Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdKomst binnen VenetienDen 19den december, wanneer onze quarantaine geeyndigd was, wierd ik (benevens een vriend die mede van Smirna was gekomen) door een deurwaarder, gelyk hiervoor gezegd is, uit het lazareth afgehaald en met een gondel te Venetien gebracht, alwaar ik my een tydlang meende te onthouden, met het oogmerk van er my verder in de schilderkonst te oeffenen. Ik had het geluk van een der voornaamste meesters dezer eeuw t’ontmoeten, geboortig van Munchen in Duytsland, en Carlo Loth geheeten. Een man, hoewel in de zestig jaaren oud, die nog in de volle fleur van zyne konst was, fris en sterk van lighaam, en van een zeer vermaakelyke omgang. Hy had zich van der jeugd af in Italien (doch meest te Venetien) opgehouden, daar hy in zonderlinge Ga naar voetnoot+ achting was. Deze deelde my uit een loutere genegentheid mede, alles ‘tgeen ik hem verzocht, en gaf my zo veel opening in de schilderkunst, dat ik gaarne wil bekennen een eeuwige verplichting aan hem te hebben. Deze oeffening hield my echter zodaanig niet bezig, of ik nam myne uitspanningen, en bezichtigde het voornaamste in en omtrent Venetien. Van het eerste, als te wel bekend zynde, zal ik niet spreeken, en alleenlyk yts van het ander aanroeren. | |
Vermaakelyke vaart na PaduaOnder het vermaakelykste waarmede zich een vreemdeling kan verlustigen, moet men de stad Padua gaan bezichtigen, welke nog achttien Italiaansche mylen Ga naar voetnoot+ van Venetien word gereekend. Men vaart daarheen van Foreno, een uur roeyens van de laatstgenoemde stad aan het vasteland gelegen, langs de rivier de Brente welke zich byzonder lustig opdoed, ter oorzaak van de dorpen die op desselfs oever leggen, doch voornamentlyk wegens de meenigvuldige paleyzen en hofsteeden die zich ter wederzyde vertoonen. Men heeft hier, ten opzichte van deze vaart, | |
[pagina 396]
| |
een kleyne verbeelding van Holland. Want men kan er zo wel met de lyn langs opgetrokken werden als men aldaar met de trek- of jaagschuyten doed. Ook bevaart men ze doorgaans met de gondel, en werden beyde deze manieren dagelyks gebruykt, behalven dat de ryweg daarbenevens met de zelve aangenaamheden verzeld is. | |
Schoone stukken van den schilder Bassan te BassanoIk onthield my ook eenige maanden te Bassano, een gemeene dagreys van Venetien gelegen, alleenlyk om myne lust te voldoen in het bezichtigen der werken van dien wydberoemden schilder Bassan. Want om zyne geboorteplaats te vereeren heeft hy er stukken gemaakt, daar geen ander van zyn maakzel, hoe hoog ook elders in waarde gehouden, by mogen haalen. Van deze zyn er twee, in twee byzondere kapellen, dienende tot altaarstukken, welke in zodaanig een achting werden gehouden, dat ze met deuren van yzere tralien (daar men ze door beziet) beslooten zyn. ’t Voornaamste is de verbeelding van des Zaligmaakers geboorte. Maar het fraayste ‘tgeen men oordeeld van hem te vinden te zyn, en men – onbeslooten – in een andere kerk kan bezichtigen, is een stuk verbeeldende de hemelvaart Christi, daar de apostelen hem met verwondering en verbaastheid naoogen. Wat de stad Bassano belangd, zy legd zeer vermaakelyk, strekkende zich langs de rivier de Brente, ‘twelk my gelegentheid gaf om er verscheydene aangenaame gezichten op ’t papier te brengen. | |
Zwaare hagelsteenen, te Venetien gevallen’t Geen ik hier gaa verhaalen, zal eenige die wat wonderlyk philosopheeren Ga naar voetnoot+, buyten twyffel ongelooflyk voorkomen. Ondertusschen kan ik verzeekeren dat het waarachtig is, en dat ik het met eygen oogen heb gezien. Den 4den july 1686 ’s namiddags ten drie uuren onstond te Venetien heel schielyk een groot onweer, vermengd met zwaare regen en gestadige donder, en zulke vervaarlyke hagelsteenen, dat ze aan de zyde daar de wind vandaan kwam meest alle de glazen der huyzen insloegen. Onder anderen waaren er twee gevallen op de voorplaats van het huys daar ik my onthield,, welke ik tot gedachtenis aftekende, zynde derzelver gedaante en grootte als ze zich op No 209 vertoonen. ’t Gewicht van yder bevond ik by de vier onçen. Ga naar voetnoot+
Grandine
Ondertusschen waaren ze nogal vry wat versmolten, want ik dorst er niet omtrent komen voordat het onweer over was. Men verhaalde my ook, dat er een dicht by onze wooning was gevallen die de grootte had van een gemeen menschenhoofd, en (na gissing) omtrent de vier pond moest weegen. Doch deze heb ik niet gezien en ik kan er derhalven met geen zeekerheid van spreeken. | |
[Een woestijnspringmuis]Terwyl ik my alhier te Venetien onthield, wierd my een zeeker beesje vereerd, Gerbo genaamd, en tot een present of geschenk uit Barbarien gebracht. Ik vond het byzonder vreemd van gedaante, zynde het lighaam en de koleur op de wyze als een haas, gelyk ook het hoofd en de ooren. De twee achterste pooten, daar het alleen op ging, waaren ongemeen lang, en de twee voorste integendeel byzonder kort, hebbende vooraan yts als een handje daar het de spys mede nam op de manier als d’eekhoorns of d’aapen. De staart was heel lang, en aan het eynde wit en zwart gevlakt Ga naar voetnoot+ ’t Afbeeldzel vertoond zich op No 210.
Gerbo
Na eenigen tyd kwam het te sterven, weshalven ik het opzettede om het aldus te konnen bewaaren. Doch ik bevond na een wyl, dat het door de myt was vergaan; zulks dat ik niets als het gebeente heb overgehouden. |