Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |
Vertrek van Venetien; Padua; Vincenza; Verona; Tioesa; Rodrego; Trente; [Bolsan]Na een verblyf van weinig minder als acht jaaren te Venetien gehouden te hebben, besloot ik, vermoeid van zo veel omzwervens, weder na myn vaderland te keeren, en vertrok derhalven den 7den october van het jaar 1692 op Ga naar voetnoot+ Sufina, een vlek aan het vasteland en omtrent een uur van Venetien gelegen, Ga naar voetnoot+ van waar ik na Padua reed, daar ik des nagts verbleef. Den 8sten kwam ik te Vincenza, alwaar my, terwyl ik ’t aanmerklykste van de stad ging bezichtigen, veele fraajigheden van de schilderkonst voor kwamen. Hierdoor loopt een braave rivier heen. Vervolgens toog ik op Verona, daar mede veele konststukken gezien werden. Door deze stad stroomd ook een fraaye rivier, welke veele aangenaame gezichten aan het oog beschikt. Van hier passeerd men de rivier Ladice, en vervolgens Tioesa, een fortres der Venetiaanen, van waar men zich na de stad Rodrego Ga naar voetnoot+ vervoegd. Den 15den kwam ik tot Trente, ‘tgeen zich heel aangenaam opdoed, ter oorzaak dat de stad aan d’eene zyde bergachtig opwaarts gaat. Aan de andere zyde loopt de rivier. Hier ziet men in de vest veele harten loopen. Ga naar voetnoot+ Vervolgens komt men aan de stad Bolsan, Ga naar voetnoot+ waar omtrent zich verscheydene kasteelen langs de wegen, op de spitzen der bergen vertoonden. | |
Hensbroek; Sjermits; Munchen; AugsburgVan daar vervoegde ik my na Hensbroek, Ga naar voetnoot+ alwaar ik in de kerk der franciscaanen de twintig keyzers en acht keyzerinnen, die zeer wel gemaakt zyn en veel meer als van levensgrootte, ging bezichtigen. Men ziet er mede het goude dak, ‘tgeen wel niet groot maar van massyf goud is, en van zeer groote en hooge waarde gehouden word. Deze stad is uitstekend sterk, zynde tusschen heel hoog gebergte gelegen ‘tgeen haar als tot een muur verstrekt en onwinbaar geacht doed zyn. Weshalven zy voor de beste plaats werd gehouden die de keyzer in zyn gebied heeft. Vervolgens trekt men voorby de fortres Sjermits, Ga naar voetnoot+ een uitstekend sterke vesting, en heel hoog bovenop het gebergte gelegen, daar men onderaardsche hoolen in gegraven heeft om uitvallen te konnen doen. Den 20sten kwam ik te Munchen, de hoofdstad van het hertogdom Beyeren, daar ik eenige dagen verbleef en er ondertusschen het voornaamste ging bezichtigen, onder anderen ook het paleys van den keurvorst, ‘tgeen van een treffelyke bouwkunde en uitstekend groot is. Thans begaf ik my na Augsburg, welke stad heel aangenaam in een vlakte gelegen is. Hier heeft men een beroemd raadhuys en een heel geestig Ga naar voetnoot+ gemaakte inlaating aan de poort, bestaande in verscheydene bruggen en deuren welke, als er ymand doorgaat, zich op een ongemeene manier vanzelfs weder toesluyten. | |
Donawert; Wytssenburg; [Swalbag]; Nystad; Kitzingen; Wirtsburg; FrankfurtVervolgens passeerde ik Donawert, Wytssenburg en Swalbag, Ga naar voetnoot+ en kwam den eersten november te Neurenberg, alwaar ik (om eenig goed van Venetien af te wachten) genoodzaakt was my dertig dagen op te houden. Deze plaats is van een tamelyke grootte en heeft veele wel gebouwde huyzen; rondomheen een redelyk hooge wal, voorzien met veele braave toorns en een diepe graft. Het kasteel legd op een hoogte of berg, bestaande meestendeel uit levende rots. Den eersten december vertrok ik weder van daar, en nam myn weg over Nystad, Kitzingen en Wirtsburg, Ga naar voetnoot+ waar benevens de rivier de | |
[pagina 398]
| |
Main heen loopt, daar wy des morgens overtoogen, komende wyders den 6den tot Frankfort. | |
Ments; Hooghem; Cassel; Bacherach; S. Goar; Coblens; Bon; KeulenThans kreegen wy groote koude en het begon zodanig te vriezen, dat wy den Ryn niet konden passeeren, weshalven wy (alzo ik nu twee heeren by my had gekreegen) tot Ments Ga naar voetnoot+ een koets namen en den 8sten omtrent den middag vertrokken, passeerende Hooghem Ga naar voetnoot+ en Cassel, waar omtrent men over de rivier word gezet. Hier namen wy een kleyne bark om na Keulen te gaan. Den Ryn afkomende, zagen wy verscheydene plaatzen die door den oorlog t’eenemaal verwoest laagen, als Bacherach Ga naar voetnoot+ (‘twelk van geen mensch bewoond wierd) en eenige andere. Te S. Goar of S. Gewer gekomen, zagen wy aldaar een schoone fortres. Vervolgens geraakten wy aan de stad Coblents, welke aan de andere zyde van den Ryn een uitsteekend sterk kasteel heeft. Dezen dag, den 11den der maand, konden wy door den grooten overvloed van het ys ‘tgeen den Ryn afdreef, niet doorkomen. Maar nog erger was het, dat de schipper en zyne knegts de felle koude niet langer konden uitstaan, weshalven wy genoodzaakt waaren de bark te verlaaten en ons (dewyl wy geen paarden konden bekomen) te voet na Bon te begeven, daar wy maar vyf uuren vandaan waaren. Hier zag ik dat men weder eenige huyzen begon op te bouwen. Den 13den kwamen wy te Keulen, alwaar ik genoodzaakt was omtrent drie maanden te verblyven. | |
Dusseldorp; Keyzerswaart; Wesel; Rees; Emmerik; Schenkenschans; Aarnhem; Uytregt; Amsteldam; Wederkomst in ’s GravenhageDen 8sten maart 1693 vertrok ik weder van daar, den Ryn af na Amsteldam. Te Dusseldorp gekomen, bezag ik aldaar een fraay paleys van den vorst van Nieuburg. Vervolgens passeerden wy Keyzerswaard, Ga naar voetnoot+ Wesel, Rees, Emmerik en Schenkenschans, Ga naar voetnoot+ komende wyders den 12den tot Aarnhem. Den 13den toogen wy door Uytregt en kwamen den 14den tot Amsteldam, alwaar my tot den 18den opgehouden hebbende, vervoegde ik my na ’s Gravenhage, myne geboorteplaats. Daar ik den 19den der genoemde maand maart, ’s morgens ten zeven uuren, aankwam, na een reys van omtrent negentien jaaren met zodaanig een geluk volbracht te hebben, dat ik reeden had om God met de uiterste dankbaarheid daarvoor te looven. |