Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdDen auteur word afgehaald en in het klooster gebrachtNiet lang had ik hier aan de Poort van Damascus vertoefd of ik wierd afgehaald door een drogeman van de paters, verzeld door twee Turken, zynde bedienden, den eenen van den kadi Ga naar voetnoot+ en den ander van den bassa of gouverneur van de stad. Deeze twee Turken gaan met den drogeman om te zien of men ook eenig geweer of yts anders ‘tgeen ongeoorlofd is, by zich heeft. Voor welke moeyte zy een vereering Ga naar voetnoot+ van denzelve genieten; doch ‘tgeen hy ten dien eynde uitschiet Ga naar voetnoot+, word hem door de pelgrims weder goedgedaan. Thans bracht my de drogeman alleen in het klooster, alwaar ik door den pater procurator met zonderlinge Ga naar voetnoot+ beleefdheid wierd ontfangen en verwelkomd. De padre reverendissimo of overste was nog te Bethlehem daar hy zich wegens de pest eenigen tyd had onthouden. Ter welker oorzaak ik het klooster ook noch geslooten vond, doch het stond in een dag à twee geopend te worden. Men bracht my in een kamer vermits in het vertrek der pelgrims nog eenige paters aan de gemelde ziekte lagen. Omtrent den avond wierd my de spys in de kamer voorgezet en kwam den pater procurator zelve by my, verzoekende dat ik het zo voor lief wilde neemen, dewyl ik de gemeene maaltyd met de paters niet kon bywoonen, ter oorzaak dat er nog geen byeenkomst wierd gehouden. En aldus eyndigde de eerste dag van myne komst tot Jerusalem. | |
Tekend een gezigt der Kerk van het Heilige GrafDes anderendaags morgens den negentienden october vervoegde ik my boven op het klooster en tekende van daar het gezicht der kerk van ’t Heilig Graf gelyk ze zich van buyten vertoond en op No 114 gezien kan worden. Deze kerk heeft twee koepels, waarvan de eene plat en boven open is, doch echter, om geen volkomene opening te laaten, geslooten met een yzer tralywerk ruytswyze gevlochten, en aangewezen met de letter A.[BA/133] Hier ontfangd de kerk haar licht door, evenals de Rotonde te Romen. Vlak onder deze opening staat het graf van Christus. De ronde koepel, aangewezen met de letter B, is die van het koor, en men kan van buyten tot boven op dezelve komen langs een soort van wendeltrap die daaromheen loopt. De groote vierkante toorn, getekend met de letter C, behoord mede aan de kerk en is byzonder | |
[pagina 257]
| |
fraay en groots gebouwd, ter hoogte van zeventig treeden, hebbende wyders drie ryen van vensters, yder venster vercierd met vyf kolommen. In het verschiet aan de slinkerzyde ziet men, op de letter D, aangewezen den tempel van Salomon daar hierna van gesproken zal werden, gelyk mede van die der Præsentatie of voorstelling, geteekend met de letter E. De spitze hoogen toorn ter rechterzyde is la Torre del Santoni of den Toorn der Heiligen, te weeten van de Turken. ‘tGeen zich op de voorgrond vertoond zyn de daken der huyzen daar men van boven het klooster het gezicht op heeft.
Chiesa del Santissimo Sepolcro
| |
Eerste uitgang uit het klooster om de heilige plaatzen te bezigtigenNa de middag geschiedde de opening van ’t klooster, wanneer Ga naar voetnoot+ ik voor d’eerste maal wierd uytgeleyd, verzeld door een pater en dragoman, buyten welkers geleyde men nooit een voet wegs verzet teneynde alle ongemakken voor te komen. Want byaldien Ga naar voetnoot+ een vreemdeling eenig ongeval ontmoette, zouden er de Turken niet alleen hem maar ook het klooster over aanspreeken. Derhalven draagen de paters goede zorg om de pelgrims met alle voorzigtigheid te geleyden op de plaatzen die men gewoon is te zien. | |
Huys van ZebedeusVooreerst dan, weinige schreeden voortgegaan hebbende, zag ik het huis van Zebedeus, vader van Johannes, en zyn broeder Jacobus Minor welke gezegd worden in hetzelve gebooren te zyn. Tegenwoordig staat er een kerk die de Grieken bezitten. Hier gaat men terzyde vyftien trappen opwaarts, wanneer men in een kapelle komt die den berg Calvarie gelyk is. Dit zegd men de plaats te wezen daar Maria met den evangelist Johannes was, toen de Jooden onzen Zaligmaker aan het kruis hegteden. Aan deselve zyde, wederom afgaande, treed men door een kleyn poortje, en wyders nogmaals eenige trappen opwaarts, daar de Cophten twee kerken hebben. | |
Huys van de ridders van Malta; Plaats van Abrahams offerandeNiet verre van daar ziet men de ruiïnen van ’t huys van de ridders van Malta, welke plaats gehouden werd voor een gedeelte van den berg Moria daar Abraham offerande deed. Hierby is een kerkje dat de Grieken toebehoord, en legd een ronde steen daar gestadig vyf lampen by hangen te branden. Benevens dit kerkje placht, zo zy zeggen, d’olyfboom te staan daar Abraham den ram by vond die hy in de plaats van zyn zoon Isaak slagtede. | |
Kerk der apostelenThans komt men aan het klooster der Abyssynen. Hier omtrent hadden de Grieken omtrent zes jaaren geleden onder d’aarde een oude kerk gevonden ter diepte van 27 trappen, tegenwoordig Dell’ Apostoli geheeten. Deze kerk is 28 schreeden lang en 20 breed, en wil men wel zeggen dat er onder de zelve nog eene andere zoude wezen. De Grieken hebben er verscheyde oudheden in gevonden. | |
Yzere PoortVervolgens gingen wy door de Porta Ferrea of Yzere Poort daar Petrus, door een engel uit de gevangenis geleyd, door uitging en kwam wyders aan ’t huys van den evangelist Marcus, daar d’apostelen in waaren toen hun medebroeder Petrus uit de gevangenis geleyd wierd. Dit huys stond voor dezen buyten de stad, dog tegenwoordig is het er binnen en werd de plaats nu beslagen met een kerk welke de Armeniers bezitten. | |
Huys van St. Thomas; Huys der drie Marias; St. Jacobus kerkVan hier komt men aan het huys van St. Thomas, daar men niet in mag treeden vermits het een mosqueë der Turken is, en wyders aan het huys der drie Marias, ‘tgeen tegenwoordig – of immers Ga naar voetnoot+ de plaats daar het zoude gestaan hebben, ‘twelk eens voor al gezegd zy – door de Turken werd bewoond.[BA/134] Vervolgens komt men aan de kerk van St Jacobus die d’Armeniers bezitten. Deze kerk is heel fraay, met een braave Ga naar voetnoot+ koepel daar ze haar licht door ontfangd. Ter dezer plaatze zoude den Apostel Jacobus onthoofd zyn. Men ziet er ook het | |
[pagina 258]
| |
graf van St. Macarius, bisschop van Jerusalem, mitsgaders drie steenen welker eerste diegeene zoude wezen daar Moses de wettafelen op brak, de tweede die op de berg Thabor lag ter plaatze daar het licht van den hemel Jesus omscheen, en de derde die in de Jordaan plag te leggen, alwaar Johannes onzen Zaligmaker doopte. | |
Poort Davids; Huys daar Maria gestorven is; Kerk van den Berg ZionAlsdan gaat men door de Poort van de berg Zion of de Poort Davids, daar men de grondvesten ziet (gelyk de paters my met groote verzeekerdheid wisten te zeggen) van het huys in welk Maria veertien jaaren heeft gewoond, en gestorven is. Hier staat de kerk van de berg Zion en werd opgegeven voor de plaats daar den Heiligen Geest op de apostelen nederkwam en Christus het laatste avondmaal met dezelve hield en hunne voeten waschte. In deze zelve kerk, tegenwoordig een mosqueë, toond men het graf van den koning en propheet David – eenige willen van David en Salomon – gelyk ook dat van St. Stephanus. Deze werd ook voor de plaats gehouden daar Thomas den Heyland niet wilde gelooven, en Mattheus in de plaats van Judas tot de twaalfde apostelplaats wierd verheven. Buiten deze kerk staat een waterbak alwaar d’apostelen, zullende door de wereld gaan prediken, het laatst met malkanderen spraken. | |
Huys van Cajaphas; Plaats daar d’apostelen Maria wilden begraven; Huys van den hoogenpriester AnnasNiet verre van hier ontmoet men het huys van Cajaphas, berucht wegens de verloochening die Petrus aldaar tot drie maalen van den Zaligmaker deed. Men toond hier ook nog een stuk van een pedestal daar de kolom op stond op denwelke den haan tweemaal kraayde, ter gedachtenis van ‘twelke nog boven in de muur in marmer een haan verbeeld staat. Hier meend men dat de keuken, of plaats zoude geweest zyn daar Petrus zich by het vuur zat te warmen. Ter zelver stede daar tegenwoordig de gemelde kerk staat, zoude ook het gevangenhuys zyn daar Christus in was toen Petrus hem verloochende. Men wil mede dat hier de steen of het dekzel van des Heylands graf zoude berusten. Deze kerk behoord den Armeniers toe. Weinig treden van daar is de plaats daar de apostelen Maria, de moeder van Jesus, wilden begraaven, by welke gelegendheid een Joode, die hen niet voorby wilde laaten gaan, de hand wierd afgesneden. Door de genoemde poort ter stad ingaande, ontmoet men het huys van Annas, alwaar de olyfboom werd vertoond daar Christus aan gebonden was toen Malchus hem den kinnebakslag gaf. | |
Spelonk van PetrusThans traden wy door de Porta Sterquilina of de Mispoort Ga naar voetnoot+ waardoor den Heyland, gevangen zynde, binnen Jerusalem wierd gebracht. Buyten deze poort ziet men de grotte of spelonk in dewelke Petrus zyne zonde beweende Ga naar voetnoot+, strekkende zich in de rots aan het gebergte, gelyk op No 115 te zien is.
Dove Pianse S. Pietro
| |
Tempel der VoorstellingVervolgens gingen wy weder ter zelver poort in en bezagen den tempel der Præsentatie of Voorstelling, aldus genaamd omdat de Heere Jesus aldaar wierd voorgesteld en door Simeon in d’armen genomen, die met groote blydschap uitriep: ‘Nu laat gy Heer uwen dienstknegt gaan in vrede, na uw woord; want myne oogen hebben uwe zaligheid gezien’ enz., Luc.2:29. Deze plaats is heel groot; men gaat er met brandende toortzen onder in, en ontmoet er nog een zeer hooge en zeer zwaare kolom waarop men gelooft dat weleer het altaar zoude hebben gestaan. Dit is het vreemdste ‘tgeen ik tot Jerusalem heb gezien, en zo men zich konde inbeelden dat er nog yts van ’t oude overgebleven mocht zyn, zoude het dit moeten wezen: zo ouderwets en misselyk Ga naar voetnoot+ vertoond zich deze kolom en de plaats daar ze staat als zynde zeer rotsagtig en bezayd met brokken van zwaare steenen, | |
[pagina 259]
| |
half ingegeten en uitgehold door ouderdom. | |
Plaats van het huys en tempel van SalomonBoven op dit gebouw hebben de Turken een mosquêe. Hieraan is de tuyn daar het huys van Salomon eertyds stond, daar nog eenige ruïnen en puynhoopen van werden aangewezen. Benevens heen placht de tempel van Salomon te staan. Wy gingen door de voornaamste poort die, na men kan afmeeten uit ‘tgeen ervan aangewezen word (hoewel er geen overblyfzels meer van te vinden zyn) heel lang moet geweest zyn. Zy voerde de naam van Porta Superba, of de Prachtige Poort. | |
Gasthuys van St. HelenaHierna bezichtigden wy het Hospitaal van St. Helena, ‘tgeen nog geheel in wezen is, en nog tot op den huydigen dag voor een gasthuys van de behoeftige Turken diend. Hier zag ik zeven groote ketels, de rondte van welker kloekte afmetende ik dezelve boven twee-en-twintig palmen wyd bevond, zynde beneden nog wyder, en de hoogte omtrent vier palmen. Voor dezen zyn er acht geweest. | |
Gevangenhuys van den apostel PetrusWat verder komt men aan ’t gevangenhuys van den apostel Petrus, waarin nog een gat getoond word daar het yzer, met welk hy aan den hals geslooten was, in den muur heeft gesteeken. ’t Is een heel donkere plaats, daar men met licht door een klein deurtje al bukkende inkruypt. Hier eyndigde onze bedevaart en vervoegden wy ons weder na het klooster. | |
Tweede uitgang uit het kloosterDes anderendaags morgens maakten wy een aanvang met de Pynstraat, anders de Pynlyke of Kruysweg geheeten. Ga naar voetnoot+ Hier wierd my vooreerst getoond de plaats daar Christus gegeesseld is, weleer een gedeelte van het huys of paleys van Pilatus, mitsgaders de zaal waarin hy veroordeeld wierd; tegenwoordig werd het door de Turken bewoond. Aan dit paleys zyn de trappen geweest die men nu te Romen aan de kerk van S. Jan van Lateranen ziet. Nog zyn er groote ruïnen van in wezen, en gantsch omlaag toond men de plaats daar den Zaligmaaker de doornekroon wierd op het hoofd gezet. Tegenwoordig word ze voor een paardestal gebruykt. | |
Paleys van HerodesHierna bezagen wy het paleys van Herodes waarhenen Christus, nadat hy gegeesseld was, wierd gezonden, en ondervraagd. Doch, hebbende niet geantwoord, stuurde men hem, uit spotterny met een witte rok bekleed en een rietstok in de hand, weder terug na Pilatus, daar hem de krygsknegten in ’t aangezicht spoogen, zeggende: ‘Propheteert ons wie het gedaan heeft’. | |
Boog van Ecce homoNiet verre van daar ontmoet men de boog waarop Pilatus den Heyland, hebbende geen schuld in hem gevonden, met zyn gescheurde lighaam voor het volk tentoonstelde, zeggende: ‘Ecce homo; aanziet den mensch’. Deze boog reykt van d’eene tot aan d’andere zyde der straat en heeft twee vensters welke hun uitzicht op de straat hebben, en waaronder geschreven staat, ter gedachtenis van ‘tgeen de verbitterde Jooden riepen: ‘Tolle, tolle, crucifige eum; neem weg, neem weg, kruyst hem’. | |
Andere plaatzenHier by ontmoet men een poortje, daar Maria haaren zoon, met het kruys belaaden, zag. Wat verder, daar Christus onder ’t kruys nederviel, en het Simon van Cyrenen op de schouderen wierd gelegd. Wyders Ga naar voetnoot+ de plaats, daat het huys van den armen Lazarus, en weinig verder, daar het paleys van den ryken man stond. Thans Ga naar voetnoot+ het huys van Veronica, in wiens doek daar zy het zweet van Jesus mede afdroogde, de gedaante van den Zaligmaaker geprent bleef. En eyndelyk de Porta Judiciosa of de Verwyspoort, die heden geslooten is en voor dezen eene van des stads poorten was, en dezelve waardoor Jesus wierd uitgebracht na den berg Calvarien om gekruyst te worden. In het midden staat nog de kolom daar het vonnis op geplakt zoude zyn geweest. | |
[pagina 260]
| |
Voorby deze poort gegaan zynde, ziet men de plaats daar de drie vrouwen weenden, wanneer Christus zeyde: ‘Weent niet over my maar weent over uwe kinderen’. Hier eyndigd de Pynstraat of Kruysweg die, van Pilatus’ huys tot aan den berg Calvarien gerekend, een lengte van omtrent duyzend schreeden beslaat. | |
Huys van den phariseus; Van St. AnnaVan hier ons dan aan de andere zyde van de stad vervoegende, kwaamen wy aan het huys van den Phariseus daar Maria Magdalena de voeten van Christus met haare traanen waschte en met haar hair afdroogde, en daarna aan dat van St. Anna, moeder van Maria, de geboorteplaats van die gelukzalige maagd. Tegenwoordig is de kamer waarin zy gebooren zoude zyn onder de aarde, en de Christenen hebben er een kerk gebouwd, doch zy is by verloop van tyd in handen der Turken gevallen die ze tot een mosquêe gebruyken. | |
Toorn Antonia; Poort van St. StevenThans komt men aan de grondvesten van den Toorn Antonia die weleer met trappen gehecht is geweest aan de zuydergallerie van den Tempel. Wyders voortgaande komt men aan de Poort van S. Steven, in de Schriftuur de Schaapspoort geheeten, daar het bad met de vyf zaalen of voorhoven was by hetwelke Jesus dengeenen genas die acht-en-dertig jaaren krank had geweest. Johannes5:2. En hiermede wierd den tweede dag beslooten. | |
Derde uitgang uit het klooster; Plaats daar Judas zynen Meester verriedDen 21sten ’s morgens traaden wy ten derden maale uit het klooster en rechttoe ter stad uit, daar wy omtrent ter verte van honderd schreeden onder aan de berg Sion de plaats zagen alwaar Judas zynen Meester verried voor dertig zilverlingen, daar de begraafplaats voor de vreemdelingen, den Acker des Bloeds geheeten, voor gekoft wierd. Van dewelke men zegd dat de lighamen die er begraven werden, binnen vier-en-twintig uuren t’eenemaal verteerd zyn, zulks dat er maar het gebeente van overig blyft. Tegenwoordig worden er nu en dan wel misdadigers begraven. Deze plaats heeft geene poorten of deuren om in te komen, maar boven op dezelve teld men vyf gaten waardoor er de lighamen in gesmeeten werden. | |
Spelonk der apostelen; Put van Nehemia; Bad SiloamWeinig verder komt men aan de spelonk in welke acht apostelen zich onthielden wanneer onzen Zaligmaaker gekruyst wierd. Zy is heel groot en geeft ingang door een poort tusschen de rots. In het inkomen ontmoet men eenige steenen, op malkanderen gestapeld altaars-wyze; de geestelyken komen er ook bywylen Ga naar voetnoot+ de mis doen. ’t Afbeeldzel is te zien op No 116. Men vind in dezelve noch eenige stukken van schilderwerk op de muuren.
Dove si Nascofero l’Apostoli
Vervolgens gaat men naar de Put van Nehemia daar het heilig vuur, opdat het niet verlooren mogt werden, ingebracht wierd. Maar, na den tyd van acht-enzeventig jaaren uit de Babylonische gevankenisse weder te Jerusalem zynde gekomen, vond men dezelve put vol drabbig water, met hetwelke, als men het hout op den altaar nat maakte, ontstak zich het vuur daarin. 2 Mach. 1:22. Deze put is omtrent vyftig vademen diep en uyt de levende rots Ga naar voetnoot+ gehouwen. Tegenwoordig kan men er het water niet in zien, en op de Pascha loopt het er echter overheen. Thans komt men aan de plaats daar de propheet Esaias middendoor wierd gezaagd, en vervolgens aan het Bad Siloam daar Christus den blinden heen zond, nadat hy zyne oogen met speekzel en aarde had bestreeken. Johan. 9:6. ’t Vertoond zich op No 117.
Natatoria Siloë
| |
Fonteyn van Maria; Berg der ArgernisVan daar gingen wy na de Fonteyn van Maria uit dewelke zy (zo de paters zeiden) komende van den berg Sion water haalde. Zy heeft een fraayen afgang met veel trappen, gelyk te zien is op No 118. Beneden gekomen vind men een groote ingang. Dicht tegenover ziet men het dorp Siloam, noch tamelyk met huyzen bezet en wel voorzien van grotten, altemaal in de levende rots uitgehouwen. Hier woonden de bywyven van Salomon, | |
[pagina 261]
| |
en zouden er ook, gelyk men by overlevering zegd, begraven zyn. De berg der Schande of Argernis, alzo genaamd omdat er de gemelde bywyven de afgoden dienden en er ook zelfs dien wyzen koning toe bragten, word er mede noch aangewezen. Buyten dit dorp werden de Jooden begraven.
Fonte della Madonna
| |
Graf van ZachariasTegenover Jerusalem, aan het Dal Josaphats, ziet men het graf van Zacharias, de zoon van Barachias, van wien den Heere Christus spreekt (Matth. 23:35): ‘Opdat op u kome alle het regtveerdige bloed dat vergoten is op der aarde, van het bloed des regtveerdigen Abels af tot op het bloed Zachariæ, des zoons Barachiæ, welke gy gedood hebt tusschen den Tempel ende den altaar’, gelyk ook mede by Luc. 11:51. Dit graf is geheel uit de levende rots, in de zyde des Olyfsbergs gehouwen en verdiend een opmerkelyke Ga naar voetnoot+ bezichtiging. De weg die zich om hetzelve heen strekt, is van dezelve stoffe en op gelyke wyze bearbeyd. Vier kolommen, aan elke zyde van het graf, draagen op haare kapiteelen de bovenbalking, daar zich de spits pyramidischer-wyze boven vertoond. Aan de achterzyde is een venster of gat waardoor men veele stukken en brokken van steenen in hetzelve ziet leggen. ’t Gantsche gevaarte, ‘tgeen uit een eenigen steen is gehouwen en ten deele by verloop van tyd met aarde bedekt geworden, gelyk men uit de afbeelding onder No 119 genoegzaam kan bemerken, beslaat een redelyke ruime plaats, hebbende yder zyde de lengte van acht van myne schreeden, ‘tgeene in ’t geheel tachtig voeten, Rynlandsche maat, uitmaakt. Ga naar voetnoot+
Sepolchro di Zacharia
| |
Spelonk van JacobusBenevens dit graf, ter slinker zyde en ruim veertig treeden van hetzelve af, ziet men een grotte, mede uit de rots van den Olyfberg gehouwen, en aangewezen met de letter A. Zy heeft de gedaante van een open portaal met drie kolommen vooraan, wyders de lengte van omtrent tien treeden en de breedte de helft minder, en werd gehouden voor de plaats waarin den apostel Jacobus zich zoude hebben verschoolen wanneer hy den Zaligmaaker door de Jooden gevangen zag neemen. Hy zoud’er ook geweest zyn toen Hy gekruyst wierd en er den tyd van drie dagen, te weten tot aan Zyne verrysenis, zyn gebleven. Ter gedachtenis van hetwelke de Christenen naderhand een kapel boven deze grotte, in de rots uitgehouwen, hebben doen maaken. De letter B vertoond de brug die over de Beeke Kedron legd, alwaar de paters zeggen dat Christus onder het kruis nederviel, en wyzen ter zelver plaatze noch de vorm van zynen eenen voet aan, in de steen ingedrukt. Doch uit dezen alleen kan afgemeten werden hoe deze devotarissen haarzelven bedriegen en anderen niet als beuzelingen vertellen. Want doe Christus het kruys opgelegd wierd om te draagen, was hy niet langer in Gethzemane aan den Olyfberg, van waar hy na Jerusalem geleid werdende, om van ’t oosten in de stad te komen, over de Beeke Kedron moest passeeren, maar hy was in ’t Rechthuys en moest van daar, door de straaten der stad, na het westen daar Golgotha lag, zyn kruys torssen, en alzo is er geen de minste gedachte te maaken dat onzen kruysdraagenden Heyland de Beeke Kedron onderweg kan ontmoet hebben. Deze vermaarde Vliet of Beek Kedron, ziet men tegenwoordig droog. Zy strekt langs het Dal van Josaphat en heeft maar de wydte van omtrent drie schreeden, en geen ander water dan ‘tgeen door de regen van de nabuurige bergen komt afvlieten. Zy neemt haar begin een weynig beneden het Graf van Maria, loopt omtrent driehonderd schreeden van Jerusalem na ’t oosten, tusschen den Olyfberg en den berg Moria door, en stort haar water in de Roode Zee. In voorige tyden was den oever bezet met veele boomen, daar men er tegenwoordig niet een meer van ziet. | |
[pagina 262]
| |
Graf van AbsalomIn de sestig schreeden van het Graf van Zacharias, mede aan de oostzyde van Jerusalem, ziet men het Graf van Absalom. De ingezetenen des lands houden het daarvoor, gelyk ook alle degeenen die ervan geschreven hebben, welke om hun gevoelens staande te houden zulks trachten te bewyzen uit 2 Sam. 18:18, daar gezegd word: Absalom had in zyn leven voor zich opgeregt een pilaar die in het Koningsdal is, want hy zeide: ‘Ik heb geen zoon om myns naams te doen gedenken’. Ende hy had dien pilaar genoemd na zyn naam; daarom word hy tot op dezen dag genoemd ‘Absaloms hand’. Wel is waar dat in het voorgaande vers staat: Ende zy namen Absalom en wierpen hem in het woud, in een groote kuyl, en stelden op hem eenen zeer grooten steenhoop etc., maar daar blykt niet uit dat zyn lighaam juist daar gebleven zoude zyn. ’t Is gelooflyker dat David, die hem uit overmaat van liefde zo geweldig betreurde, hetzelve van daar zal hebben doen voeren en in zyn eygen graf leggen – indien hier anders met deze pilaar een graf gemeend word – of liever dat hy zelf een graf voor hem heeft doen opregten. Doch ’t zy ermee zo ’t wil, dit is altyd zeeker dat het de naam van Absaloms Graf voerd en zo cierlyk en fraay gemaakt is, dat er in alle d’omleggende oorden niets diergelyks is te vinden. Het beslaat mede een ruyme plaats en in ’t vierkant twee-en-tachtig Rynlandsche voeten want ik bevond aan elke zyde twintig en een halve voet. Ga naar voetnoot+ Maar het is veel hooger als dat van Zacharias doch niet geheel uit eene steenrots gehouwen, zynde de bovenste deelen van verscheyde stukken. Het lighaam in zyn vierkant, met de lyst, is uit een eenig stuk, en het cierlyk bovenwerk (‘tgeen spits opwaarts gaat) daarby gereekend zal het gantsche graf wel de hoogte van dertig Rynlandsche voeten bereyken. Ga naar voetnoot+ Twintig kolommen, uit de eygenste Ga naar voetnoot+ rots gehouwen, vercieren hetzelve. Men ziet er door een gebrooken venster in een kamer, allerwegen met groote brokken van puynhoopen bezet. De voorste zyde van het graf, die zich na de weg strekt, vertoond een berg van steenen, altemaal met de hand daartegen geworpen door de Arabiers en Turken die er dagelyks voorbykomen. Want verfoeyende de ongehoorzaamheid en wederspannigheid van dien prins omtrent zynen vader, trachten zy op het graf te wreeken ‘tgeen zy op den perzoon niet konnen doen. ’t Gezicht hieraf vertoond zich op No 120.
Sepolchro d’Absalone
| |
Graf van JosaphatHierachter, beneven het Graf van Absalom onder de letter C, ziet men het Graf van den koning Josaphat, mede in de rots van den Olyfberg gehouwen, doch het bovenste gedeelte van de deur of ingang staat maar bloot voor het gezicht, zynde al het overige by verloop van tyd onder de aarde geraakt en ook zelfs den ingang – voor zover men hem noch zien kan – meestendeel verstopt. De bovenbalking onder de frontispice bevond ik zeventig palmen in de lengte, maakende elf voeten en agt duym Rynlandsche maat. Ga naar voetnoot+ Men wil dat de gemelde koning in dit graf begraven zoude wezen en tracht het te bewyzen uit 1 Reg. 22:51 en 2 Chron. 21:1 alwaar gezegd word: Ende Josaphat ontsliep met zyne vaderen ende werd by zyne vaderen begraven in de stad zyns vaders Davids etc. Mogelyk spruyt dit gevoelen ook wel daaruit dat Josaphat het heeft doen bouwen, gelyk verscheyde andere werken in dit dal die er zynen naam aan hebben doen geven. Andere beweeren dat het het graf van den koning Manasse zoude zyn, omdat er 2 Reg. 21:26 gezegd word: Ende men begroef hem in zyn graf in den hof van Ussa etc. die men meend hier ter plaatze te zyn geweest. De brug die over de Beeke Kedron legd, daar ik hiervoor van gesprooken heb, word hier noch eens, met de letter D, aangewezen. | |
Kerkhof der JoodenIn dit dal ontmoet men ook het kerkhof der Jooden en op hetzelve | |
[pagina 263]
| |
een menigte van steenen, tot teeken dat ze daar begraaven zyn. Voor deze vryheid word alle dagen een Sequin Ga naar voetnoot+ - wel te verstaan: uit het algemeen – gegeven, behalven ‘tgeene zy dan noch voor elke plaats moeten betaalen. De reden waarom zy haar aan deze begraafplaats zoveel gelegen laaten zyn, is dat zy gelooven dat het oordeel daar ter steede gehouden zal worden, en derhalven meenen zy dat degeenen die hier begraven leggen, te eerder gedaan zullen hebben. Dit kerkhof is aangewezen met de letter D.[BA/135] | |
Gethsemane en OlyfhofVan hier kwamen wy aan de grondvesten van het huys alwaar Christus de acht apostelen liet wanneer Ga naar voetnoot+ hy na het hofje Gethsemane ging om te bidden, en vervolgens in het hofje zelve – want men moet weeten dat het Hofje Gethsemane tegenwoordig een en hetzelve met den Olyfhof is – ter plaatze daar den Zaligmaaker door de Jooden gevangen wierd genomen en verraden door Judas, die hem kuste. ’t Was ook hier daar Petrus aan Malchus het oor afhieuw, ‘tgeen hem door Jesus weder aangezet wierd. Men teld er noch verscheyde olyfboomen van byzondere dikte, waaruit men oordeeld dat ze ongemeen oud moeten wezen. Niet verre van daar toonde men my een grooten steen die gezegd werd dezelve te zyn daar de drie apostelen (Petrus, Jacobus en Johannes) op lagen te slaapen wanneer den Heiland tegen hen zeide: ‘Kond gy niet een uur met my waaken?’ Thans komt men ter plaatze daar Maria stond toen Stephanus gesteenigd wierd. En wyders aan een steen waarop Maria, ten tyde dat zy ten hemel voer, haaren gordel aan St. Thomas liet vallen. Noch Ga naar voetnoot+ ziet men in denzelven hof de grotte of spelonk in dewelke Christus, bloed en water zweetende, tot zynen Almachtigen Vader uitriep: ‘Vader, indien het mogelyk is, laat dezen drinkbeeker voorbygaan’etc. | |
Graf van MariaUit den Hof treedende komt men aan het Graf van Maria, zynde een onderaardsche kerk, doch daar men tegenwoordig niets als de voorgevel van ziet. Zy is gesticht in den mond van het dal, niet verre van St. Stevenspoort. Om dezelve te bezichtigen daald men vooreerst langs ze trappen nederwaarts, wanneer Ga naar voetnoot+, over een voorhof heengegaan zynde, men ontmoet ter regterhand een toegemetzelde poort en ter zyde van dezelve een trap van een-en-vyftig schoone en breede treeden, ter halver hoogte van dewelke men aan de regterhand aan een kapel komt waarin de graven van St. Joseph, den man van Maria, en St. Simeon zyn. Wat laager en byna beneden ter slinkerhand is een plaats daar men geen reden van weet te geven en waar de vloer echter van mosaïsch werk is, ‘tgeen zich noch vry vers en nieuw vertoond en derhalven niet lang gemaakt schynd te wezen. Gantsch beneden op de grond en ter rechterhand van de trap ziet men een altaar der Armeniers; ter slinker een schoone waterbak, en agter dezelve een altaar der Abyssynen. Vervolgens treed men in de kerk en, wendende zich ter rechterzyde, komt men by het graf van de Heilige Maagd, staande niet wel in het midden, in een kleyne vierkante kapel van omtrent vier treeden lang, daar men door twee kleyne deuren ingaat. De plaats daar haar lighaam zoude gelegen hebben, is bedekt met een graauwe marmersteen die op verscheyde plaatzen gebrooken is, leggende ter hoogte van omtrent drie voeten van de grond. De Latynsche paters zyn in het bezit van deze kapel, en niemand als zy vermag daar de mis te doen. Doch agter deze kapel is een andere welke de Grieksche geestelykheyd toebehoord. Ter rechterzyde van het Graf der Heilige Maagd heeft men een Turksche mosquêe, en ter slinker een kapel der Jacobiten. In deze kerk hangen een-en-twintig lampen, want dewyl ze geen ander licht ontfangd als door de deur en door een venster boven het altaar van | |
[pagina 264]
| |
de kapel der Grieken is het er vry duyster. | |
Plaats daar Stephanus gesteenigd wierdUit deze kerk weder boven zynde gekomen, gingen wy over de Beeke Kedron en bezagen de plaats daar Stephanus gestenigd wierd. Hier wierd my een groote steen aangewezen daar men zegd dat zich een gedeelte van zyn lighaam ingedrukt heeft, mitsgaders de put daar de Jooden hem inwierpen. De afbeelding van alle deze oudheden werd den lezer aangewezen met No 121 in dewelke de gemelde graven en andere oudheden by malkander zyn geteekend om te beduyden hoe zich dezelve, als men omtrent Jerusalem staat, aan het gezicht vertoonen. De letter A wyst aan het Graf van Absalom; de B de Grotte van den apostel Jacobus; de C het Graf van Zacharias; de D het kerkhof der Jooden welke in de laagte van het Dal Josaphat is; de E de brugge over de Beek Kedron; de F de plaats daar Christus onder het kruis nederviel. | |
Vierde uitgang uit het klooster; Spelonk van JeremiasToen keerden wy weder na het klooster en naamen het middagmaal. Na den middag voor de vierde maal ten zelven eynde uit het klooster getreeden zynde, vervoegden wy ons buyten de Poort van Damascus en bezichtigden vooreerst de Spelonk of Grotte van den propheet Jeremias, daar men noch zyne slaapplaats in aanwyst. ’t Is een zeer fraaye en heldere spelonk, in de rots gehouwen, omtrent in het midden onderschraagd door een pilaar van dezelve rots, gelyk in de afbeelding op No 122 gezien kan werden. In deze zoude hy zyne klaagliederen gemaakt hebben.
Grotta di Gieremia
Alsdan komt men aan de gevangenis van den gemelden propheet, daar hy tot de keel toe in het water stond. Hier loopt een brug met twee boogen overheen, en ziet men noch eenig water in dezelve put als op No 123 werd aangewezen.
Prigione di Gieremia
| |
Begraafplaatzen der koningen van JerusalemOmtrent een Italiaansche myl buyten Jerusalem, ten noorden, heeft men de vermaarde begraafplaatzen der koningen van Jerusalem. Waar aankomende treed men vooreerst door een boog in de rots gehouwen en komt aldus in een groote en tamelyk hooge vierkante voorzaal, waaraan de rots tot wanden verstrekt. Hieruit getreeden ontmoet men ter slinkerhand een galderye, rustende op verscheyde kolommen en hier en daar vercierd met een soort van lofwerk, in de rots gehouwen. Aan het eynde van de galderye, wat nederwaarts gaande, is een kleyne opening daar men door moet kruypen om in een groot vierkant vertrek te komen, ‘tgeen ettelyke kleyne deuren heeft welke ingang tot vyf à zes andere kamers geven die yder veertig of vyftig treeden in hun vierkant hebben, mitsgaders verscheyde andere kleynder kamertjes omheen van welke eenige ovens-wyze gemaakt zyn. In deze kamers wierden de lyken geplaatst op verhevene banken ter hoogte van twee of drie voeten, in de rots gehouwen, gelyk ook wel op de grond neder. Ik vond daarin vyf-en-dertig begraafplaatzen. In de andere heeft men er mede eenige, en werden er in ’t geheel tot omtrent vyftig geteld. In eene dezer kamers, die deswegen boven allen uitmunt, zagen wy noch drie kisten, d’eene verbrooken, doch d’andere twee noch in hun geheel, en altemaal open. Op de voornaamste staan van vooren gehouwen twee ronden als cirkels, yder met verscheyde linien benevens malkanderen. Tusschen dezelve vertoonen zich drie lofwerken als palmvederen, en aan elke zyde een, maakende aldus een getal van vyf. Het dekzel, ‘tgeen daarvoor op de grond legd, is mede met lofwerk vercierd. De verbrookene stukken van de derde kist leggen voor dezelve neer en hebben ook weleer met diergelyke cieraden gepronkt. Ik teekende deze kisten met grooten haast terwyl onze toortzen noch brandeden, en zyn dezelve hier aangewezen met No 124. | |
[pagina 265]
| |
Deze drie graven meend men te zyn die van de koningen Manasse, zynen zoon Ammon, en Josia. Deze kamer is kleyn en laag van verdieping. ‘t Geen ik hier ook zeer aanmerkelyk vond, was de deur van de ingang die geloofd werd uit dezelve rots te zyn gearbeyd, zodanig als zy in haar herre Ga naar voetnoot+ hangd, te weeten twee oogen aan de deur en twee krammen aan de rots, welke uitwaarts staan en daar de deur op draayd. Men moet zich verwonderen als men bezeft hoe dit gantsche gevaarte, onder de berg, uit de rots is gehouwen, zonder dat er yts anders toe gebruykt is. En noodzaakelyk moet het altemaal by toortzlicht zyn geschied, dewyl er geen de minste opening is om ander licht door te konnen ontfangen. Kan niet nalaaten hier in het voorbygaan by te voegen dat, eenige dagen in het klooster geweest zynde, my des avonds wierd aangezeid dat my des morgens de voeten zouden werden gewassen volgens het gewoonlyk gebruik, ‘tgeen aan alle die tot Jerusalem komen, werd gedaan. Het geschiedde mede aan drie paters die ook nieuwelings aldaar waren gekomen. Deze plegtigheid wierd toenmaals gedaan op de bovengaldery tegenover de kerkdeur, alwaar alle de geestelyke personen in het klooster tegenwoordig zyn. Men werd er gezet in een fraayen armstoel waarvoor een koelvat met warm water staat, ‘tgeen met roosebladeren en andere bloemen en kruyden bestrooyd legd, daar men den eenen | |
[pagina 266]
| |
voet, die men expres tevooren zelfs gereynigd heeft, inzet. Dus wast u den pater, op zyn eene knie leggende, dezelve. Het geschiedde my van den pater vikario, ter oorzaak dat alstoen den pater guardiaan of reverendissimo zich tot Bethlehem onthield. De wassing gedaan zynde, kust hy die uw gewassen heeft, den voet, en zo doen vervolgens alle de geestelyken van het klooster, na hetwelke men tot teeken van dankbaarheid den hand kust van diegeene die uw den voet gewassen heeft. Dit gedaan zynde, gaat men alle met een brandende waskaars in processie rondom de galderye van ’t klooster, en zo vervolgens in de kerk, daar de gewoonlyke gebeden werden gedaan, waarmede deze plegtigheid een eynde neemd. |