Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 359]
| |
Bekoming van eenige medalien en steenenVermits ik my hier tot Aleppo vry wat lang ophield, had ik gelegenheid om eenige medalien te bekomen, die daar dikwils door d’Arabiers en Turken werden geveyld, welke dezelve omtrent de vervallene plaatzen en onder de peuynhoopen en ruïnen gaan opzoeken om ze aan de Franken te verkoopen. Ik bekwam er een goed getal, maar heb er, te Venetien zynde, weder veele van verhandeld, waaronder ook eenige der voornaamste waaren. Niettemin heb ik er my zodaanig niet van ontbloot, of ik zoud er noch al ettelyke van te berde konnen brengen. Onder dewelke ik weerdig oordeel eenige melding te doen van de navolgende, verbeeld op No 188, zynde deze van de geleerden des waardiger geoordeeld omdat ze zeer raar Ga naar voetnoot+ zyn, hoewel eenige zo raar niet zyn, of daar werden er elders noch van gevonden, en de beschryvers van oude munten vertoonen er deze of geene van. ’t Welk voorzoverre in dezen geen ongeluk is omdat (gelyk het zelden gebeurd Ga naar voetnoot+) of yts van de letters of van de beeltenissen der penningen is of afgesleten of door ouderdom verteerd, en deze juist niet alle haar volkomen muntbeelden en letters vertoonen, daardoor Ga naar voetnoot+ ’t gebrek derzelver heeft konnen vervuld en hersteld werden. Doch, alzo het minder genoegen geeft dezelve zo maar enkelyk afgeschetst te zien, indien men onkundig is wat dezelve hebben willen beduiden met de reverzen Ga naar voetnoot+ en derzelver zinnebeelden, zal ik ’t oordeel der geleerden en kundige in die zaaken hier byvoegen. | |
[De eerste penning]Zy meinen dan, dat aldaar op de eerste penning (die van zilver, en byna zo groot is als dezelve hier vertoond werd) is ter eerster zyde verbeeld het hoofd van de godin Diana met een boog op haar schouder. Aan de achterzyde staat Apollo, rustende tegen yts dat van onderen na een driestal Ga naar voetnoot+ gelykt, en in zyne hand een dadeltak vasthoudende, welkers boom aan deze verzierde godheid gezegd wierd eygen te zyn. Ga naar voetnoot+ Met deze legende Ga naar voetnoot+ ΜΑΓΝΗΤΩΝ ΠΑΥΣΑΝΙΑΣ ΠΑΥΣΑΝΙΟΥ ‘twelk te kennen geeft dat die van Magnesia, Ga naar voetnoot+ toen Pausanias, de zoon van Pausanias, haar opperste gebieder was, dit stuk hebben doen slaan. Men vind in de oude historien dat in deze landstreek Diana byzonder is gevierd geworden, en niemand is onbekend dat Apollo, voor haar broeder gehouden is, dien de Magnesiers hier dan met zyne suster hebben willen eeren, op een en dezelve penning. | |
[De tweede penning]De tweede zilvere penning, een weinig kleynder als de eerste, heeft aan de eerste zyde een vrouwenhoofd, en op de andere zyde vertoond zich een paard, en tusschen desselfs voeten een kruik, met het opschrift ΚΥΜΑΙΩΝ en onder het paard ΣΕΙΘΗΣ, te kennen gevende dat de inwoonders van Cyme in Aeolien deze penning hebben doen slaan, wanneer Ga naar voetnoot+ eenen Seuthes haar stadsvoogd was. | |
[De derde penning]Op de eerste zyde van de derde penning (die van koper is, en noch wat kleender) vertoond zich de Aegis of het kopere borstbeeld van Minerva, met het hoofd van Gorgo in ’t midden, zynde van buyten met slangen omhangen. Op de andere zyde gaat de Victorie of Overwinning met een palmtak, met het bygevoegde woord ΑΜΙΣΟΥ, waaruit blykt dat dien penning door die van Amisus, een zeer vermaarde stad in Pontus, is gemunt. | |
[pagina 360]
| |
[De vierde penning]De vierde kleynder zilvere penning vertoond aan d’eerste zyde, zonder eenig omschrift, de beeltenis van een koning der Parthers, genaamd Arsaces, als Ga naar voetnoot+ op de revers te leezen is. Men ziet hem alhier met een langen baard volgens de wyze van dat land in die tyden, op zyn hoofd hebbende een koninglyke muts, met veele paarlen en schitterende vlammen vercierd. Op de andere zyde van deze penning zit een beeldeken op een stoel, yts in de hand houdende, in maniere als een boog die afgeschooten is, met dit opschrift: ΒΑΣΙΛΕΩΣ. ΜΕΓΑΛΟΥ. ΑΡΣΑΚΟΥ. ΘΕΟΠΑΤΟΡΟΣ. ΝΙΚΑΤΟΡΟΣ. Arsaces voerd alhier de roemruchtige tytels van een groot koning, en die een god tot vader gehad heeft, en een overwinnaar was. Men geloofd dat deze Arsaces – welke naam meest alle de Parthische koningen by haare eygene naderhand gevoegd hebben – geweest is de zoon van Arsaces de Eerste, stichter van dit magtig ryk, en die de naam van ‘Koning der Koningen’ op zyne munten draagd; temeer dewyl deze die alhier vertoond werd, op zynen penning aan zyn vader een godlyke eertytel geeft, met zich ‘Zoon van een God’ te noemen. ’t Welk op geen andere Arsaces beter kan toegepast werden als op de Eerste, zo men zyne daaden, en de superstitie Ga naar voetnoot+ en vleyery der oostersche volkeren in agt neemd. | |
[De vijfde penning]De vyfde penning is van koper en van de gemeenste grootte, en draagd op de eerste zyde ’t hoofd van den keyzer Titus, met dit omschrift: ΚΑΙΣΑΡ. ΣΕΒΑΣΤΟΣ. ΑΥΤΟ...., en op de andere zyde een laurierkrans, met de letters ΦΛΑΟΥΙ. ΝΕΑΠΟΛΙ. ΣΑΜΑΡΕ....AI, waarmede die van Neapolis in Samaria (eertyds met Ga naar voetnoot+ de naamen van Sichen en Mamortha bekend) die dezen penning hebben doen slaan, de familie van Vespasianus hebben willen vleyen over haare overwinningen in Judaea. Gelyk dan deze stad zich ook, ter zelver opzicht, de eernaam van ‘Flavia’ geeft. De letter die voor de laatste AI niet wel kan gelezen werden, zoude men konnen denken dat de form van een Latynsche L gehad kan hebben, welke de Grieken gewoon waaren voor haar jaargetyden te stellen, zulks dat door deze laatste letteren zoude te verstaan gegeven werden: het elfde jaar na de verwoesting van Jerusalem, ‘twelk met het laatste van het leven en de regeering van Titus overeenkomt. | |
[De zesde penning]De sesde, een kopere penning, mede van de gemeene grootte, draagd op de eene zyde het hoofd van Trajanus die hier, onder zyne eertytels Ga naar voetnoot+ die van overwinnar der Duytschers en Daciers draagd, in deze woorden: ΑΥΤΟΚΡ. ΝΕΡ. ΤΡΑΙΑΝΟΣ. ΑΡΙΣΤ. ΚΑΙΣ. ΣΕΒ. ΓΕΡ. ΔΑΚ. Het achterstuk verbeeld een getoornd vrouwenhoofd, met deze letteren onder de kin: IOY. welke laatste niet wel uit zyn te leggen. In ’t omschrift leest men ΙΟΥΛΙEΩΝ. TΩN. KAI. ΛAΩΔΙΚΕΩΝ. BΣP. Deze penning is geslagen door de stad Laodicea in Syria, gelegen aan de zee, tot onderscheid van een andere stad aldus bygenaamd, in dezelfde provintie, gelegen aan den berg Libanus, die dezelfde naam voerde. De Grieksche letters BΣΡ geven te kennen dat deze penning geslagen is door die van Laodicea in het 162 jaar van haare byzondere tydrekening, die zyn begin genomen had in het 706 jaar na de bouwing van Romen, en 48 jaar voor de geboorte Christi; komende het voorschreven jaar van de Laodicensers net Ga naar voetnoot+ overeen met het zeventiende van de regeering van den keyzer Trajanus, gelyk zulks de penningkundige, die in de tydrekening niet onervaren zyn, genoeg bekend is. | |
[De zevende penning]Het zevende, zeer kleyne zilvere penningsken vertoond het hoofd van Marcus Aurelius, met dit opschrift: AΥΓ. K. M. AYPHΛΙΟΣ. ANTONINOΣ. ΣE. Het rugstuk verbeeld de keyzerin Faustina de Jonge onder de gedaante van de godin Venus, houdende in de eene hand een spies, en in de andere of een | |
[pagina 361]
| |
appel of een offernapje. Het is geslagen door d’eene of d’andre onbekende Grieksche stad ter gedachtenis van een overwinning, bevochten door den keyzer M. Aurelius, als blykt uit het omschrift YΠΕΡ. ΝΙΚΗΣ. ΡΩΜΕΩΝ. | |
[De achtste penning]De achtste (van gemeene grootte) kopere penning vertoond op de eene zyde het hoofd van den keyzer Caracalla, met het omschrift AYΓ. Κ. Μ. Α. ΑΝΤΩΝΙΝΟΣ, en aan de andere zyde vind men de opschrift ΓΑΒΑΛΕΩΝ. Deze penning is door de inwoonders van Gabala, een stad in Syrien, niet verre van Laodicea, aan de zee gelegen, geslagen ter gedachtenis van d’eene of d’andere overwinning die Caracalla op zyne vyanden bevochten had, gelyk zulks uit het afdrukzel van ’t revers klaarlyk genoeg is af te neemen. | |
[De negende penning]De negende, mede van gemeene grootte, verbeeld op koper ’t hoofd van Gordianus de Derde en heeft het omschrift AYTOK. M. ANT. ΓΟΡΔΙΑΝΟΣ. Op de andere zyde staat MHTPOΠ. ΚΟΛ. ΚΑΡΡΗΝΩΝ. Onder de steden die de Persiaansche koning het Roomsche ryk in Mesopotamien hadde afgenomen, was ook Carrha, eertyds befaamd door de nederlaag van Crassus. Dezelve door keyzer Gordianus herwonnen zynde, hebben de bewoonders t’zyner eere en tot erkentenis haarer verlossing dezen penning doen slaan, welkers achterstuk een betoornd vrouwenhoofd verbeeld, met een pilaartje waarop des voorgenoemden keyzers beeltenis staat, met schild en spies gewaapend. | |
[De tiende penning]Eyndelyk Ga naar voetnoot+ vertoond de thiende, mede op gemeene grootte in koper, nochmaals het hoofd van Gordianus de III, met de woorden AYTOK. M. ANT. ΓΟΡΔΙΑΝΟΣ. ΣEB. En op de andere zyde ............ΛO. NEΣIBI. De stad Nesibis die dezen penning ter eeren van den keyzer Gordianus heeft doen munten, en alhier door een vrouwenhoofd, met toorns verçierd en met de ram daarboven, hebbende voor zich een sterre met acht straalen uitschitterende, verbeeld werd, is gelegen geweest in Mespotamien. Hier omtrent heeft de Roomsche keyzer Gordianus tegen de Persiaanen onder derzelver koning Sapor den oorlog gevoerd en dezelve t’eenemaal verslaagen. Op de revers werden de letters .......AONEΣIBI klaar gezien, maar de geleerden merken aan dat er van achter het getoornde vrouwenhoofd eenige andere letters hebben moeten opgaan, en wel vooral, dat de ΛΟ. moet genomen werden voor de tweede lettergreep van een woord KOΛONIA, en zy herstellen dit omschrift, uit dezelfde woordbuiging die wegens ’t herwinnen van Nesibis op andere penningen gevonden werd, en lezen ΣΕΠ. ΚΟΛΟ. ΝΕΣΙΒΙ.: Σεπτμίας Κολωνίας Νέσιβι. De sterre welke zich alhier laat zien, werd zeer veel gevonden op de penningen der steden van Syrien, als dichtst gelegen na de opgaande zon, ‘twelk meest door deze form van een sterre aldaar betekend wierd. De ram die alhier boven ’t hoofd van ’t getoornd vrouwenbeeld gezien werd, werd meermaalen op de penningen van Nesibis gevonden, alsmede dikwils op die van Antiochien, en verbeeldde (zo men oordeeld) dat die steden haar jaargetyde begonnen hebben wanneer de zon in den Ram was. | |
[Numero elf en twaalf]Behalven de gemelde medalien bekwam ik er noch verscheydene steentjes, zeer fraay gesneeden, en onder dezelve twee die ik waardig geoordeeld heb alhier, onder No 11 en 12, te laaten afschetzen. Zy zyn noch kleender als de alderkleenste tekening alhier aanwyst, welke ik hiernevens in ’t groot heb willen vertoonen om dezelve klaarder voor des leezers oog te brengen. Wat de betekenis van dezelve aangaat, daarover heb ik, omdat ze my niet klaar was, ’t gevoelen der geleerden willen inneemen, en zie hier wat een der voornaamste derzelven daarvan geoordeeld heeft. Hy zegd dan: ‘De letters welke op dit steentjen (‘twelk met No 11 geteekend is) staan, komen | |
[pagina 362]
| |
in haar begin wat overeen met het woord CABE, ‘twelk gevonden werd op eenige penningen van Aemitius Lepidus IIIvir Ga naar voetnoot+, in het Latyn genomen, en waardoor by eenigen verstaan werd een stad in Africa, daar nogtans Ga naar voetnoot+ ook een stad van die zelve naam genoeg getoond werd geweest te zyn in Hispania Baetica. Ga naar voetnoot+ Maar overmits de laatste volkomen Grieks is, zo schynd ook het voorgaande te moeten voor Grieks aangezien werden: ΣABEIAN. Welke letters dan, een onbekend woord uitmaakende, omcingelen aan de eene zyde twee Cupidoos, hebbende haare hoofden sterk tegen elkander aan gezet, en als dringende om een plaats, gelyk in zeekere worstelingen plag te geschieden. Men vind ook een steentje waarop staan twee leerlingen in het worstelen, de handen vooruit werpende, den meester daarby staande op dezelve plaats daar hier een beeldtje staat, en als lettende op haar gebeerden. Ga naar voetnoot+ Dit doen zy voor een pedestaal waarop een gehelmd hoofdje, als van Mars, niet anders als of zy ter eere van dat beeldtje vogten, gelyk aldus de jongelieden van Lacedaemon Ga naar voetnoot+ deeden voor ’t autaar van Diana Orthia. Maar nogtans de handen omlaag houdende, schynen zy veeleer niets strydigs te denken, maar, wel accordeerende, yts te draagen en te brengen tot offerhande en vereering aan ’t gezeyde beeldtje, zonder dat men geheel kan bezeffen waar dit zal moeten heengebragt werden, hebbende Abr. Gorlaeus [BA/178] ook zulk een steentje gehad, waarin een gevegt van twee Cupidoos schynd vertoond te werden, in zyn tweede deel Num. 42.’ Wat nu het steentje, met No 12 getekend, aangaat: ‘Dit steentje heeft een inval van d’een of andere konstenaar, om diergelyke Cupido te zetten op een groot dier – ’t zy dat het is een leeuw of een tyger, evenalzo zyn hals omkeerende als by Gorlaeus in ’t tweede deel, Num. 211 – tot betuyging van desselfs kragt, waarmede hy zo grouwelyke dieren dwingen en temmen kan, gelyk by den zelve Gorlaeus, in ’t zelve stuk Num. 586, insgelyks te zien is een Cupido, zittende op een zee-gedrogt, en by andere meer diergelyke gevonden werden’ –– Die alle willen zeggen dat de liefde alles dwingd, en niets zo sterk is dat niet voor desselfs kragten (als de begeerte gaande geworden is) moet zwichten. | |
Dracht der vrouwen van AleppoTot zoverre dan van eenige der medailles en steenkens die my Aleppo verschaft heeft. Doch eer ik van deze plaats scheide, moet ik, hoewel de zaaken niet veel overeenkomst met malkander hebben, nog yts wegens de dracht of kleding der vrouwen tot Aleppo zeggen. Dezelve vertoond zich op No 189. ’t Geen men hier op het hoofd ziet, op de wys als een hooge bol van een hoed, is van koper waaraan een wit linnen kleed vast is, ‘twelk los afhangd. Het bovenste gewaad werd van allerhande zoorten van gekoleurde zyde gemaakt, na yders zinlykheid. Ga naar voetnoot+ ’t Geen ze met de eene hand oplicht, is het hemd, waaronder zich d’onderbroek vertoond die mede van linnen is, hoewel zy ze ook van andere stoffe draagen, na dat Ga naar voetnoot+ de tyd des jaars het vereyscht. Daar de voeten op staan, is van hout. |
|