Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
LXXIIe Hoofdstuk.
| |
Tocht na ChitiEenige dagen uitgerust hebbende, reeden wy na Chiti. Deze plaats, weleer zo berucht, Ga naar voetnoot+ bestaat tegenwoordig in eenige slegte huyzen. Zommige willen dat ze de eerste verblyfplaats van de godinne Venus geweest zoude zyn (hoewel andere dat aan Baffa, ‘twelk eertyds Paphos genoemd wierd, toeschryven) wanneer ze, volgens het schryven der poëeten, uit de zee, haare geboorteplaats aan land was gekomen. Ga naar voetnoot+ Wordende Cyprus eenpaariglyk gehouden voor het eyland daar ze aanlandde, en werd zy, na den naam van hetzelve, Cypria geheeten. [BA/182] Chiti is langen tyd voor een baronnie bekend geweest. Men ziet er noch een gedeelte van een groot antyksch gebouw, en benevens hetzelve een oude diepe put waarin ik noch eenig water zag. Deze put is zo fraay en groot, dat men daaruit wel kan afmeeten dat het nevenstaande gebouw heel deftig geweest moet hebben. ’t Is hieromheen zeer lustig, als zynde overal beplant met een menigte van oranje- en citroenboomen. Doch het jammerlykst is, dat het er zo geweldig verwilderd vermits het er niet onderhouden werd, waardoor verscheydene boomen komen uit te gaan. Ga naar voetnoot+ Indien er andere inwoonders waaren, die er wat meerder zorg voor droegen, men zoude er een paradys af konnen maaken. De lieffelyke lommer en aangenaame reuk der gemelde boomen deed ons hier het middagmaal bereyden, waarna wy weder opsteegen, teneynde na Larnica te keeren, van waar deze plaats omtrent anderhalf uur gelegen is, strekkende zich de weg door vlak en vermaakelyk land. Ga naar voetnoot+ | |
Zoutpannen; Mosqueë met het graf van Mahomets moederIn deze wedertogt passeerden wy de salines of zoutpannen. Hier zagen wy eenig water, en verscheydene zoutbergjes, alzo ze toenmaals bezich waaren met het zout te verzamelen, en het water zich noch dagelyks tot zout zettede. Benevens deze zoutplaats is een Turksche mosqueë, en in dezelve – na het zeggen der Turken – het graf van Mina, de moeder van hunnen propheet Mahomet. [BA/183] Dit graf is omvangen met drie groote steenen, twee recht overeynd staande en een daarboven overheen gelegd. De twee zyn dertien palmen breed en ruym eens zo hoog, Ga naar voetnoot+ doch tegenwoordig met kalk bestreeken, zodat men de steen zelfs Ga naar voetnoot+ niet kan zien. Anders vald hier onderwegen niets te bezichtigen, weshalven nu ook wel yts van Larnica gezegd diend te wezen. | |
Byzonderheden van Larnica of l’ArnachoHet is een gemeen dorp waarin noch een oud kerkje met een toorn gezien word, gelyk ook verscheydene overblyfzelen van de oude stad. Hier woonen alle de Europische kooplieden, zynde Franschen, hoewel er bywylen mede deze en geene van andere natien hunne verblyfplaats hebben, gelyk er zich een Engelsch koopman kwam nederzetten terwyl ik my er onthield. Zy hebben hunne pakhuyzen by de salines of zoutpannen, zynde den oever daar de schepen ankeren. Ter zelver | |
[pagina 374]
| |
plaats heeft men een oud kerkje aan S. Lazarus gewyd, waarin men onder de aarde de begraafplaats van dien heilig Ga naar voetnoot+ aanwyst. Doch het graf zelve werd er niet meer gevonden, vermits het allenxkens, met stukken en brokken, door de vreemdelingen is weggevoerd. De geestelyken verhaalen dat, nadat Lazarus zich uit de handen der Jooden had gered, hy zich na Cyprus begaf, alwaar hy naderhand door de daar komende apostelen tot bisschop wierd aangesteld en aldaar, nadat hy dezelve waardigheid dertig jaaren met grooten yver had bekleed, kwam te sterven, en wierd er begraven. Doch naderhand zoude zyn lighaam na Constantinopolen, en van daar na Marseille gevoerd wezen, ter welker plaatze men wil dat het tegenwoordig noch is.[BA/184] Hoewel ik ’t geheele eyland Cyprus niet heb konnen door- en omreizen, moet ik alhier melden ‘tgeen de Cypriotten (en inwoonders die aldaar lange vertoefd hadden) my van ‘tzelve verhaald hebben, en het aan de kenners der oudheden laaten te onderzoeken hoe verre zy in dezen van de kennis der oude landbeschryving afdwaalen, of hoe na zy daarmede overeenkomen. Immers, Ga naar voetnoot+ indien men de oude steden van dit eyland uit Scylax, [BA/185] Strabo en Ptolomaeus zoude optellen, vond men en ’t getal en de naamen zeer verschillig van deze, welke nu van deszelfs inwoonders opgegeven werden. Maar ’t is niet zelden geschied dat, de taalen der volkeren veranderd zynde, de naamen der steden en plaatzen of verwisseld zyn of een andere buyging gekreegen hebben. Gelyk dan in de klank van Sarignia, Baffa, Lapida, Citium etc. de benaamingen van ’t oude Ceraunia of Cerunia, Paphos, Lapathus en Chiti noch bespeurd werden. | |
Steeden van Cyprus’t Eyland Cyprus dan, zo zy zeyden, placht in voorige tyden met dertien bemuurde steeden te pronken, als Nicosia, Famagusta, Agianappa, Larnica, Chiti, Lemisco, Bisschoppia, Abduna, Couglia, Baffa, Lescara, Lapida en Sarignia. Van alle deze zyn er noch maar twee in wezen, te weten Nicosia en Famagusta, van welks gelegenheid hiervooren is gesprooken. | |
Agianappa; Larnica, Chiti; Bisschoppia; [Abduna]; Couglia; Baffa; LescaraAgianappa, zoveel gezegd als ‘S. Nappa’, legd by Cabo de la Greca, daar niets is te zien als een kerk, in een hol gemaakt, welke aan de Maagd Maria is gewyd. Omtrent deze plaats worden jaarlyks de kleyne vogeltjes, ‘beccafige’ geheeten (waaraf hiervooren eenige melding is gedaan Ga naar voetnoot+) gevangen, welke, in den azyn gelegd, na verscheydene gewesten werden verzonden. Men vangt ze met lymstokken, evenals men omtrent diergelyke vogeltjes by ons in gebruyk heeft. Larnica is tegenwoordig een dorp, gelyk gezegd is. Chiti is mede een vervallen dorp. Bisschopia is een schoon en vlak land, vol oude ruïnen, besproeid met een fraaye rivier. Men zegd dat er in voorige tyden veel suykerried gewassen heeft; tegenwoordig werd het met kattoen beplant. Dezen oord heeft een groote visschery en legd omtrent duyzend schreeden van de Caap la gata Abdima, en ongevaar tweehonderd meer van de zee, hebbende wyders in ’t rond veel bosschagie, bestaande in olyfboomen. Couglia is maar weinig van de zee gelegen, en tegenwoordig niets aldaar te zien. Daar vald veel zyde en kattoen. Ga naar voetnoot+ Baffa is mede een vervallen dorp, leggende aan de zee. Lescara legd aan de voet van den berg Olympus, dicht aan de zee, welken berg, van deze plaats af, langzaam ryst totdat dezelve, verre landwaards in, eyndelyk zynen top zeer hoog verheft. By dit Lescara is mede niets te zien, als dat er een schoone rivier van den gemelden berg komt nederstorten, en er zich verscheydene vermaakelyke dorpen omheen strekken. Te dezer plaats vald de vermaarde laudanum die zyn oorspronk uit den dauw heeft, | |
[pagina 375]
| |
vallende dezelve op de bladeren van een kleyne plant, omtrent een halve voet hoog, de smalbladige saly niet ongelyk. | |
Manier van de laudanum te vergaderenOm deze laudanum te vergaderen, jaagen de boeren des morgens voor zonnenopgang hunne geiten door dit kruyd te weiden, en zynde de laudanum zacht en kleefachtig blyft dit in derzelver baarden hangen, welke eenmaal ’s jaars werden afgesneden en alsdan boven het vuur gesuyverd. Deze is de beste, en die men de ‘maagde-laudanum’ noemd. De tweede soort veranderd zich in het bosje hair ‘tgeen achter boven de klauwen zit en mede afgesneden word. De derde werd vergaderd met een dikke koe-haire koord welke door twee persoonen over het gemelde kruyd word getrokken. Ook gebruyken zommige landluyden noch een andere manier, te weeten, zy koppelen eenige koorden tesaamen aan een korte stok en stryken daarmede des morgens, zo lang als zich de dauw vertoond, over het gezeyde kruyd heen. Doch deze twee laatste manieren van verzamelen geeven de slegtste en zwaarste laudanum, vermits ze door behulp van zand van de koord werd afgestreeken, ‘tgeen zo net niet kan geschieden of het zand komt er zich mede te vermengen. De laudanum is zwart, van een sterke reuk, en gezond om in pest-tyden te gebruyken. Ook werd ze in de medicynen gebruykt. | |
Lapida; SarigniaTe Lapida is mede niets te zien, als een klooster der Grieken op den oever van de zee, en een oude kerk welke gezegd werd dat de apostelen zouden hebben doen stichten. Aan eenige overgeblevene brokken der gebouwen ziet men, dat veele wooningen vyvers hebben gehad, welke hun water met dat van de zee konden verwisselen. Ga naar voetnoot+ Van Sarignia of Cerines, eertyds Ceraunia genoemd, is niets overig dan een haven voor de galeyen en een sterk kasteel. Van daar is de overvaart na Carmanien en Natolien. [BA/186] Een uur van hier staat het heerlyk gebouw de la Paays of der Tempeliers. Ga naar voetnoot+ | |
Byzonderheden van een Grieksch klooster daar een stuk houts van des Zaligmaakers kruys in bewaard wordOmtrent vyf Italiaansche mylen Ga naar voetnoot+ van Larnica, op een hoogen berg (de kenbaarste voor de zeelieden om de Baay van Salines aan te doen) heeft men een klooster, genaamd S. Croce of het ‘Kruys-klooster’ waarin zich gemeenlyk twintig caloyers, zynde een soort van Grieksche geestelyken (gelyk elders meer gezegd is Ga naar voetnoot+) onthouden. De Grieken geven voor Ga naar voetnoot+, hier een stuk houts van des Zaligmaakers kruys te hebben, ruym een ducaton dik en anderhalf vierdendeel lang, aldaar gebracht door S. Helena. Volgens hun zeggen hangd hetzelve tusschen hemel en aarde zonder ergens aan vast te zyn, en zoude tot een mirakel aldaar dus geplaatst wezen. Een yder voegd zich jaarlyks op den veertienden september uit godvruchtigheid derwaarts – als wordende onder de Grieken de dag van S. Croce, of het ‘Heilig Kruys’ voor een grooten heiligen dag gehouden – teneynde dit wonderbaarlyk stuk houts te kussen, ‘tgeen van al de wereld, groot of kleyn van persoon, met het zelve gemak gedaan word, zonder dat men egter kan bemerken dat het nederdaald of opwaarts ryst. Maar ik heb my van anderen, die het gezien hebben – want ik heb er zelve geen gelegentheid toe gehad – laaten zeggen dat het gemelde stuk houts beslooten is in een zilver-verguld kasje, waardoor men het ten allen tyde kan bezichtigen. Doch dat er op Kruysdag een schuyf van een rond gat (van grootte omtrent als een ducaton) werd afgetrokken, daar dit hout tegenaan zit, ‘tgeen alsdan van een ygelyk word gekust. [BA/187] Onder dit klooster heeft men een grotte waarin men een rosachtig water vind, in hetwelk zich degeenen gaan wasschen die met eenige ziekten of kwaalen besmet zyn, gelyk zy er ook ten zelven eynde af drinken; en (zo men de Grieken mag gelooven) worden zy, zonder eenige andere middelen te gebruyken, geneezen. | |
[pagina 376]
| |
Vreemde geschiedenis van sprinkhaanenIk heb in het 46ste hoofdstuk van sprinkhaanen gesprooken, daar ik dit volgende verhaal van de inwoonders van Cyprus moet byvoegen. ’t Gebeurde op dit eyland in het jaar 1668 dat er (doch meest omtrent de stad Famagusta) zulk een menigte van sprinkhaanen wierd vernomen, dat ze zich, wanneer ze aan ’t vliegen waaren, als een duystere wolk vertoonden en naauwlyks opening voor de straalen van de zon verleenden. Dit duurde omtrent een maand, als wanneer den bassa ordonneerde dat alle de landlieden, yder voor zyn hoofd, Ga naar voetnoot+ een zeekere maat vol sprinkhaanen aan het hof te Nicosia moest brengen, waartoe buyten de stad gaten wierden gegraaven daar men ze in smeet en met aarde toedekte, teneynde door de stank geen besmetting te veroorzaaken. Ondertusschen wierden tien achtereenvolgende dagen door de Grieken gestadig processien en gebeden gedaan om van deze land-verdervende plaag verlost te mogen worden, ten welken eynde zy ook een zeeker Mariabeeld met het kindeken Jesus op den arm, ‘tgeen zy zeggen door S. Lucas geschilderd te zyn, omdroegen. Deze schilderye word bewaard in een klooster genaamd Chicho, tot hetwelk omtrent vierhonderd caloyers behooren, waarvan er veele zo na Muskovien als elders gezonden werden om dienst te doen. [BA/188] Dit klooster is gesticht op den Berg Olympus, zynde de hoogste van het gantsche eyland. Wanneer men op hetzelve, by mangel van regen, gebrek van water heeft, word de gemelde schilderye met groote plechtigheid uit het klooster gehaald en daarbenevens, op een toneel van omtrent twintig sporten hoog geplaatst, met het gezicht na de zyde daar zy den regen vandaan verwachten. ’t Gebeurde nu – want men had het ook by deze gelegentheid van de sprinkhaanen ter gemelde plaatze gesteld – dat er heel schielyk een zeekere soort van vogels (met zwarte pooten, den pluwieren niet ongelyk) kwam overvliegen, welke een groot gedeelte van dit schadelyk ongedierte al vliegende middendoor beeten. Hierby ontstond er des morgens, wanneer de sprinkhaanen zich door de hitte der zon van de grond hadden opgeheven en aan ’t vliegen begeven, een sterke landwind welke hen – gelyk ze zich altyd met de wind laaten voortdryven – zo ver heen voerde, dat ze des avonds (als ze de kragt van de zon kwyt waaren) altemaal in de zee vielen en verdronken, ‘tgeen bleek wanneer ze met de zeewind met groote hoopen weder aan strand kwamen dryven. En aldus wierd het eyland van die schroomelyke Ga naar voetnoot+ plaag verlost. Men verhaald er ook by, dat de vogels die de sprinkhaanen middendoor hadden gebeeten, nooit voor of na meer zyn gezien, zulks dat een gebod van den bassa uitging van er, op lyfstraf, Ga naar voetnoot+ geen van te dooden. ‘k Heb zelve omtrent Nicosia een groote menigte van dit ongedierte gezien, en de plaatzen daar ze nedervielen zo kaal afgegeeten, alsof het er afgebrand was, ja onder yder voet ‘tgeen het beest daar ik op zat, nederzette, bleeven er tien of twaalf dood. Ik heb, op ‘t 248ste blad noch een tamelyk breed gewag van de sprinkhaanen gemaakt (gelyk zo-even is gezegd) weshalven ik er hier noch maar dit zal byvoegen, ‘tgeen my van verscheydene persoonen verzeekerd is, te weeten, dat er zeekere vogels – in ’t Arabisch gor genaamd, en zich meest in Egypten onthoudende – komen overvliegen, niet kwalyk zwemende na de endvogels, behalven dat ze spits van bek zyn. Deze byten de sprinkhaanen middendoor en beletten hen alzo meerder verwoestingen aan te rechten; d’oyevaars doen hetzelfde. | |
Verblyfplaats der oyevaarsDoch ten propooste van deze vogels. Men heeft tot noch toe nooit met eenige zeekerheid konnen zeggen waar ze vervaaren, wanneer ze van ons vandaan vertrekken. ‘k Wil dit ook voor geen onfeilbaare waarheid verkoopen, maar | |
[pagina 377]
| |
ik heb my laaten onderrechten, dat ze zich een groot stuk wegs aan geene zyde van de Jordaan onthouden, aan een oord, by de Grieken erimo (zoveel als ‘eenzaame-plaats’) geheeten, alwaar niemand ooit komt, zynde een bosachtige landstreek daar groote warmte is. Zy vertrekken derwaarts in de maand october en komen weder van daar in de maand maart. Men wil dat ze zich ook in Egypten onthouden. [BA/189] | |
Steen daar lywaad en papier af gemaakt wordOp dit eyland werd gevonden de steen amejanthus, daar men in voorige tyden gaarn af heeft weeten te spinnen en lywaad te weeven, waaraf men zegd dat sakken wierden gemaakt in dewelke men de lighaamen stak die verbrand moesten worden om de assche te bewaaren. Want konnende het vuur dit lywaad niet verteeren maar hetzelve alleenlyk reyn en wit maakende, wierd d’assche in haar geheel behouden en in steene kruyken, urnae geheeten, gedaan. Men heeft er ook papier af gemaakt, ‘tgeen die eigenschap had dat, als men het geschrevene wilde uitdoen, men het slegts in ’t vuur wierp daar het wit en suyver weder uitkwam. Maar de konst om zo het lywaad als het papier dusdanig te bereyden, is verlooren. De koleur van deze steen is duyster-groen, wat blinkende. Als men hem uitpluyst, gelykt dit pluyssel na kattoen, en, houdende ‘tzelve in de vlam, komt het er ongeschonden weder uit en blyft in zyn eygen wezen, zonder eenige de minste vermindering te lyden.[BA/190] | |
Vrugten, en andere gemakken van het eyland CyprusOnder andere dingen leverd het eyland Cyprus ook byzonder goede wynen, en degeenen die hier gedronken worden, verscheelen heel veel van die, welke men in andere gewesten aantreft, hoewel ze van hier derwaarts werden gestuurd en dat ze het overvoeren heel wel konnen verdraagen. Maar zy krygen in ’t vervoeren een zekere pikachtige smaak, die hen voor een gedeelte goed moet houden. Ik heb ze alhier gedronken die dertig en meer jaaren oud was, en volkomen aangenaam van smaak, vet als oly en schoon van koleur. Ja men vind er die over de honderd jaaren is. Want als de ouders een kind uithuwlyken, word er een vat van de beste wyn aan geschonken, en dit, t’elkens als er wat afgetapt of uitgenomen word, aanstonds met de zelve soort weder opgevuld, waardoor de wyn in zyn wezen blyft en hoe ouder hoe beter werd. Daar is witte en roode, beyde goed, doch zo sterk, dat ze gemeenlyk gedronken werd met wel eens zoveel Ga naar voetnoot+ water vermengd. Ik weet niet dat ik ooit zo zwaare of sterke heb geproeft. Ook heeft men er deugdzaame muskaatwyn, gelyk mede schoon koorn, en wat het wild belangd, ’t is er zo overvloedig, dat Cyprus ten dezen opzichte meest alle andere landen overtreft. By dit alles geniet men er de vryheid van zonder eenige schroom het gantsche eyland te konnen omreyzen, zo zeker en veylig alsof men in zyn eygen huys was. De Grieken zyn er vriendelyk en beleefd, en geneeren zich meest met de landbouw. Hunne tuynen bestaan in moerbezien-boomen, welker bladeren den zywurmen tot voedzel strekken, die er in zulken menigte zyn, dat men geen wooning zonder dezelve vind. Buyten de zyde vald er ook veel kattoen, ‘tgeen vier, vyf, en ook wel zes voeten hoog wast, in doppen als de nooten, dicht by malkander, of als de kastanjes, zynde mede zo dun van bast. Mitsgaders veel tarpentyn en coloquint.[BA/191] | |
[Klederdracht van vrouwen en mannen]De dracht der vrouwen verbeeld zich als deze teekening aanwyst: ’t Hoofdcieraad is niet anders als een omgebondene bruine of graauwe neusdoek met zwarte en goude of zilvere streepen, gelyk ze daarmede doorgaans ook wel cierlyk geborduurd zyn. Tot de kleding gebruyken ze allerhande soorten van zyde stoffen, Het hembd is om den hals verçierd als met een franje, zynde van het linnen desselfs | |
[pagina 378]
| |
dusdaanig uitgearbeid, en een gedeelte van ‘tzelve op zo een wyze tot kant genaaid, gelyk in de print voorop de borst tot bovenaan de slinkerschouder kan gezien werden. Gemeenlyk doen ze dat ook aan de mouwen. ’t Overige der kleding is op de wyze der Turkinnen. ’t Geen ik voor vreemd (en niet min aardig) vond, was dat de boeren gemeenlyk weinig hair op ’t hoofd en groote baarden hebben, en zich in ’t veld bedienen van evenzodanige groote hooge hoeden met breede randen, als by ons over omtrent veertig jaaren plachten gedraagen te werden, die nochtans aldaar niet gemaakt werden, zulks men schier zoude denken of die van hier, Ga naar voetnoot+ of elders, daar wel na toe gebracht mochten zyn. | |
[Geografische en klimatologische condities van Cyprus]Den omtrek van het eyland word gerekend op zeshonderd Italiaansche mylen. Ga naar voetnoot+ De ongezonde lucht in de drie of vier heetste maanden des jaars vald den vreemdelingen geweldig lastig en stryd gantsch en al tegen derzelver gesteldheid, zulks dat ze daardoor gemeenlyk een vaatsche Ga naar voetnoot+ koleur krygen en voor hun leeven lang behouden –– zo hen maar niets argers wedervaard. Want eenigen komen eraf te sterven, anderen staan zwaare ziektens uit etc. Ga naar voetnoot+ En byaldien Ga naar voetnoot+ my deze gevaaren geen omzichtige gedachten hadden doen neemen, ik zoud’er my zekerlyk eenige maanden hebben opgehouden om het vermaak van de jacht te genieten. Maar vermits het my door een yder wierd ontraaden, besloot ik de reys voort te zetten. |
|