Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Getuygenisbrieven, welke den pelgrims medegegeven wordenAls ik nu weder van Jerusalem meende te vertrekken, wierd my een getuygenisbrief wegens dat ik de heilige plaatzen had bezichtigd – hoedanige brieven aan alle de pelgrims op hun vertrek werden medegegeven – ter hand gesteld. Deze was geschreeven met een uitsteekende nette hand, niettegenstaande dat de pater die hier toenmaals toe gebruykt wierd, by de tachtig jaaren oud was. ’t Zegel vertoond in een ovaal (dat onder en boven eenigzins spits toeloopt, en om ’twelke dit omschrift gevonden werd: SIGILLUM * GUARDIANI * SACRI * CONVENTUS * MONTIS * SION ** ) zoveel als ik kan oordeelen beneden de voetwassching van Christus, gedaan aan zyne twaalf discipulen, en bovenaan wederom de twaalf discipulen, geknield leggende, en Christum, van haar opvaarende na den hemel en van achteren met een licht omscheenen. De ondertekening is gedaan door den pater Gardiaan, Petrus Marinus, en laager door den frater procurator Paulus à Milonico. | |
Vertrek van JerusalemIk nam myn afscheyd van alle de geestelyken – niet zonder een innerlyke beweging, dewyl ze my zoveele beleefdheden hadden getoond, dat ik ze niet kon erkennen – en vertrok den 16den November ’s morgens ten zeven uuren uit Jerusalem, nadat ik my er dertig dagen had opgehouden. Wy namen den zelven weg waarlangs wy gekomen waaren, en hebbende Bon Ladron of het Dorp van den Goeden Moordenaar bereykt, teekende ik hetzelve, gelyk het zich op No 149 vertoond.
Buon Ladron
’t Legd op het gebergte en is een onnozel dorp ‘tgeen door de Arabiers werd bewoond. Men ziet er noch een tamelyk groot vervallen gebouw. Omtrent de middag hielden wy de maaltyd tusschen het gebergte by een groote fonteyn, en kwamen met het vallen van den avond weder te Rama. Hier wierden my twee cederen van Gasa gebracht, byzonder vreemd van gewas, hebbende d’eene tien uitspruytzelen welke aan het eynde spits toeliepen. De vrugt zelve was van een ongemeene grootte, begrypende de lengte tot aan het uyterste der punt ruym veertien, en zyn diameter vyf en drie kwart duymen, te weten daar ervan twaalf in een Rynlandsche voet werden gereekend. Ga naar voetnoot+ De andere was weinig minder, haalende de lengte styf Ga naar voetnoot+ dertien, ende in zyn diameter zes en een kwart duymen. Deze vrugten hebben van binnen weinig sap en konnen gegeeten worden gelyk zoete limoenen. De gedaante vertoond zich op No 150.
Cedri di Gaza
| |
Vertrek van RamaMyn verblyf te Rama was tot aan den 8sten January 1682, wanneer ik, verzeld door twee vrienden welker een myn oude reisbroeder Rogier van Kleef was, omtrent de middag weder van daar toog, van meening Nazareth en de Galileesche Zee te gaan bezichtigen. Den heer Henrico Lub, ten wiens huyze wy ons onthouden hadden en aan wien ik buyten dat oneyndige verplichting heb, had de goedheid van ons tot aan Jaffa te geleyden. Hier traden wy t’scheep in een vaartuyg van het land, ‘tgeen ons tot S. Jan d’Akre zoude brengen | |
[pagina 298]
| |
om van daar wyders myn voorgenoomene reys te vervolgen. Omtrent middernacht geraakten wy onder zeyl, en van des anderendaags morgens af in het gezicht van S. Jan de Akre hebbende leggen dryven, wierden wy tegens den avond schielyk met een harde landwind van daar gezet, zulks dat er geen kans meer was om daar ter plaatze aan land te komen. Integendeel dreef een voorwind, waaraf men raadzaam oordeelde zich te bedienen, ons zo spoedig voort, dat men den volgenden morgen, een uur of anderhalf voor de middag, het anker voor Tripolis liet vallen. | |
Komst te TripolisOp deze kust vaart men gemeenlyk zo digt langs het land heen, dat men alle de plaatzen bekwaamelyk kan onderkennen. Doch wy waaren de voornaamste des nagts gepasseerd. Hier vonden wy op de ree een Hollands en een Engelsch schip, het eerste de ‘Juffrouw Susanna’ geheeten, gevoerd door capiteyn Daniel vander Merkt. De marine- of zeekant vertoond zich hier zeer aangenaam, bestaande in eenige huyzen. Langsheen strekken zich ook verscheyde wachttoorns, met zwaare muuren opgehaald Ga naar voetnoot+, evenals kasteelen, en tamelyk van kanon voorzien waardoor zy altyd in staat zyn om den aanval der Christene zeerovers af te keeren. ’t Gezicht hiervan vertoond zich op No 151. Te land getreden ontmoeteden wy vooreerst eenige magazynen daar d’aankomende en afgaande goederen in gelegd worden. Van hier reden wy door een vermaakelyke vlakte na Tripolis, omtrent een half uur van de zee gelegen, en zynde vervolgens in de stad gekomen, vervoegden wy ons ten huyze van den heer Van Driessche, consul der Hollandsche natie, van wien wy zeer minnelyk wierden ontfangen, met aanbieding van zyn huys en tafel. | |
Beschryving van TripolisIn het bezichtigen van de stad vond ik dezelve heel vermaakelyk, en aan de voet van een berg gelegen. Rondom ziet men een menigte van hoven, beplant met moerbezienboomen. Ook valt er veel zyde. Ga naar voetnoot+ Men heeft er verscheyde aangenaame gezichten, zo binnen als buyten de stad, vermits er veel water doorheen vloeyd ‘tgeen van het gebergte Libanon af komt. Ik bragt er eenige van op ’t papier, en bevindende my aldus aan een oort daar my de stad heel wel voorkwam, teekende ik dezelve, gelyk ze zich hiernevens verbeeld op No 152. ’t Water ‘tgeen zich als een rivier vertoond, is dat ‘twelk van het gemelde gebergte komt afdaalen en reeds door de stad gepasseerd is, stroomende vervolgens door het land heen tot in de zee. ’t Is op verscheyde plaatzen heel ondiep, gelyk aangewezen werd met de twee Turken te paard, gereed om door hetzelve tot aan den anderen oever te ryden, ‘twelk gemeenlyk geschied om weg uit te winnen. Het groot gebouw, in het midden der print verbeeld, vertoond het kasteel daar de bassa zyn wooning in heeft. De stad in zichzelven is van geen groot belang, egter zyn er de huyzen van massive steenen gebouwd en veele redelyk groot en aanzienlyk. De voornaamste kwartieren zyn wel bevolkt, maar eenige oorden onbebouwd en woest. De basar of winkelstraat is in tamelyk goede order. De Fransche en Italiaansche natien hebben hier gemeenlyk hunnen onder-consul. ’t Meeste gedeelte der kooplieden bestaat in Franschen. Daar werd door de Arabiers veele assche gebragt, dienstig tot het maaken van zeep en glasen.[BA/144] |