren al drie van de schepen uit ons gezicht gezeyld. Omtrent drie uuren passeerden wy het eyland Ipsera. Ga naar voetnoot+ Voor den avond wachteden ons den commandeur met de vyf andere schepen in, zynde het toenmaals zeer leelyk weer, vermengd met regen, donder en bliksem. Dezen nacht lieten wy het meest dryven, vermits wy het gat tusschen Negroponte en Andréa Ga naar voetnoot+ niet dorsten doorzeylen. | |
Sea; Isola Longa; Bella Pola; Caravi; Capo Angelo; CerigoDen 28sten ‘s morgens hadden wy het zelve weer en was het zo donker, dat wy geen land konden bekennen. Omtrent den middag kwamen wy tusschen Negroponte en Andréa, daar wy met een braave oostewind doorzeylden. ’t Gezicht hiervan verbeeld zich op No 205. ’t Gebergte van Negroponte is aangewezen met de letter A.
Negroponte e Andrea
Des avonds passeerden wy tusschen Sea en | |
[pagina 392]
| |
Isola Longa, Ga naar voetnoot+ hebbende wyders den 29sten met den dag Bella Pola Ga naar voetnoot+ agter, en Caravi Ga naar voetnoot+ benevens ons. Op den middag passeerden wy met een braave voor-de-wind tusschen Capo Angelo en Cerigo door, Ga naar voetnoot+ welke plaatzen ik mede, in het doorzeylen, afteekende, gelyk ze zich vertoonen op No 206, zynde Capo Angelo aangewezen met de letter C en Cerigo met D.
Capo d’Angelo e Cerigo
| |
Capo MatapanAldus kwamen wy in de Adriatische Zee, Ga naar voetnoot+ hebbende met den avond Capo Matapan Ga naar voetnoot+ benevens ons, wanneer Ga naar voetnoot+ na weinig tyds alle de schepen door een vervaarlyke storm die ons hier ter plaatze overviel, van malkander en uit ons gezicht geraakten. Den 30sten ’s morgens zagen wy er ook geene meer, ‘twelk een ongemeene vrees veroorzaakte. Ik wenschte my toen wel op een oorlogschip, maar vermits er tot Smirna gezegd was dat wy tot aan de Golf van Venetien verzeld zouden werden, had ik my op het koopvaardyschip begeven. Vroeg in den morgenstond zagen wy een zeyl achter ons, zonder echter te konnen bekennen of het vriend of vyand was. Wy hielden onze koers na Zanten, Ga naar voetnoot+ waayende de wind heel sterk uit den oostzuidoosten, verzeld met regen, zwaaren donder, en bliksem. Omtrent tien uuren kwam het gemelde schip (‘tgeen wy inwachteden, meenende dat het de commandeur was) by ons en bevonden wy het een van onze koopvaardyschepen, de ‘Geertruyd’ genaamd, te zyn. Wy riepen den capiteyn toe, dat de commandeur geordonneerd had – in geval ymand door storm of anderzints mogt komen af te dwaalen – dat hy te Zanten zoude inloopen en tweemaal vier-en-twintig uuren aldaar blyven leggen, dat Ga naar voetnoot+ hy hem zoude komen afhaalen. De gemelde capiteyn had zich geerne met zyn chaloep aan ons schip laaten zetten, maar het konde door de harde wind en holle zee niet geschieden, weshalven hy na Zanten zeylde. Wy ondertusschen beslooten het met de gewenschte wind, die wy kort daarna kreegen, voort te zetten en ons met de convoyer niet meer te bemoeyen, staken dan de vlag op en gaven een schoot tot afscheid, waarmede hy ons van gelyken bedankte. | |
Stravali; Cefalonia; Pachsu; Corfou; Fanu; SavacenoKort na den middag, zynde nu de cours regt op de Golf aan gesteld, passeerden wy Stravali, een lang stuk lands ‘tgeen voor het gebergte van Morea Ga naar voetnoot+ legd, en zich vertoond op No 207. Hier is een klooster, daar geschut op legd.
Stravali
Met den avond passeerden wy Zanten. Dezen nacht hadden wy zwaaren regen en stilde de wind, die wat westelyker liep. Den 31sten met den dag hadden wy Cefalonia Ga naar voetnoot+ nevens ons, kreegen weder een braave koelte uit den zuyden, en passeerden met den avond Pachsu. Ga naar voetnoot+ Den eersten november, na den middag, kreegen wy Corfou ter zyde van ons, en kwamen omtrent den avond nevens het eyland Fanu, leggende voor de Golf van Venetien. Ga naar voetnoot+ Hier zagen wy het land van Corfou verre van ons, vertoonende zich als verscheyde eylanden, hoewel ze altemaal aan malkanderen vast zyn. Omtrent middernacht zagen wy een zeyl dicht nevens ons, ‘tgeen een vuur ophad. Wy lieten derhalven aanstonds mede een vuur opzetten en, denkende dat het eenige vyand mogt zyn, bereydden ons met alle spoed tot tegenweer. Aldus dreeven wy, in groote stilte, Ga naar voetnoot+ dicht by malkander omtrent een uur tyds, wanneer Ga naar voetnoot+ het schip van ons afweek en de cours uit de Golf Ga naar voetnoot+ zettede. Ondertusschen kreegen wy weder onze voorige wind die ons den tweeden der genoemde maand november met den morgenstond aan de Golf bracht, alwaar een eylandje legd, Savaceno geheeten. Hier zagen wy weder een zeyl, stellende de cours mede uit de Golf. Wy hadden hier de vaste kust in ons gezicht, en meest regen die in den laaten avond met harden wind zodaanig toenam, dat wy tot middernacht in een zwaaren storm voortzeylden, wanneer wy bystaaken, Ga naar voetnoot+ uit vrees van de klippen die hier met menigte in de Golf leggen. | |
[pagina 393]
| |
Na weinig tyds, terwyl wy het aldus in de duysternis lieten dryven, stilde de wind en kreegen wy een weinig licht van de maan. | |
Capo Monte S. Angelo; Caetsia; PomoDen 3den ‘s morgens begon het weer op te helderen, doch wy hadden meest in de wind en passeerden Capo Monte S. Angelo, Ga naar voetnoot+ laatende het na middernacht meest dryven, teneynde niet omtrent de eylanden te geraaken, waarvan wy er een in ‘t gezicht kreegen, Caetsia geheeten. Den 4den met den morgenstond bevonden wy ons omtrent een menigte van eylanden, Ga naar voetnoot+ welke wy altemaal ter rechterhand lieten leggen terwyl Ga naar voetnoot+ met een gewenschte wind onze cours vervolgden. Middelerwyl kreegen wy twee zeylen in ’t oog die wy voor vaartuygen van het land Ga naar voetnoot+ aanzagen, gelyk wy ook bevonden dat ze waaren. Met den avond passeerden wy de klip Pomo, die de laatste van alle de eylanden is en verscheydene eylandjes omtrent zich heeft, gelyk er by de klip, in de printverbeelding op No 208 werd aangewezen.
Pomo
Als men dezelve eerst in ’t gezicht krygd, vertoond ze zich in de gedaante van een schip, daar ze (door onkundigen) lichtelyk voor aangezien zoude konnen werden. Dezen nacht hadden wy in de wind. | |
[Moeizame tocht over de Adriatische Zee]Den 5den met den morgenstond kreegen wy stil weeder en zagen het land van Verona Ga naar voetnoot+ aan de slinkerzyde benevens ons, ‘tgeen zich geheel hoog en vol sneeuw opdoed. Des nagts hadden wy het zelve weer. ’s Morgens den 6den was de wind zuydoost en zagen wy de Slavonische kust zich nevens ons heenstrekken, welke met veele eylanden verzeld is. Ga naar voetnoot+ Aan d’andere zyde waaren wy op de streek van de stad Ravenna, waar omtrent zich een rond bergje vertoond in de gedaante van een klip, hoewel het aan het vasteland gehegt is. Thans bevonden wy ongevaar vier-en-dertig Italiaansche mylen van Venetien te zyn. Ga naar voetnoot+ ’s Nagts hadden wy meest in de wind en stil weer. Den 7den weinig voor den dag kreegen wy weder de zuydooste wind, die met den morgenstond zodaanig wakkerde, dat wy genoodzaakt waaren de meeste zeylen in te neemen. Want het woey een volkomen storm die tot by den middag aanhield, wanneer de wind wat begon te minderen. Doch in ’t kort kreegen wy nogmaals het zelve weer, en omtrent den avond weder verandering, hebbende dezen dag meest bygesteeken, teneynde niet in het naauw aan het land te vervallen. Des nagts hadden wy goed weer. Den 8sten met het krieken van den dag bevonden wy ons omtrent de plaats die wy des avonds hadden verlaaten. Op den middag hadden wy Citta Nova of de ‘Nieuwe Stad’ ten noordoosten, en omtrent den avond weder onstuymig weer, zulks dat wy genoodzaakt waaren by te leggen. ’s Nagts ten drie uuren vervolgenden wy weder onze cours. Den 9den was het heel stil en bevonden wy met zonnenopgang ter plaatze daar wy ’s avonds tevooren begonden by te steeken, dryvende dezen dag in stilte. ’s Avonds kwam er een koeltje ‘tgeen ons zodaanig deed vorderen, dat wy des nagts weder moesten bysteeken, tot ten drie uuren. | |
[Komst tot voor de lagune van Venetië]Den 10den met den dageraad hadden wy een gewenschte wind, die ons omtrent drie uuren voor den middag in het gezicht van Venetien bracht, tot voor het naauw of het gat, daar wy een kleyn Engelsch scheepje zagen inzeylen. Lang hielden wy ’t hier voor, op hoop van met de barken of lootzen afgehaald te worden, doch vermits het niet geschiedde, waaren wy genoodzaakt het anker in de grond te werpen, leggende op negen vademen waters. Omtrent drie uuren na den middag deeden wy een schoot en lieten een sjouw Ga naar voetnoot+ waayen om afgehaald te werden, doch vernamen niemand. | |
[pagina 394]
| |
Hierby overviel ons ook de nagt, die door het onstuymig weer heel donker was. Dus scheen het alleenlyk te hangen aan het houden van de ankertouwen, welke wy – door het kraaken van het schip, veroorzaakt door het afgryselyk op en neder schokken – al ettelyke maalen meenden gebrooken te zyn. In deze algemeene benaauwdheid, en terwyl wy geen andere staat maakten als dat er van negentig zielen, die er in ’t schip waaren, geen een af zoude komen, gelyk ook zeekerlyk gebeurd zoude hebben indien de touwen ons hadden begeeven (daar wy, zittende met ons vieren in de kajuit malkanderen heel deerlyk aan te zien zonder het hoofd er buyten te durven steeken, t’elkens na lieten verneemen) beliefde het God dat de wind omtrent twee uuren na middernagt begon af te neemen, tot zoverre, dat wy des morgens den 11den goed weder hadden. Thans deeden wy verscheydene schooten met scherp, teneynde men ons mogt komen afhaalen. Omtrent negen uuren kwam er een bark aanzetten, met berigt dat ze ons onmogelyk konden binnenlootzen, dewyl er maar vyftien voeten water in het gat was en ons schip achttien voeten diep ging. Wy verzeylden dan tot voor het gat van Malomocco, daar wy op tien vademen waters ten anker gingen leggen, welhaast verzeld door twee Engelsche schepen die zich nevens ons plaatsten. Den 12den lieten wy weder een sjouw waayen en deeden eenige schooten, doch vermits de wind nochmaals te sterk was, kwamen de lootzen niet voor des anderendaags. Wy zeylden dan na het gat, ‘tgeen wy een-en-twintig voeten diep bevonden en, hebbende zich zeven barken, yder met tien man voorzien, aan ons vastgehegt, wierden wy binnen de haven geroeyd, verheugd dat ik my, na zoveel omzwervens, eyndelyk weder in het gebied der Christenen bevond. | |
Komst te VenetienZohaast als het anker gevallen was, lieten wy ons aanstonds met de chaloep na de stad roeyen, in het bywezen van een alsante of ‘deurwaarder’ die met zyne gondel gestadig omtrent ons bleef. Na een uur roeyens aan de stad gekomen, trad de capiteyn alleen te land, en in het Huys van de Gezondheyd, daar hy zyne brieven overgaf, terwyl wy aan de waterkant stonden te wachten, afgezonderd van de ingezetenen die rondom ons stonden, uit vrees van de pestziekte. | |
Gebruyk van de quarantaine te houden omtrent degeenen die uit de Levant komen’t Is een gebruyk omtrent alle degeenen die uit de Levant komen, dat ze alvoorens voet in de stad te mogen zetten, veertig dagen in het lazareth moeten blyven; ‘tgeen men noemd ‘de quarantaine houden’. De brieven overgeleverd zynde, wierden wy weder op de zelve wyze met den alsante na het schip gebracht, daar ik geerne de prattica in gehouden zoude hebben, Ga naar voetnoot+ doch het mogt niet geschieden. Echter kreegen wy noch (door een voorspraak) de gunst, dat de dagen die wy in het schip hadden gelegen, mede voor leg-dagen wierden gereekend, zulks dat wy ons maar heel weynig tyds in het lazareth onthielden, dewyl het gantsche getal toenmaals op een-en-twintig dagen was gesteld, waarvan wy er zestien in het schip lagen. Want eer nam onze quarantaine geen aanvang. Maar zo men geen gezondheidsbrieven uit de Levant medebrengt, en dat de pest is ter plaatze daar men vandaan komt, moet men er veertig dagen verblyven, gelyk ook alle de goederen die men oordeeld, dat eenige besmetting zoude konnen overzetten. En byaldien Ga naar voetnoot+ het komt te gebeuren dat er middelerwyl eenige ziekte ontstaat onder degeenen die deze quarantaine houden, worden de gemelde veertig dagen verdubbeld en tot een getal van tagtig gebracht. Kortom ’t is een zeer ongemaklyk ding, en ’t verdrietigste dat ymand, na d’ongemakken van de zee te hebben moeten uitstaan, zoude konnen overkomen. | |
[pagina 395]
| |
Gelegenheid van het lazarethWat het lazareth belangd, ’t is een gebouw, rondom in ’t water gelegen, omvangen met een muur, en met veele gemeene Ga naar voetnoot+ vertrekken voorzien, gelyk ook met eenige andere die byzonderlyk afgeslooten worden. Want die byvoorbeeld hunne quarantaine op een dag vier à vyf Ga naar voetnoot+ volbracht hebben, mogen geene gemeenschap houden Ga naar voetnoot+ met degeene die daar nog langer moeten verblyven, of zy zouden zich tot het zelve verblyf verbinden. Byaldien ook ymand hier door een vriend bezocht word, vermag dezelve niet by hem te naderen, maar is gehouden eenige schreeden van hem af te blyven, ten welken eynde altyd een wachter by de hand is die er naauwe achting op geeft. Want zo hy hem kwam aan te raaken, zoude hy de zelve quarantaine moeten uithouden, die, na de gelegentheid van zaaken zo lang of zo kort is als het den heeren van de gezondheid beliefd. Men doed zich hier de spys en ‘tgeen men vorder tot onderhoud des levens van nooden heeft, uit de stad brengen, ‘tgeen men in de gemelde vertrekken bereyd zoals ’t een yder wel gevald, en nadat de quarantaine volbracht is, werd men met gondels of andere kleyne vaartuygen afgehaald. |
|