Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
XLe Hoofdstuk.
| |
Menigte van blinden te KairoOnder de dingen die my in Kairo vreemd voorkwamen, was niet het minste dat ik er zo veel blinden ontmoette. ’t Is byna ongelooflyk, en het getal zo groot, dat men naauwlyks een quartier uurs voor zyne wooning staat, of men ziet er verscheydene voorbygaan. Noch maaken ze een grooter menigte, die met zeere oogen gekweld zyn, ‘tgeen er zo gemeen is, dat ik er zelfs kinderen van geen jaar oud gezien heb, die er alreeds mede besmet waaren, en tot zoverre dat er geen beterschap af te verwachten stond. Want het kwaad zet zich in ’t bloed en doed zowel de kinders als d’ouders traanoogen. Ja ik zouw durven wedden dat een vierdedeel der menschen binnen deze stad óf blind óf met kwaade oogen gekweld is. De reeden die er my natuurlykerwyze van gegeven wierd, is dat de kalkachtigheid der huyzen, door de wind als tot stof afwaajende, zodanig in de oogen dringd, dat er niet alleenlyk dit kwaad uit ontstaat, maar ook dat het, door zich allengskens met het bloed te vermengen, in een erfkwaad verkeerd, gelyk men duydelyk kan zien aan de voort-teelinge. Eenige ondervinding deed my geloof aan deze reeden geven. Want het is my meer als eenmaal gebeurd, dat als ik by windig weer wat lang by de weg was geweest, my de oogen zo zeer deeden, dat ik er naauwlyks gebruyk van kon hebben. Andere reeden heb ik er niet van te weeten konnen koomen, en mogelyk is er ook geen andere. Ter gedagtenis schilderde ik hier een blinde Jood die my, onder dit slag van menschen, een der fraaiste voorwerpen dacht te wezen.[BA/115] | |
Egyptische heiligen‘k Heb hier ook verscheydene van die lieden, welke by d’Egyptenaars voor heilige gehouden worden, door de stad zien loopen, en bywylen moedernaakt, of anders met een stuk van een loshangend kleed om het lyf geslaagen. Ga naar voetnoot+ Onder anderen, eens door de grootste straat van Kairo gaande, ontmoette my een dezer heiligen, een man van in de zestig jaaren, die my als een Frank gekleed ziende, straks met de uitterste ontwaardiging en een kwaadheid tot schuimbekkens toe aan d’ander zyde der straat week. En van deze schoone gramschap was (volgens ’t zeggen van mynen byhebbenden tolk) geen andere reeden, als dat ik, een vreemdeling en Christen zynde – welke lieden by hen voor ongeloovige worden gehouden – niet weerdig was den adem die uit zyne mond ging, t’ontfangen. Deze heiligen zyn by hen in groote achting en eerbiedigheid, tot zoverre dat het kleed ‘tgeen zy om hun lyf hebben geslagen, van een ygelyk gekust word. | |
Vrouwen met ringen door de neusVreemd kwam my ook te vooren een zeker zoort van vrouwen welke voor cieraad een reedelyken grooten ring door de neus hadden hangen, evenals men by ons een kleyne door de ooren heeft, doch met dit onderscheid, dat, daar deze | |
[pagina 218]
| |
doorgaans van goud zyn, die der gemelde vrouwen slechts van een veel geringer stoffe werden gemaakt. | |
Dracht der Arabiers [en van de joden]Ik heb hiervoor gezegt dat er onder de inwoonders van Kairo ook Arabiers en Jooden behooren, en dewyl hunne kleeding van die der anderen onderscheyden is, en dat ik ook zelfs Ga naar voetnoot+ de moeyte genomen heb van ze af te teekenen, moet ik er hier yts van aanroeren. d’Arabiers gaan gekleed als No 90 vertoond. ’t Geen zy om ’t hoofd hebben geslingerd en hen met het eene eind over de borst komt te hangen – of na dat Ga naar voetnoot+ zy er op een ander wyze een zwier aan willen geven, want zy werpen het ook dikwils over de schouder – is een sleuyer van zwarte zyde, met goude streepen doorwerkt, en doorgaans met afhangende kwastjes van de zelve zyde vercierd. De gemeene Ga naar voetnoot+ lieden draagen deze sleuyer van slechter Ga naar voetnoot+ stoffe. Wat de vrouwen belangd, zy hebben op het hoofd yts als een hooge spitze bol van een hoed, ‘tgeen zy met een zwarte of bruyne neusdoek, met goude of zilvere streepen doorweven, omwinden. De kleeding is van koleur als die der Turkinnen, en zo cierlyk opgepronkt als yders zinlykheid Ga naar voetnoot+ medebrengt. Gemeenlyk hebben zy aan hunne vest of rok twee knoopen by malkander, d’eene groot en d’andere kleyn, de groote langwerpig en d’andere rond. Zie hare kleeding en gestalte op No 91. Als ze uitgaan, slaan ze een wit linnen kleed, om zich te bedekken, over het hoofd en het geheele lighaam, zulks dat zy er maar met het eene oog Ga naar voetnoot+ tusschendoor zien, op de Spaansche wyze. De dragt der Jooden hier te lande is gelyk ze op No 92 verbeeld word. De tulband moet met blaauwe streepen doormengd weezen, en de rest der kleeding van een violette koleur, ‘tgeen zy gehouden zyn tot hun kenteken te draagen, want anders is er geen onderscheid tusschen de hunne en die der Turken. De lieden van fatzoen zyn veel fraayer gekleed als degeen die zich hier tentoonsteld. Ik heb hem speelende verbeeld om meteenen te doen zien van hoedanige instrumenten zy zich tot het pleegen van vrolikheid bedienen. ’t Is bespannen met drie snaaren, welke met een strykstok, even als een viool, geraakt worden. ’t Speeltuig zelve is van zwart hout, ‘tgeen daar de snaaren mee omgedrayd ofte opgespannen worden van yvoor, en ’t geluyd maar tamelyk fraay. De Joodinnen hebben, gelyk No 93 aanwyst, een geheele lange zwarte bol op het hoofd die met bruyne en witte neusdoeken, met goud en zilver geborduurd, omvlochten is. De kleederen zyn gemeenlyk van gestreepte zyde. Toen ik degeene die hier verbeeld word, tekende, zat zy op haare sopha dusdanig een pyp tabak te rooken uit een Egyptisch ried, van hoedanige slag van pypen hiervoor gesprooken is. | |
[Aapjes als potsenmakers]Die snaakeryen van aapen wil zien – waarvan men hier een zeer groote menigte allerwegen langs de straaten ontmoet – heeft maar te Kairo te komen. Zy worden door de Mooren met de karavanen van Mecha of Mekka medegebracht en op allerhande potseryen afgerecht, omdat zy, met derzelver konsten voor de liefhebbers te doen oeffenen, dagelyks zo veel weeten te winnen als ze tot de reys van nooden hebben. Gelyk de Mooren van natuur groote potzemaakers zyn en dat hun aart ten dien opzichte niet kwaalyk met de gesteldheden van het aapelyke verstand overeenkomt, geeft het een aangenaame tydkorting voor de reizigers. Deze Mooren brengen ook de perrokiten Ga naar voetnoot+ mede, van dewelken ik er gaarne eenige had gehad, maar daar waaren er in dit jaar zo weinig gebracht, dat er niet een te bekoomen was. Anders heeft men er dezelve voor een geringe prys. | |
Geestig geval tusschen een aap en een valkDoch om weder tot de aapen te keeren: gelyk het een belacchelyke stoffe is, werd er (gelyk overal) | |
[pagina 219]
| |
voornamelyk alhier veel van verhaald. ’t Is niet de pyne Ga naar voetnoot+ waardig veel van dezelve te melden en eenige uit duizenderhande grillen die er van verteld worden, op te haalen. Alleen moet ik er alhier eene geschiedenis, welke vry belacchelyk is, van invoegen. Op zekere middag over tafel zittende ten huyze van den heer consul Torelli, en wegens de aardigheid der aapen en valken spreekende, verhaalde den drogeman dat hy een Arabier kende die een aap had, wiens weerga mogelyk in kloekheid niet te vinden was. Deze, wanneer zyn meester uitging, was gewoon de wacht in de keuken by het vuur te houden om de dievery der valken te beletten, welke hier (gelyk elders gezegd is) zeer meenigvuldig zyn, en met gantsche schoolen op de huyzen zitten, wachtende na gelegentheid om eenige roof te bekoomen, die ze ook dikwils – vermits er de schoorsteenen meestendeel wyd en laag van verdieping vallen – van op den haard weten weg te haalen. ’t Gebeurde nu dat – den Arabier op een tyd wat langer als na gewoonte uitblyvende – een stuk vlees ‘tgeen hy in een pot te kooken had gezet, door het uitwaassemen van het water boven het nat geheel droog kwam te leggen. Een der valken, die boven op de schoorsteen zat te loeren, had dit niet zohaast gemerkt of hy kreeg lust om er een torn Ga naar voetnoot+ op te waagen. De onderneeming gelukte, en de valk vloog met het stuk vlees ter schoorsteen uit. Den aap, al te schielyk verrast, zag bedrukt omhoog, en (alsof hy geredenkaveld had, dat zyn Meester zulke groove misslagen niet zoude ongestraft laaten doorschieten, en dat by hem yts moest uitgevoerd worden waardoor hy vergeving zoude verdienen opdat hy alzo de straf mogt van den hals schuiven) niet anders alsof hy gedacht had: Ga naar voetnoot+ zekerlyk zal den roover, als hy de beuyt binnen heeft, wederkoomen om te zien of er niet meer voor hem ten beste is, schikt zich (wanneer het vuur nu geen hitte meer van zich gaf) in de pot met de kaale billen omhoog, teneinde den valk als een stuk vlees in het oog te schynen. Inderdaad, de valk wederkeerende, schoor erop neer, wanneer den aap, die op zyn luymen lag Ga naar voetnoot+, zich gezwind omkeerde en den valk vattede, en hem de keel afgebeeten hebbende, in plaats van het stuk vlees in de pot stak. De meester thuys gekomen zynde, zag terstond na de spys, en ziende den aap op deze verandering van vlees overdwers aan, springd het beest op, haalde den valk uit de pot, schikte zich zelven daar in, in zodanigen postuur, als hy gelegen had, en wees met vreemde gebaarden hoe de valk het vlees gestoolen, en hoe hy den valk bedroogen en tot vergelding in de pot had gestooken. De leezer kan uit dit staaltje lichtelyk oordeelen, hoe vruchtbaaren stoffe tot praaterye de aapen alhier konnen verschaffen en hoe veel spreukjes Ga naar voetnoot+ daaronder loopen daar men van moet denken: se non é vero, é ben trovato. Zo ’t niet waar is, ’t is echter zoet uitgevonden. | |
Kairo een van de versamelplaatsen der karavanen die na Mecha gaanUit de stad Kairo vertrekt ook jaarlyks de karavane van Mecha, en bestaat dezelve niet alleen uit Egyptenaars, maar ook uit alle degeenen die zich van Constantinopolen en andere omleggende oorden derwaarts willen begeven. By welke gelegentheid hier zodanig een toevloejing van menschen is, dat de wegen niet te gebruyken zyn. ’t Kleed van Mahomet – met deze naam beteekenen de Franken alle de geschenken welke den Grooten Heer jaarlyks na Mecha stuurd – word (gelyk hiervoor gezegd is) in het kasteel van Kairo gewerkt. Want Kairo zend de vercierzelen voor Mecha en geld voor Medina, en Damaskus de vercierzelen voor Medina. Daar gaan in ’t geheel vyf karavanen na de eerste der gemelde heilige plaatsen, te weten die van Kairo, waaronder de zodanige behooren als hierboven gezegd is; die van Damaskus, onder welke zich begeven die uit Sirien | |
[pagina 220]
| |
derwaarts willen trekken; die der magerebins of ‘westerschen’, begrypende alle degeenen van Barbaryen, Fes en Marokko; die van Persien, en die van Indien. | |
Mildheid van een Turks koopman omtrent de armenOp aanmaaning van den heer consul Torelli ging ik met onzen tolk eens zeker Turks koopman, die te Boulak woonachtig was en dikwils ten zynen huyze kwam, bezoeken. Hy ontfing ons heel vriendelyk en liet terstond kaffé en tabak brengen. Deze, een man van vier-en-tagtig jaaren, zeer fraay van weezen, met een langen gryzen baard, had de reys na Mecha tot agt maalen toe gedaan, en elke reyze hem omtrent twintigduyzend ryksdaalders gekost. Want als het water in de caravane begon t’ontbreeken – ‘tgeen bywylen komt te gebeuren alzo Ga naar voetnoot+ men niet overal zoet water kan bekoomen – en dat de medegenome voorraad opraakte, beschonk hy al het volk met sorbet. Toen ik hem bezogt, stond hy, niettegenstaande zynen hoogen ouderdom, de negende tocht derwaarts t’onderneemen. Hy dreef nog koophandel, en had de mildheid van jaarlyks tienduyzend ryksdaalders aan de armen te geven, waardoor hy ook zodanig een achting onder de Mahometaanen had verkregen, dat zy hem als een heilig eerden, en tot bewys van dien, t’elkens als zy hem tegemoet kwamen, zyne vest of rok kusten. Hy was ook een groot vriend van de Franken en wenste my, als met zegeninge, geluk op myne voorgenome reys na Jeruzalem, en dat ik met gezondheid weder in myn vaderland mogt koomen, enz. Met zulk een tederheid alsof hy zelfs een Christen was geweest. | |
[Gierigheid van een rijke Turk]Maar zo mild als dezen eerlyken Mahometaan was, zo gierig was een ander Turks koopman die mede dagelyks ten huyze van den heer consul verkeerde. Deze was voor zo ryk bekend, dat men zyne schatten op geen tonne gouds, om zo te spreeken, kon weeten, en egter zo verfoeyelyk gierig, dat hy zich zelfs geen maaltyd eeten gunde. ’t Gebeurde, terwyl ik my te Kairo bevond, dat hem (alzo hy zich onpasselyk gevoelde) door den Venetiaanschen doctor die mede de tafel ten huyze van den heer consul had, eenig hulpmiddel daartegen wierd verordineerd. Maar de zwaarigheid was, dat het omtrent veertien of vyftien stuyvers moest kosten. De vrek, hoorende de prys noemen, wierd bleek van schrik en zeyde, dat hy het voor zonde zoude reekenen zo veel gelds op een tyd aan zyn lichaam te kost te hangen. Het wonderlykste hieromtrent is, dat er onder haar veele van gevoelen zyn en gelooven dat, wanneer zy met zodanigen rykdom komen te sterven (daarvan zy haar niet bediend hebben) zy zekerlyk aanstonds in ’t paradys komen. Immers vind de heb-lust overal zyne bewimpelingen. Ga naar voetnoot+ Doch men behoeft de moeyte niet te neemen van na Egypten te reyzen om gierige menschen te vinden. | |
[Milddadigheid jegens de armen]De milddadigheid omtrent den armen plagt hier te lande heel gemeen te weezen, maar gelyk meest alle goede dingen by verloop van tyd koomen te verargeren (waartoe of hier- of daardoor voet Ga naar voetnoot+ gegeven word) is dezelve nu ook zo zeer niet te vinden. Buyten de stad Kairo, aan de zyde over het kasteel, legt een vlek, Karaffe geheeten, berucht Ga naar voetnoot+ wegens dat er verscheyde maagen Ga naar voetnoot+ van Mahomet en veele van hunne heiligen begraaven leggen. Toen Egypten onder de heerschappy der Cirkassische mamalukken bloeide, [BA/116] telde men op dit kerkhof – want het gantsche vlek is eygentlyk niet anders als een kerkhof – meer als driehonderd-en-zestig verhevene grafsteden of tomben, en mosqueën van doorlugtige Mahometaanen. Deze mosqueën waren als zo veel hospitaalen, altemaal voorzien met zeer goede inkomsten tot onderhoud der armen en der Mahometaansche pellegrims die dezelve kwamen bezoeken. Weshalven een pellegrim, te Kairo komende, daar een jaar lang konde bestaan, zonder | |
[pagina 221]
| |
yts van het zyne uit te geeven, alleenlyk met alle dagen een der mosqueën van dit kerkhof te gaan aandoen, daar hem spys en drank wierd uitgedeeld. Maar nadat de Turken onder sultan Selim meester van Egypten waaren geworden, hebben zy de Cirkassische sultans daaruit verjaagd. In het jaar der hegire of na Christi geboorte 1517 zyn byna alle deze grafsteeden en mosqueën, vermits derzelver inkomsten door de dwinglandy der bassaas teniet geraakten, tot de grond toe vervallen. | |
Manier van de kuikens door het middel van ovens uit te broeyenOnder de dingen welke te Kairo de ongemeenste zyn, diend ook niet vergeeten te worden de manier van de kuikens door het middel van zekere ovens uit te broeyen. ’t Was my zeer leed dit niet zelfs te konnen zien en ondervinden, omdat het de rechte tyd der uitbroeying niet was wanneer ik tot Kairo my onthield. Maar alzo datgeene ‘twelk my daarvan verhaald wierd, overeenkwam met het getuigenisse van de heer Thevenot, zal ik zyn verhaal daarvan hier laaten invloejen. | |
[Het relaas van Thevenot]‘’t Schynd ongelooflyk (zegd hy) te zeggen dat men kuikens tevoorschyn weet te doen komen zonder de eyers door hoenders te laaten broeyen; en noch ongelooflyker dat men deze kuikens by de mudde, of maat, verkoopt. Niettemin is het een en ’t ander waarachtig, en geschied aldus: zy leggen eyeren in ovens, welke zy op een zo gematigde hitte, en die zo wel met de natuurlyke warmte der hoenders overeenkomt, weeten te stooken, dat er de kuikens zo fris uit tevoorschyn komen, als die elders door hoenders uitgebroeyd worden. Deze ovens staan op een laage plaats, byna onder d’aarde, en zyn van aarde gemaakt; wyders van binnen rond, en de vloeren t’eenemaal met werk en vlokken Ga naar voetnoot+ bedekt om er de eyeren op te leggen. In ’t geheel heeft men er twaalf, aan elke zyde zes, in twee ryen boven malkander, zulks dat er op yder ry drie ovens zyn. Deze twee zyden zyn van malkanderen gescheyden door een gang, waarlangs degeene gaan die daarin werken, welke altemaal Kophten zyn, gelyk ook die daar uit nieuwsgierigheid komen kyken. Omtrent half february beginnen zy te stooken, en vervolgens zulks ongevaar vier maanden. De stoffe die zy daartoe gebruyken, is drek van koeyen, kemels en diergelyke beesten, welke zy gantsch heet vooraan in yder oven leggen, en alle dagen ververschen. Dit vervolgen zy aldus tien dagen lang, ten eynde van dewelke d’eyeren in ’t rond – tot achtduyzend toe in yder oven – op de gemelde vlokken en werkplaatsen Ga naar voetnoot+ twaalf dagen moeten blyven leggen, wanneer de kuikens door den dop heen breeken. Invoegen dat, de tyd van stooken by deze twaalf dagen gerekend zynde, zy in ’t geheel twee-en-twintig dagen bezig zyn met de eyeren op dusdanig een manier uit te broeyen. ’t Is vermaakelyk deze kuikens, zommigen met het hoofd door den dop te zien komen, anderen met het halve lyf, en weder anderen gantsch en al, welke terstond over d’eyeren heen beginnen te loopen. Want zo men er maar een weinigje blyft staan, ziet men er verscheyden uitkomen. Nadat d’eyeren nu op deze wys in kuikens zyn veranderd, worden deze kuikens altezaam verzameld, wyders in maaten zonder boodem, welke men tot boven toe vol doed, gemeeten, en aldus, nadat men er de maat overheen gelicht heeft, aan een yder die eraf hebben wil, tot een zekere prys verkoft. ’t Geld ‘tgeen daaruit voortkomt, word onder de gemelde Kophten en de meester der ovens gedeeld. In de vier maanden dat zy arbeyden, leggen zy meer als driehonderdduyzend eyeren aldus te broeyen, dog ze gelukken niet altemaal. Die wat dun van tong zyn Ga naar voetnoot+, zeggen dat deze kuikens niet zo wel smaaken als die door | |
[pagina 222]
| |
hoenders uitgebroeyd worden, maar daar is weinig onderscheid in, of om beeter te zeggen: daar is geen ander onderscheid in als d’inbeelding daarin wil vinden. En al was er een onderscheid in – ‘tgeen ik nogtans nooit heb konnen proeven – is het echter veel Ga naar voetnoot+, de natuur zo na te komen.’ | |
Verschil tusschen de heer Thevenot en de heer Melton nopende het uitbroeyen van de eyerenDog of dit uitbroeyen altyd en overal daar dusdanige ovens zyn, op de zelve wys geschied, is my onbekend. Ik zoude erna vernoomen hebben Ga naar voetnoot+ indien ik de reysbeschryving van den heer Melton toentertyd gelezen had gehad Ga naar voetnoot+, maar zynde dezelve my na myne wederkomst eerst onder d’oogen gekomen, moet men niet aan myne achteloosheid toeschryven ‘tgeen by onkunde achterweg Ga naar voetnoot+ is gebleeven. De gemelde Engelsman, die Egypten al zeer naauwkeurig beschreven heeft, spreekt er aldus van.[BA/117] | |
[Het relaas van Melton]‘Den 21 sten april gingen wy de ovens bezigtigen daar men de kuikens in uitbroeyd. Deze ovens zyn op de zelve manier gemaakt als degeenen daar men in Engeland het brood in bakt, echter met dit onderscheid, dat ze niet zo hoog, nog Ga naar voetnoot+ zo groot zyn als onze ovens, nog Ga naar voetnoot+ ook van gebakken steenen, maar van steenen die in de zon zyn gedroogd. Ook hebben ze boven een ronde opening, omtrent zo groot als het dekzel van een gemeene ketel, om de hitte daardoor te doen uitwaassemen, ‘tgeen de broodovens niet hebben. Hun getal en ordre was in het huys daar wy ze gingen bezigtigen aldus: men telde er in ’t gemeen vier-en-twintig, waarvan er twaalf aan de eene, en twaalf daar recht tegenover aan d’andere zyde stonden, dog niet meer als zes op een ry, want d’andere zes stonden boven de zes eersten. Tusschen deze ovens loopt een gang die zo eng is, dat wanneer ik daarin trad om in d’ovens te zien, de hitte en damp die eruit kwam, my byna verstikte. Om nu d’eyeren uit te broeyen leggen zy ze altemaal in de onderste ovens, en steeken vervolgens in de bovenste een langzaam vuur van stroo aan, ‘tgeen ze acht dagen gaande houden, waarna zy de monden toestoppen en ze aldus zes andere dagen toegestopt laaten blyven. Deze zes dagen verloopen zynde, haalen zy d’eyeren uit de onderste ovens om met dezelve tegen de zon aan te zien en alzo de goede uit de kwaden te scheyden. Als zy de vuylen nu altemaal weggeworpen hebben, sluyten zy degeene die vol en goed zyn, in de bovenste ovens, en maaken een kleyn vuur van stroo, twee dagen lang, in de ondersten. Aldus laaten zy ze leggen, zonder daar yts meer aan te doen, tot den een-en-twintigsten dag, wanneer de kuikens door den dop beginnen te breeken, daar zy den volgenden dag gantsch en al uitgekomen zyn. Zulks dat men twee-en-twintig dagen van nooden heeft om op deze manier kuikens te hebben. Deze wyze van kuikens uit te broeyen word maar vier maanden in ’t jaar gebruykt, te weten van de maand december af tot aan het einde van de maand april, zynde het overige des jaars, ter oorzaak van de hitte die in Egypten uitstekende is, daar niet bekwaam toe.’ | |
[Commentaar van de auteur op deze laatste uitspraak]De tyd van het stooken, waarin de gemelde reizigers mede niet weinig verscheelen, kan ik ook niet overeenbrengen, of men moest zeggen dat d’eenen vroeger en d’anderen laater aanvangen, of dat alle jaaren geen geregelde order houden. Indien den laatsten schryver my voorgekomen was Ga naar voetnoot+ eer ik my aldaar bevond, ik zoude my zekerlyk op dit verschil geïnformeerd hebben. | |
Uitbroeyen van eyeren door het middel van ovens overal voor mogelyk gesteldDe heer Thevenot schynd niet te twyffelen of dit uitbroeyen van eyeren door het middel van ovens zoude overal konnen geschieden, en tot bewys spreekt hy eraf als volgd: ‘Veele gelooven dat dat niet als in Egypten kan geschieden, ter | |
[pagina 223]
| |
oorzaake van de gesteldheid der lucht, maar den groothertogh van Florencen heeft het tegendeel doen zien. Want hebbende een dezer Kophten by zig ontbooden, gelukte het werk zo wel als in Egypten. ‘k Heb myn ook laaten zeggen dat men ’t in Poolen gedaan heeft, en ik geloof zeekerlyk dat het overal zoude konnen geschieden, behoudens dat men ’t in een plaats onder d’aarde deed, daar geen lucht by kon komen. Maar de meeste zwaarigheid bestaat in de noodzaakelyke warmte te geven, welke volgens de gelegentheid der landen geregeld moet worden; wat te veel of te weinig, hoe luttel het ook zy, bederft het gantsche werk.’ | |
Meenigte van struysvogels in EgyptenBehalven ander gevogelte heeft men hier te lande een meenigte van struysvogels welke zig in de woestyne en wildernissen onthouden. Mynheer de consul had er een over zyn hof loopen die van tamelyke grootte was, en den gantschen dag niet anders deed als eeten. De veeren dezer vogels worden na Constantinopolen gezonden om er gepluymde waayers en andere galanteryen af te maaken, daar de Turkinnen zig wonderlyk wel op verstaan. Ga naar voetnoot+ Gelyk het onder de Franken gemeen is van dezen vogel de eyeren hiervandaan met zig te voeren, belaadde ik er my op myn vertrek ook met zes, welker grootte en fraayheid yts uitsteekends in dat zoort vertoonen. | |
Inkomst van den Grooten Heer uit EgyptenEyndelyk, hoewel dit land byzonder arm is, trekt er egter den Grooten Heer jaarlyks een inkomst af van zeshonderdduyzend sequinen, doende yder omtrent twee en een halve ryksdaalder. Deze inkomst wort hem door den bassa van Egypten, onder het geleyde van een sangiak-bey Ga naar voetnoot+ die zeer wel verzeld is, toegezonden. |
|