Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
Tocht na de Galileesche Zee; Rena; Graf van den propheet JonasNadat ik aldus weder tot Nazareth was gekomen, maakte ik my aanstonds gereed om ’s anderendaags ’s morgens na de Galileesche Zee te trekken, ten welken eynde Ga naar voetnoot+ ik nog een Arabier tot myn geleyde ging bespreeken. Wy vertrokken omtrent twee uuren voor het aanbreeken van den dag, verzeld door een pater dien dezelve nieuwsgierigheid derwaarts voerde, en passeerden vooreerst het dorp Rena. Wat verder vertoonde men my in een rots eenige voettekens van den propheet Jonas. Hierna ziet men ter slinkerzyde het dorp Misdesh, alwaar een spelonk is in dewelke, volgens het zeggen van de lieden des lands, de propheet Jonas begraven legd. Bovenop deze spelonk hebben de Turken een mosqueë gebouwd, ten opzigt dat Ga naar voetnoot+ het de rustplaats van een propheet is voor welke alle zy een zonderlinge eerbiedigheid hebben. Ja, die voor deze plaats gaat zo verre, dat zy geen Christen toelaaten daar omtrent te komen, om welke reden ik my ook derwaarts niet vervoegde. | |
Cana in GalileaVervolgens komt men in de vermaakelyke Vlakte van Galilea, en aan desselfs eynde te Cana. Hier ziet men in de laagte de fonteyn welkers water Christus op de bruyloft in wyn veranderde. Wat hooger op den berg staat een kerk, ter zelver plaats daar men meend de bruyloft gehouden te zyn. Zy diend tegenwoordig tot stalling voor de beesten en vertoond zich van buyten als een slegt vervallen gebouw, waaraan men nog twee groote poorten en een kleyne ziet, hebbende wyders ter rechterzyde aan de halve hoogte nog een gebouw – op de manier van een vleugel – daar ook twee poorten aan zyn, gelyk op No 170 verbeeld staat.[BA/146]
Chiesa di Cana
Van binnen vertoond zich noch een ry van vyf kolommen, in het midden twee aan malkanderen, draagende het gewelf. Ter rechterzyde staat een stuk van een veel dikker kolom, ter welker plaats ongetwyfeld de muur verbrooken zal zyn geweest en dezelve aldaar gesteld om ze te onderschraagen. Aan de andere zyde ziet men ook twee poorten, en aan d’eene een kolom. Deze kerk heeft de langte van zeven-en-dertig schreeden, de breedte van veertien, en een laage verdieping. ’t Afbeeldzel vertoond zig op No 171.
Chiesa di Cana
De plaats zelve, te weeten Cana, behalven dat er nog veele slechte huyzen staan, is geheel vervallen en word bewoond van een zeer boosaardig volk die Arabiers zyn. Weshalven ik, uit vrees van gezien te worden, haastig van het paard trad, de kerk bezigtigde en afteekende, zonder dat het ymand gewaar wierd. Men ziet hier rondom nog een meenigte van groote steenstukken, van kolommen en oude ruïnen, welke genoegzaam te kennen geeven dat deze plaats veel grooter geweest moet zyn als ze tegenwoordig is. Zy legd op een berg en is aan alle kanten met hooge bergen omvangen, welke zich geheel woest opdoen. ’t Eenigste dat zy vermaakelyk heeft, is de gemelde vlakte welke ten haaren opzicht ten noorden gelegen is. | |
[pagina 313]
| |
Hier ter stede genas Christus den zoon van den koninglyken hoveling, die te Capernaüm doodkrank lag, Joh. 4:50. ’t Is ook de geboorteplaats van Nathanaël, Joh. 21:2, mitsgaders van den apostel Simon, die daarom ‘de Cananiter’ genoemd word, Mat. 10:4. | |
Vlakte der Koorn-airen; Poveretti en Libie; Berg der Zaligheid; MavenCana verlaaten hebbende en een teug uit de fonteyn of bron (welkers water Christus in wyn veranderde) gedaan zynde, kwamen wy in de Vlakte der Koorn-airen daar wy langen tyd doorreeden. Zy werd aldus geheeten ter gedachtenis dat de discipelen alhier op den sabbath de koorn-airen aten, waarover de pharizeen tegen den Heyland zeyden: ‘Ziet uwe discipelen doen dat niet geoorlofd is te doen op den sabbath’ (Mat. 12:2), daar Christus op antwoordde: ‘Hebt gy niet geleezen wat David gedaan heeft toen hem hongerde Ga naar voetnoot+ en haar die met hem waaren? Hoe dat hy gegaan is in ’t Huys Gods en de toonbrooden gegeten heeft?’ enz. Mat. 12:3 en Marc. 2:36. Men ziet hier nog een boom, Terebinto degli apostoli, of de ‘Terpentynboom der apostelen’geheeten, daar men geloofd die eygentlyke plaats van ‘tgeen zo-even gezegd is te wezen. By dezen gingen wy nederzitten om het hert wat te sterken, zynde nu alreede wat vermoeyd. Deze vlakte is omtrent twee uuren lang en tamelyk breed. Men ziet er een dorp Poveretti of ‘Armdorp’ geheeten en tegen hetzelve over Ga naar voetnoot+ een ander, Libie genaamd. Een weinig verder voortgereeden en op een berg gekomen zynde, zaagen wy de Galileesche Zee en Bethulien, in de belegering van welke stad Judith Holofernes het hoofd afhieuw, Judith 13:9. Vervolgens komt men in de Vlakte Neftalin in welkers midden den berg der Zaligheid gelegen is, aldus genaamd omdat Christus hier door gelykenissen over het koningryk der hemelen en de zaligheid predikte, Mat. 5. Van dezen berg heeft men een zeer aangenaam gezicht over de Galileesche Zee, waarachter zich de bergen van het Woest Arabien Ga naar voetnoot+ vertoonen, aan welker slinkerzyde de Jordaan in de gemelde zee loopt. ‘k Heb dit afgebeeld onder No 172. De plaats die zich hier tegen den middensten berg doed zien, werd Houwart genaamd, en de voorgrond – geheel in de schaduwe – is de berg der Zaligheid. Omtrent een half uur eerder komt men ter plaatze daar onzen Zaligmaaker met vyf brooden en twee visschen vyfduizend menschen spysde, Mat. 14:19, en van daar aan het dorp Maven, leggende beyde op het gebergte, aan welkers voet de stad Tiberias gelegen is aan een zeer vermaakelyken oord op den oever van de Galileesche Zee.
Monte delli Beatitudine
| |
Galileesche ZeeWy lieten de stad aan de slinkerhand en gingen eerst twee baden bezien – welke omtrent een Italiaansche myl aan de gemelde zee gelegen zyn en uit de natuur het water geven – alwaar ter zelver tyd eenige Arabische vrouwen bezig waaren met zich te reynigen. Van hier reeden wy langs de peuynhoopen van het oude Tiberias, ‘tgeen een groote stad moet zyn geweest alzo Ga naar voetnoot+ men nog meer als een uur in de lengte de grondvesten en overblyfzelen daarvan vind. Wat de tegenwoordige stad belangd, zy is heel kleyn en heeft weinige wooningen, die er gantsch armelyk uitzien, mitsgaders twee poorten, doch waarvan d’een maar gebruykt word en d’ander geslooten blyft. Men ziet er nog verscheyde overblyfzelen van oudheden, onder dewelke het voornaamste is de kerk van St. Pieter die nog in haar geheel staat. Zy is kleyn van begrip, hebbende maar in de lengte twee-en-twintig voeten (Rynlandsche maat) en in de breedte omtrent negen voeten. Ga naar voetnoot+ Men wil dat deze kerk gesticht zy door de keyzerin Helena, ter plaatze daar onzen Zaligmaaker tegen Petrus zeyde: ‘Tu es Petrus, et super hanc petram aedificabo ecclesiam meam. Gy zyt Petrus, en op deze petra zal ik myne kerk bouwen’. | |
[pagina 314]
| |
Aan de andere kant staat nog een ruïne van een groot gebouw ‘tgeen mogelyk een kasteel geweest zal zyn. De muuren daar de tegenwoordige stad – zynde maar een kleyn gedeelte van de oude – mede omvangen is, wil men wel zeggen dat er door een Joodsche weduwe om gemaakt zouden zyn, binnen welke zy begeerde dat de Jooden zich zouden onthouden, die er eertyds in groote meenigte zyn geweest. Doch voor omtrent dertig jaaren heeft de kneveling en dwingelandy der Turken hen van daar doen vertrekken, zulks dat er tegenwoordig niet een meer te vinden is. Tusschen deze muuren en de zeekant staan veele dadelboomen. Van hier heeft men een zeer vermaakelyk gezicht over de Galileesche Zee, aan welkers zyde zich het Steenachtig Arabien Ga naar voetnoot+ vertoond, en kennelyk Ga naar voetnoot+ de plaats daar de Jordaan in de genoemde zee vloeid. Ik tekende deze stad van boven een hoogen berg, zynde dezelve waarover wy, herwaarts komende, waaren getoogen. De kerk van St. Pieter werd hier aangewezen met de letter A, de Galileesche Zee – ter plaatze daar de Jordaan zich in dezelve stort – met B, ’t gebergte van het Steenachtig Arabien met C, en de prent zelve geteekend met No 173.
Tiberias
Ter slinkerzyde van ‘tgeen hier met de letter B is aangewezen, zegd men nog eenige peuynhoopen van de stad Capernaüm te vinden te zyn, daar Mattheus het tolhuys verliet om de Zaligmaaker te volgen. Dat ze daar omtrent gelegen moet hebben, getuygen genoegzaam alle de evangelisten, en zyn ook hunne dreygementen ten haaren opzigt niet tevergeefs geweest: Gy Capernaüm, die tot den hemel toe zyt verhoogd, gy zult tot de helle toe nedergestort worden enz. Mat. 11:23. Want zy is zodanig verwoest, dat men nu naauwlyks weet waar zy gestaan heeft. Ik tekende ook nog, zittende aan de zeekant ter plaatze daar het groot gebouw in de stad verbeeld is, twee verscheyde gezichten, onder No 174 en 175. In het eerste vertoond zich het gebouw aan de regterzyde en in het andere een stuk van hetzelve aan de slinkerzyde.
Viste nella Tiberiade
| |
Galileesche Zee Ga naar voetnoot+Wat de Galileesche Zee belangd – daar men ook nog de naamen van de Zee Tiberias en het Meir Genezareth aan heeft gegeven – haar water is zoet, heel goed om te drinken, en uitsteekend visryk. Voor dezen plachten zich hier veele Christene visschers t’onthouden die er zich tamelyk konden geneeren, maar de dwingelandy en gierigheid der Turken heeft hen, evenals de Jooden, genoodzaakt zich elders te vertrekken. Ga naar voetnoot+ ‘k Heb derhalven niet anders van deze groote vischrykheid konnen genieten dan alleen het gezicht, want werwaarts Ga naar voetnoot+ men het oog aan den oever wend, ziet men ze in menigte zwemmen. Hieruit, te weeten dat er zich geene visschers onthouden, ontstaat ook nog een tweede ongemak, namentlyk dat men zich niet aan den anderen oever kan laaten overzetten – ‘tgeen lichtelyk zoude konnen geschieden – daar men nu integendeel een grooten omweg te land moet neemen, en niet zonder het uiterste gevaar, ter oorzaak van de Arabische roovers. Het was aan deze zee dat de Zaligmaaker Petrus en Andreas, welke visschers waaren, gebood hem te volgen om hen visschers der menschen te maken. Mat. 4, vers 19. Gelyk ook de gebroeders Jacobus en Johannes, de zoonen van Zebedeus, welke met hunne vaders bezig waaren om de netten te vermaaken. Vers 21. Hier wandelde ook de Heere Christus op het water wanneer Petrus verzogt tot hem te koomen, en (vreezende te verdrinken) uitriep: ‘Heere, behou my’. Mat. 14:30. Wy hielden te Tiberias onze maaltyd met hetgeen waarmede wy ons voorzien hadden in de schaduw van een vervallen gebouw en onze nachtrust niet veel beeter Ga naar voetnoot+ als | |
[pagina 315]
| |
in de opene lucht, hebbende maar een verdekzeltje van stroo (‘twelk den gouverneur der stad by dag tot een sopha verstrekte) boven ons, ‘tgeen uitdrukkelyk geschiedde om het ongedierte in de huyzen niet onderworpen te wezen, doch wy vonden er ons evenwel genoeg van geplaagd. De morgenstond wierd dan met verlangen tegemoet gezien en, met het opgaan van de zon, de stad Tiberias verlaaten. | |
Fiume di Donne; Sabbato; Eynet-tesjaar; Finesiar; Plaats daar Joseph verkoft wierdWy toogen weder door het dorp Maon en de Vlakte Neftalin, alwaar men een water ziet vlieten die Fiume di Donne of Juffersrivier geheeten word – om welke oorzaak is my onbekend. Vervolgens ziet men twee dorpen leggen, het laatste op een berg, genaamt Sabbato. ’t Zelve voorbygereden zynde, komt men in de Vlakte Eynet-tesjaar of Plaats der Kooplieden. Hier scheid de karavaane, welk van Constantinopolen komt, van malkander, nemende degeenen die na Jerusalem trekken, een anderen weg als die na Kairo gaan, gelyk ook die na Damascus willen. Omtrent het gemelde dorp legd een kasteel, Finesiar genaamd, alwaar yder pelgrim een ryksdaalder van tol moet betaalen; hieraf komt de helft aan den Turkschen bevelhebber en d’andere helft aan de Arabiers. Om den eersten te voldoen moest ik van het paard stygen teneynde in zyne tent, welke hy daar ter plaatze had opgeslagen, kaffé met hem te drinken. Ik vond hem heel beleefd en verpligtende; ook wierd hy van al de wereld gepreezen. Alhier zegd men dat Joseph door zyne broeders aan de Ismaëliten, welke met hunne koopmanschappen Ga naar voetnoot+ van Gilead kwamen en na Egypten aftoogen, verkoft wierd. Gen. 37:25. De kuyl, die in de woestyn was, daar zy hem inwierpen (gelyk in de voorige verzen gezegd wierd) is nog, een groot stuk wegs van daar, te zien. Maar vermits de Arabiers het hieromheen zo onveylig maaken, dorst ik my niet derwaarts begeeven, alzo ze geheel van den weg af gelegen is. Deze kuyl of put werd nog hedendaags by d’Arabiers Siub Pissef geheeten. | |
Isralon; Berg ThaborVervolgens komt men in de Valey Isralon, daar men over de beek Sihon trekt, en wyders aan den berg Thabor, omtrent twaalf Italiaansche mylen van de Galileesche Zee gelegen. Ga naar voetnoot+ Deze berg is byzonder hoog en ryst heel steil opwaarts, op de wyze van een suikerbrood. Ik tekende dezelve, een stuk wegs van daar in het veld, gelyk hy zich in de prent, van alle d’andere bergen afgezonderd, op No 176 vertoond.
Tabor
Vermits men er te paard niet wel kan op koomen, lieten wy dezelve beneden aan den berg en teegen Ga naar voetnoot+ aan ’t klauteren, daar wy een half uur mede bezich waaren geweest wanneer Ga naar voetnoot+ wy er ons bovenop bevonden, niet weinig vermoeid door dien ongemaklyken opgang. Wy rusteden ons daar wat uit en vervoegden ons wyders na een kleyne grotte in het opperste van den berg, maakende een gedeelte van een vervallen gebouw, van zeer groote steenen opgehaald Ga naar voetnoot+ daar men nog verscheydene boogen van ziet. Aan het eynde van deze grotte heeft men een stapel van steenen gemaakt welke den geestelyken die daar komen, tot een altaar verstrekt. De pater dien ik by my had, deed er mede de mis, terwyl ik voor de poort de tekening daarvan op ’t papier bracht, te zien op No 177.
Grotta nel Monte Tabor
Hier houd men de plaats te zyn daar Christus van gedaante veranderde en Mozes en Elias met hem spraken, en Petrus drie tabernakelen wilde oprechten. Mat. 17, vers 2. Den apostel Petrus noemd dezen berg den Heiligen Berg, 2 Petri 1:18. Ik vond alhier nog veele overblyfzelen van oude gebouwen waarvan de steenen, welke byzonder zwaar en groot zyn, hier altemaal met ongemeenen arbeyd opgevoerd moeten wezen. Want de berg is uit zichzelfs gantsch niet rots- of steenagtig, | |
[pagina 316]
| |
integendeel is hy overal, van booven tot beneden, ja zelfs op den kruyn, met geboomte en kreupelbosch bezet. Ik teekende, terwyl ik my hier bevond, een gezicht waarin men verscheyde van de gemelde ruïnen ziet, altemaal van zeer zwaare steen gemaakt. ’t Verbeeld zich op No 178, en wyst aan dat de berg boven niet vlak, maar geheel heuvel- en boschachtig is. De vlakte vertoond zich in dezelve print beneden aan de rechterzyde, benevens eenige der omleggende bergen in ’t verschiet. Rondom heen verlustigd zich het oog met zeer fraaye gezichten van het voornaamste gedeelte des Heiligen Lands. Men vind hier nog een heel schoone waterput, by dewelke wy wat gingen zitten eeten en zeer fris en lekker water dronken.
Vista nel Monte Tabor
| |
Debora; Wederkomst te Nazareth’s Namiddags ten drie uuren daalden wy weer nederwaarts, doch aan een heel andere zyde van den berg als waarlangs wy waaren opgekoomen. Beneden aan den voet heeft men het dorp Debora genaamd, en by d’Arabiers Tour. Dit werd drie Italiaansche mylen Ga naar voetnoot+ van den top des bergs gerekend. Men toond hier een spelonk waarin d’andere apostelen gebleeven zouden zyn, wanneer Christus met zich nam Petrus en Jacobus en Johannes zyn broeder, en hen op een hoogen berg alleen bracht. Mat. 17:1. Niet verre van daar ontmoet men ook nog een oude ruïne van een kerk, welke men zegd door de keyzerin Helena gesticht te zyn. Deze was het laatste ‘tgeen wy gingen bezichtigen, waarna wederom te paard zynde gesteegen, reeden wy door een dorp in het gebergte, Eymaëym geheeten, kwamen vervolgens in de Valey Wadisjem, en des avonds ten zes uuren weder te Nazareth, ‘tgeen acht Italiaansche mylen van den berg Thabor werd gerekend. Ga naar voetnoot+ |