Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |
[Vertrek van Aleppo]Nadat ik my omtrent elf maanden tot Aleppo had opgehouden, nam ik het besluyt van na Cyprus te vertrekken, en verstaan hebbende dat een Fransch schip van Alexandrette derwaards stond te gaan, meende ik my van deze gelegentheid te bedienen en maakte derhalven bereydschap om den 6den april 1683 op weg te slaan. Maar hoorende dat er een karavaane den volgenden dag de zelve reys stond te ondernemen, stelde ik myn vertrek zolang uit, vermits het de Arabische roovers hier omheen geweldig onveylig maaken. ‘k Zoude anders in gezelschap van een Armenisch koopman, met een geleyde van drie Arabiers, vertrokken zyn. Nadat ik dan aan den heer Van Bobbert, die my dus lang in zyn huys met alle beleefdheid had onthaald, myne dankbaarheid (en tegelyk d’onmacht om hem na behooren wegens zoveel eer en vrindschap vergelding te doen) had betuygd, nam ik afscheyd van denzelven, een goed stuk weegs buyten Aleppo, tot hoe verre het zyne beleefdheid geliefd had my te geleyden. | |
Anjaar; Siagmant’t Was omtrent zes uuren na de middag als wy uit de gemelde stad vertrokken, en wy kwamen met den avond in Anjaar, alwaar wy vernachteden. Des morgens met het doorbreeken van den dag, zynde den 8den april, sloegen wy weder op weg (met regen, gelyk wy ook uit Aleppo waaren gereeden) passeerende eenige verwoeste dorpen, en een oud vervallen gebouw (daar ons de regen verliet). Na den middag kwamen wy aan het dorp Siagmant, waar omtrent men nog eenige oude ruïnen ontmoet. Hier verversten wy ons, hebbende tot dusverre den kwaaden en steenachtigen weg van Aleppo gehouden. Vervolgens kwamen wy aan een groote waterplas, waar benevens zich een aga met zyn tenten had nedergeslaagen, hebbende omtrent vierhonderd persoonen by hem. | |
MaruaneMet zonnenondergang geraakten wy aan het dorp Maruane, bestaande in eenige licht opgeslagene Ga naar voetnoot+ huyzen van ried, heel armelyk. En vermits ons op d’aankomst aldaar een zwaaren regen overviel, trachtede een yder, dewyl wy van geen tenten voorzien waaren, zich onder dak te begeven. By deze gelegendheid dan kroop ik mede, om zo te spreeken, in een dezer huyzen, daar ik een vuur in het midden vond leggen ‘tgeen zodanig een rook veroorzaakte (vermits er niet de minste uittocht was, dan door het gat waardoor men inkwam) dat ik byna het gezicht meende te verliezen. Ettelyke maalen week ik eruit om den rook t’ontgaan, doch t’elkens wierd ik er door den regen weder binnen gedreeven. Boven het gemelde vuur hing een groote ketel met spys te kooken, en onder hetzelve lag het brood in d’asch te bakken. Niettegenstaande dit ongemak vond ik my genoodzaakt den nacht aldaar over te brengen. Des morgens, met den dageraad, stegen wy weder te paard en reeden (ter oorzaak van den regen die er gevallen was) gestadig door plassen, de eene grooter en d’andere kleynder, vermits men hier tusschen het gebergte veel vlak land heeft. Men ontmoet er verscheydene dorpen, alsmede een groote brug daar men over trekt en waaronder een water loopt, gelyk nog een | |
[pagina 364]
| |
tweede brug, by dewelke ik met den Moor dien ik van Aleppo had medegenoomen, bleef rusten en het hert wat sterkte, laatende de karavaane vooruit trekken. | |
BeylanOmtrent vier uuren kwamen wy aan een dorp daar ze de paarden verversten, toogen vervolgens over een hoog gebergte en bevonden ons met het vallen van den avond te Beylan, een dorp tusschen een zeer hoog gebergte gelegen aan een heel vermaakelyken oord. Ter wederzyde van het gebergte heeft men de huyzen en een fraay gezicht over de zee. ’t Water van de bygelegene bergen loopt benevens het dorp heen en stort zich vervolgens tot beneden, daar het wegvloeyd. ’t Gezicht van deze plaats, die drie uuren van Alexandrette werd gerekend, verbeeld zich op No 190. ’t Voornaamste echter van allen is de gezonde lucht die men hier heeft.
Beylan
| |
Komst tot Alexandretten; ongezonde luchtDen 10den met den dag vervolgden wy onzen weg en kwamen omtrent negen uuren te Alexandrette of Scandrone, alwaar ik my des nachts, ter oorzaak der ongezonde lucht, aan boord van ‘t gemelde Fransche schip begaf ‘tgeen na Cyprus stond te gaan, genaamd Le Pont d’Or of ‘de Goude Brug’. Wat deze plaats aangaat, zy is de haven van Aleppo, doch anders van heel weinig belang, bestaande slegts in een ry huyzen aan den oever van de zee onderaan ’t gebergte, gelyk in de printverbeelding gezien werd op No 191.
Alexandrette / Scanderona
De lucht, niet ver van daar zo goed als ik even gezegd heb, is hier zo ongezond, dat niet alleen de vreemdelingen maar zelfs de lieden van ’t land bywylen Ga naar voetnoot+ altemaal door een zeekere landziekte komen te sterven. Deze kwaal word safran bassia geheeten en is een zoort van geele zucht. Men vind er onder de factoors Ga naar voetnoot+ der Europeers die zodanig gesteld zyn alsof ze een lamheid door de leden hadden, zynde wyders geel en lelyk van koleur, en den meesten tyd gekweld met de koorts. De sterfte heerscht er zomtyds zo sterk, dat er naauwelyks arbeyders op de schepen te krygen zyn, en van het zeevolk, ‘tgeen er met dezelve aankomt, sneuvelen er by dusdanige gelegentheden ook niet weinige. Ja het gebeurd wel, om nu niet te spreeken van degeenen die er het leven by inschieten, dat er zo veele in de kooy raaken, dat ze op hun vertrek genoeg te doen hebben om hunne schepen te bestieren. Dit is d’oorzaak dat diegeenen die hier aankomen, nooit aan land zullen slapen, begevende zich altyd ’s avonds weder aan boord, waaromtrent indien ze nalaatig bleeven, zouden ze te meer gevaar loopen van door de gemelde ziekte aangetast te worden. Weshalven ook de kooplieden, van Aleppo hier komende, nooit versuymen zich des avonds aan boord van het een of andere schip te begeeven. De reden van deze ongezondheid der lucht werd geoordeeld daarvandaan te komen, dat er de grond rondomheen geheel moerassig is, waaraf de dampen, door de zon opgetrokken, zulken kwaadaardigen gesteldheid aan de omzwevende wolken mededeelen. De goederen welke hier gelost en ingescheept worden, moeten meerendeelen van de matroozen uit de boot en chaloup Ga naar voetnoot+ door het water aan land werden gebragt, ‘tgeen buyten twyffel, voorzoveel het zeevolk aangaat, mede niet veel gezondheid zal veroorzaken. | |
Vertrek van Alexandrette; Pajas; Caap CansaOnder de schepen die er op myne komst lagen, vond ik ook een Hollandsch, weinige daagen tevooren aldaar aangekomen, genaamd ‘de Goude Monnik’. Den 15den der gemelde maand, met het opkomen van den dag, begaven wy ons onder zeyl met een groote stilte, doch kreegen tegen den avond een weinig koelte en passeerden Pajas, een plaats aan de zee gelegen. Den 16den bevonden wy ons benevens Caap Cansa, laveerende met weinig wind. Den 17den passeerden we de Golf van Antiochien en kreegen des avonds het gebergte van Carmina in ’t gezicht. | |
[pagina 365]
| |
Den 18den, zynde paasdag, bevonden wy ons weinig gevoorderd te hebben ter oorzaak van de gestadige stilte. | |
Caap S. Andries; Aankomst aan het eyland CyprusDezen morgen kregen wy het eyland Cyprus in ’t gezicht. Na den middag wakkerde de wind, zulks dat wy op den avond de Caap S. Andries Ga naar voetnoot+ benevens ons hadden. Den 19den zagen wy Famagusta, passeerende met een braave wind de Caap della Graeca Ga naar voetnoot+ of S. Nappa, en kwamen omtrent drie uuren na den middag voor de salines ten anker, [BA/179] daar ik, aan land getreden zynde, my begaf na Larnica, ‘tgeen ongevaar een Italiaansche myl Ga naar voetnoot+ landwaard in gelegen is. Alwaar ik my aanstonds vervoegde ten huyze van Balthasar Sovan, consul van de Fransche natie en tegelyk ook van de Engelsche en Hollandsche, aan wien ik byzonderlyk was gerekommandeerd. Hy had de zelve beleefdheid welke ik elders by heeren van karacter had ontmoet, en aanbood my alle hulp omtrent myne nieuwsgierigheid. |