Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
XXXVIIIe Hoofdstuk.
| |
Oorspronk van de naam der stad KairoDeze stad, by uitsteekendheid groot geheeten, heeft haare benaaming, na ’t zeggen van de schryvers, van de planeet Mars, die in ’t Arabisch El Kaher genoemd word, welke naam volgens het zeggen van Serrur, een Arabische historyschryver, haar gegeven werd omdat de grondvesten van haare muuren, by zeeker ongelukkig geval, onder het ascendent van deze planeet gelegt zyn. De zaak droeg zich aldus toe. Giauher, krygsoverste van Meez le din alla, een der kalyphs van Egypten,[BA/109] een nieuwe stad tot de zetelplaats van zynen meester willende doen stichten in den jaare 362 van de hegire, belastte den sterrekykers een goed ascendent waar te neemen om er de grondsteen van te leggen, opdat de nieuwe stad gelukkig mogt wezen en lang stand houden.[BA/110] De sterrekykers deeden alle de plaats welke met muuren beslooten zou worden, met een touw of koord omvangen en aan dezelve een menigte van klokjes vastmaaken om de metzelaars te waarschouwen dat zy, op het geluyd dezer klokjes – waaraan men met het slaan op de koord, zohaast als men een goed ascendent gewaar wierd, beweging zou geven – een aanvang met het leggen van de fondamenten zouden maaken. Ondertusschen wilde het ongeluk dat op het zelve oogenblik als Mars in zyn ascendent was, een raave op de koord kwam zitten rusten, welke dezelve door het gewigt zyns lichaams hebbende doen schudden, begonden de klokjes te klinken. Straks vielen de metselaars, geloovende dat dit het gegeven teeken was, gelykerhand aan den arbeyd; ‘tgeen de sterrekykers niet zohaast vernaamen, of zy oordeelden dat de stad t’eeniger tyd ingenomen zoude worden door een overwinnaar die uit Romanien (tegenwoordig Turkyen) ‘tgeen onder Mars gelegen is, zou komen. Deze voorzegging wierd naderhand waar bevonden, wanneer (na het verloop van vyfhonderd-en-zestig jaaren, te weten in den jaare 1517 na onze tydrekening) sultan Selim uit Constantinopolen, hoofdstad van Romanien, in Egypten kwam vallen en niet alleen de stad maar ook het gantsche land innam, en den stam der kalyphs of soudaanen van Egypten – met den laatsten aan eene der poorten, ‘Babsuaila’ geheeten, te doen ophangen – verdelgde. Ga naar voetnoot+ Niettemin, hoewel zy geloofden dat dit ascendent ongelukkig voor de stad zoude wezen, lieten zy er echter mede voortvaaren en noemden ze ‘Kahara’ – of ‘Kairo’, gelyk men in Europa zegd – welken naam zy ook tot op den huidigen dag heeft behouden. Zie daar wat de benaaminge van Kairo belangd, welke men geloofd de regte te zyn Ga naar voetnoot+ en niet in twyfel getrokken te konnen werden. Voor my, ik zoude voor de waarheid van deze vertelling geen borg willen blyven en achte hem niet verdoemd, die dezelve niet geloofd. | |
Grootte van KairoMaar nopende de grootte dier stad, daar verscheelen den reizigers merkelyk in, ‘tgeen meestendeel daarvandaan komt, dat er eenigen Boulak en Oud-Kairo willen onder | |
[pagina 208]
| |
trekken, doch met zeer weinig eygenschap Ga naar voetnoot+ want Oud-Kairo is er door een vlakke landstreek, bestaande uit beemden en weyland, van afgescheiden, en Boulak (de haven van Kairo) door verscheyde bezaayde landeryen. Zulks dat Boulak op zichzelven behoord genomen te worden, zynde ook t’eenemaal met zeer schoone en dikke muuren omringd, daar veele niet op gelet hebben. En mogelyk is dit de oorzaak dat zy er oud-Kairo en Boulak onder begrypen. Deze muuren zyn van een zeekere zoort van steenen die zich noch zo wit vertoonen alsof ze eerst nieuwlyks opgeregt waaren, en wel voorzien van kanteelingen en toorns op een afstand Ga naar voetnoot+ van omtrent honderd treeden. Wel is waar dat er plaatsen zyn daar men de muuren niet kan zien, maar de puynhoopen geven genoegzaam te kennen dat ze er weleer zyn geweest. Ik zoude dan durven zeggen dat Kairo, hoe groot het ook uitgekreten mag worden, naauwlyks zo groot is als Constantinopolen of Romen, en ruym zo groot als Amsterdam. Want men kan het in drie uuren bekwaamelyk rondgaan, en de langste straat, die van het een eynde der stad tot aan het ander loopt (de ‘khalits’ geheeten) daar heeft men niet ten vollen een uur toe van nooden. Door deze straat (of liever graft, of riool) loopt het water van den Nyl, wanneer hy, aan het zwellen geraakende, de landeryen van Egypten gaat bevochtigen. | |
GelegenheidDe stad strekt zich op de wyze van een halve maan, niet zeer breed, en is gelegen in een heel vermaakelyke vlakte, aan de voet van een zandachtigen berg daar het kasteel op staat. Doch deze berg is haar zeer hinderlyk, als haar benemende (door ’t stutten van de koelte der winden die van die kant komen) alle de frisse lucht, ‘tgeen er de hitte t’eenemaal verstikkende maakt en oorzaak van veele ziektens is. Men teld er zeven poorten en binnen den omvang der wallen acht wyde poelen of staande wateren, omringd met fraaye huyzen. | |
’t Getal der wyken en mosqueën; [de sleutels der stadspoorten]’t Getal der wyken word gemeenlyk op drie-en-twintigduyzend gesteld, doch, na men my onderrecht heeft, zyn er maar zeventienduyzend met naamen bekend, welke alle avonden met hunne poorten afgeslooten worden door het middel van zeekere houte slooten, die met sleutels van de zelve stoffe geopend worden. Want de slooten en sleutelen zyn hier altemaal van hout, zelfs ook die van de stadspoorten. ‘k Heb ze met verwondering bezien, en bevond de sleutel te zyn een stukje hout van ruym een half vierendeel lang, een goede duym breed en een pink dik. Op het eynd staan zes of acht pennetjes van yzerdraad (of ook wel van hout) ingezet, die een duymbreed hoogte hebben. Met dewelke zeekere andere pennetjes (die in het slot zyn) opgeligt zynde, gaat hetzelve open. Maar om te beter te konnen begrypen hoe aldaar zo een menigvuldig getal van wyken kan zyn, moet men weeten dat alle de straaten van Kairo zeer kort en eng zyn. En uitgezonderd de straat van de bazar of ‘markt’ en de khalits (die maar omtrent drie maanden in ’t jaar geheel droog is, wanneer er zelfs zeer weinig volk door gaat) is er naauwlyks eene braave Ga naar voetnoot+ straat in de gantsche stad, zynde het altemaal slopjes en steegjes daar men gestadig moet keeren en herkeeren. Ja zelfs heb ik er op verscheyde plaatsen onder de gebouwen door gegaan, daar het heel donker is en zo eng, dat men malkanderen zydeling moet passeeren. ’t Getal der mosqueën word insgelyks op drie-en-twintigduyzend gesteld, namentlyk voor elke wyk een mosqueë. Maar dit houd geen vaste regel, en men heeft er in d’een meer en in d’ander minder. Ik wil derhalven wel niet ontkennen dat zy ’t getal van zoveele duyzenden konnen uitmaaken, maar buyten eenige die prachtig gebouwd | |
[pagina 209]
| |
en met zeer hooge minarets verçiert zyn, zouden d’andere op zyn beste maar de naam van kapelletjes konnen voeren. De rykste en grootste van allen is die, welke men ‘Giama il Assar’ noemt.[BA/111] Zy is gebouwd door den zelven Giauser die de stichter van de stad is geweest,[BA/112] en word noch tegenwoordig voor de hoofdkerk gehouden, weshalven de vier mouftis of ‘priesters van de Mahometaansche wet’ aldaar hun verblyf hebben. Men heeft er ook die weerdigheid voor, dat ze den schuldigen tot een vryplaats verstrekt, en zy onderhoud uit haare inkomsten omtrent achthonderd Mahometaanen. | |
Gedaante der huyzenWat de huyzen belangd, die zyn van braave massive steenen, met verscheyde verdiepingen, heel hoog opgehaald en booven plat, gelyk ze hier te lande meest altemaal zyn. ’t Uiterlyk aanzien heeft echter niet veel te beduyden, maar van binnen (inzonderheid die der voornaame lieden) zyn ze zeer kostelyk, met schoone vertrekken en zaalen, bevloerd met marmersteen, en de zoldering (evenals te Constantinopolen) met goud en hemelsblaauw beschilderd. De çierlyke tuynen en schoone fonteynen vermeerderen de luyster en doen de stad, wanneer men dezelve van eenige hoogte beziet, zeer lustig voorkomen. Als de zon, die er in de zoomer ongemeen heet en lastig vald, vertrokken is, gaat men op deze platte daken dikwils by malkanderen zitten om er de lucht te scheppen. Een der grootste vermaakelykheden welke men hier kan genieten, is deze; en die niet te zorgvuldig omtrent hunne gezondheid zyn, leggen er zich des nachts ook wel te slaapen. Deze manier van zich verkoelen en de lucht te scheppen is voor yder even na, maar de voornaamste lieden – gelyk ze overal eenig voordeel boven het gemeen hebben – weeten zich ook noch op een andere wyze te verkoelen. Zy laaten in de zolderingen hunner zaalen een ronde opening maaken, bedekt met een koepel, rondom met vensters. Hier speeld de wind doorheen en verkoeld de plaats zodanig, dat men het daar bekwamelyk kan harden. | |
Byzonderheden wegens de Khalits of watergraft van KairoHiervoor heb ik yts van de khalits aangeroerd, en dewyl dezelve wel verdiend dat er wat meerder van gezegd werd, zal ik er – uit andere schryvers – eenige omstandigheden van terneder stellen. Want ik heb alhier niet konnen blyven tot de khalits geopend wierd. ’t Is een laage straat of graft welke midden door de stad heen loopt en door last van een der koningen pharao’s uitgegraven zoude wezen. Zedert dat de Arabiers Egypten op den keyzer Heraclius veroverden, wierd dezelve ‘Khalips’ genoemd, ter oorzaak van Amza ibn Chottab, tweede kalyph na Mahomet, en die de eerste ‘de prins der geloovigen’ geheeten wierd omdat hy beval deze gragt tot Kolsnu toe te doen leyden (een stad, dichtby de Roode Zee gelegen) teneynde de leeftocht van Kairo tot aan deze stad te brengen, en van daar door de Roode Zee tot aan Mecha, alwaar toentertyd groote hongersnood was. Aldus bleef ze tot het honderd-en-vyftigste jaar der hegire, wanneer Giaser il Mansur, kalyph van Egypten, dezelve deed toestoppen aan de kant daar ze op de zee uitkwam. Tegenwoordig word ze ‘Khalits il Hakem’ of ‘Riool van Hakem’ genoemd, ter oorzaak dat Hakem Beaner Ille, een andere kalyph van Egypten, heeft doen verhelpen ‘tgeen de slofheid zyner voorzaten hadden laaten vervallen. Men noemt ze ook noch ‘il merachemi’ of ‘het met marmer gevloerde riool’ omdat ze op eenige plaatsen met marmersteen gevloerd is. Tegen dat de rivier aan ’t wassen gaat, werd aan het eynd van deze straat – graft of riool, zo als men ze liefst wil noemen – te weeten aan het eynd ‘tgeen zich na den Nyl strekt, een groote aarde dyk opgeworpen om het water te stutten, opdat het niet in de khalits loopt. Maar als de rivier nu tot een zeekere hoogte is gekomen, | |
[pagina 210]
| |
vervoegt zich de soubachi Ga naar voetnoot+met een groot gevolg van allerhande soort van menschen, welke zich uitgelaaten vrolyk aanstellen, Ga naar voetnoot+ derwaarts en geeft met een moker de drie of vier eerste slagen op den gemelden dyk, die vervolgens door d’aandringende meenigte verbrooken word. Waarna het water, hebbende nu de vrye loop gekregen, zich in een oogenblik door de gantsche lengte der stad verspreyd. Wanneer de bassa zelfs Ga naar voetnoot+ te Kairo is, geschied dit met groote plechtigheid, als het ontsteken van vreugdevuuren, vuurwerken, enz. Alle de steden door geheel Egypten hebben dusdanige graften welke hen het water uit den Nyl toevoeren, daar zy, buyten dit middel, gebrek aan zouden hebben. ’t Is een der grootste ongemakken van Egypten, ten opzichte van Ga naar voetnoot+ de byna onverdraagelyke hitte die er den gantschen zoomer regeerd, en te onverdraagelyker vald ter oorzaak dat het een geheel zandig land is, welk zand door de straalen der zon, tot brandens toe ontsteeken wordende, de lucht zodanig verhit dat men ternaauwernood adem kan haalen. Door deze hitte zyn ook alle de khalits zes maanden in het jaar droog, en worden niet eer gevuld als in de maand augustus, wanneer de Nyl byna op zyn hoogste is. | |
[Het wassen van de Nijl en de watervoorziening door middel van de khalits]De wasdom van deze rivier vangd gemeenlyk aan in de maand may, doch word niet eer langs de straaten uitgeroepen als den 28sten juny. De meeting geschied aan een kolom, staande in een huys van den bassa op een kleyn eylandje tegenover Oud-Kairo. Alle dagen gaat men hier zien hoeveel de rivier gewassen is, ‘tgeen dan aan de roepers bekend word gemaakt. In ’t begin van october houd het wassen op, en omtrent het eynd van de zelve maand begind de Nyl allengskens weder af te nemen, waarom Ga naar voetnoot+ dan, met den aanvang van de gemelde maand, langs alle de straaten werd uitgeroepen dat de sakas of ‘waterhaalders’ geen water meer uit de khalits zullen scheppen. De reden is dat het water, als het maar zachtjes begint te loopen, niet meer deugt, vermits zich de vuyligheid dan al te veel op malkander komt te zetten. Maar wanneer het nu gantsch niet meer loopt, waasemd de khalits een afgryzelyke stank uit, zo Ga naar voetnoot+ door de bederving van dit stilstaande water als door de vuyligheid en drek –ja zelfs ook doode krengen – welke uit de vensters die er uitzicht op hebben, daar in worden geworpen. ’t Is derhalven te verwonderen dat deze stank, die het geld en de sleutels dergeenen welke omtrent de khalits woonen, in de zakken zwart doed worden, niet een jaarlykse pest veroorzaakt. Dit ongemak waar echter wel voor te koomen Ga naar voetnoot+ indien men er het water bytyds uit arbeidde, maar de soubachi vind er zyn voordeel by. Want, zynde hetzelve als een vette slik geworden, verkoopt hy het aan de hoveniers, die het tot het besproeyen van hunne tuynen gebruyken. Men moet zich echter niet inbeelden dat de khalits uit zichzelfs droog word. Als men ze droog wil hebben, snyd men ze op verscheyde plaatsen af met een soort van dyken daar het water overheen geworpen word, ‘tgeen aldus ten meerendeels weg gearbeid zynde, word de grond binnen korten tyd droog – gemeenlyk omtrent may – , vervolgens met schoppen gelyk gemaakt, en de uitgearbeide modder of slik op ezels geladen en buyten op het land gebracht. ’t Welke indien zy niet deeden Ga naar voetnoot+, zou de khalits binnen drie of vier jaaren tyds zodanig gevuld worden met de aarde welke het nieuwe nylwater met zich sleept, dat alle de huyzen geduurende zyne overstrooming blank zouden staan. Uit hetgeene hier gezegd is, kan men dan wel afmeeten dat men den meesten tyd des jaars in Egypten, in de steeden en plaatsen die van den Nyl af gelegen zyn, ondeugend water moet drinken, te weeten ‘tgeene maandenlang in | |
[pagina 211]
| |
de bakken heeft staan rotten, of ‘tgeen door de Mooren in bokkevellen langs de straaten verkoft word, ‘twelke niet veel beter is. Maar ’t water van den Nyl zelve is gemeenlyk, wanneer dezelve niet wascht, zeer goed en lekker. | |
Voornaamste straaten en slaavenmarktenNa deze khalits, zynde de langste straat der stad, volgd die van de bazar, daar des maandags en donderdags markt gehouden, en altyd (inzonderheid op de marktdagen) zulk een meenigte van volk gevonden word, dat men er met de uiterste moeyte moet doordringen. ’t Is een treffelyke straat, zeer lang en breed, hebbende aan het een eynde de besestain of ‘koophal’, voorzien met immer zo kostelyke winkels als die van Constantinopolen, en aan het andere de slaavenmarkt, te weeten van de blanke slaaven, die er van alderhande slag te koop zyn: mannen en jongens, vrouwen en dogters enz. Men heeft er nog een andere slaavenmarkt, daar de zwarte slaaven en slaavinnen verkoft werden. | |
VolkrykheidWat de meenigte der menschen belangd, ik heb noyt zulk een volkryke stad gezien, en men heeft genoeg te doen, inzonderheid omtrent de markten en openbaare plaatsen, met er doorheen te dringen –– en noch meer met zyne beurs te bewaaren, want d’Arabiers zyn de grootste dieven der wereld, gelyk hun wezen genoegzaam te kennen geeft. De overige inwoonders, gelyk ook meest overal in Egypten, bestaan uit Turken, Mooren – van dewelke eenigen pikzwart zyn –, Jooden en Christenen, te weeten Kophten of Grieken. Want Franken vind men er weinig, en die ik er by myn tyd gezien heb waaren meestendeel Franschen, welke hunnen consul daar hadden. Engelschen of Hollanders heb ik er niet gevonden. Deze overvloed van menschen is d’oorzaak dat er by pest-tyden schrikkelyke meenigte komt te sneuvelen. Een duyzent of anderhalf op één dag is gemeen Ga naar voetnoot+ en als er geduurende zulk een besmettelyke ziekte tweemaal honderdduyzend menschen weggerukt worden, kan men het nog naauwlyks bemerken. Ja daar zyn gelegentheden geweest dat er zes- en zevenmaal honderdduizend aan zyn gestorven. Voeg hierby dat men geen vrouwvolk langs de straaten ontmoet, immers heel weinig, want de vrouwen hebben in de Levant zoveel vryheid niet als elders. | |
Kerken der KophtenDe Kophten, zynde de eigentlyke Egyptische Christenen, hebben tegenwoordig twee kerken te Kairo, staande de eene, die aan de Heilige Maagd gewyd is, in de straat Havet Zueile, en de andere in die der Grieken. Deze is gewyd aan S. Barbara, zynde kleyn en duyster. Eertyds hadden ze verscheyde kerken en kloosters – en zelfs ook een bisschop in Chandal, eene der voorsteden van Kairo, dog tegenwoordig gantsch verwoest –, maar dit getal is eindelyk tot op twee gesmolten, d’eene gewyd aan den aardsengel Gabriel en d’andere aan een zekere abt, Merkaiur geheeten. Hier is ook de plaats daar zy hun kerkhof hebben en hunne dooden begraaven. | |
[Vleeshallen]Binnen de stad en de voorsteden teld men negen gemeene vleeschhallen daar men den naam van die van den Grooten Heer aan toevoegd. Maar als ik aldus spreek, moet men er ook Boulak onder begrypen want daar zyn er twee; in d’eene worden d’ossen, en in d’andere de schaapen en geyten geslacht. Mogelyk voeren zy den gemelden naam omdat het hoofd en de huyd van alle de beesten (de geyten alleen uitgezonderd) welke in de hallen geslacht worden, den Grooten Heer toebehooren, wiens bediendens Ga naar voetnoot+ daar groote zommen uit, in zyne schatkisten, weeten te brengen. | |
BezettingDe bezetting van Kairo bestaat uit zeven verscheidene orders van krygsknechten, te weeten: de metferracus, de drie benden der spahis, de janitzers, de chiaoux en de asapere. | |
[pagina 212]
| |
Alvoorens dit hoofdstuk te sluyten moet ik er nog het volgende laaten invloeyen. | |
Teekening van eenige voorwerpen; [kans op beroving binnen de stad]Op zekeren dag, met de drogeman of ‘tolk’ van mynheer den consul buyten Kairo gaande wandelen, teekende ik omtrent den Nyl een gedeelte van de stad, gelyk het zich op No 86 vertoond, zynde hetgeene met de letter A aangewezen staat een hoek van het kasteel.
Cairo
Deze teekening wierd welhaast gevolgd van een andere, want weder binnengekomen zynde, ontmoetede ik ontrent het einde der stad, wat van de hand gelegen, Ga naar voetnoot+ een zeer plaizierig voorwerp, bestaande in een menigte van zeer hooge dadel- en verscheyde andere soorten van boomen, vermengd met eenige gebouwen en toorns van de mosqueën, gelyk verbeeld staat op No 87.
’t Water ‘tgeen er zich by vertoond, strekt zich ovaalswyze en is beslooten als een vyver. Dit water werd uit zyn kom, op de Egyptische manier, door het middel van raderen uitgetrokken om de daarnevens leggende tuynen te bevogtigen, gelyk er voor, aan het eerste gebouw, een is aangewezen. Op hoedanig een wyze zulks geschied, zal ik hierna breeder verhaalen. Aan dit water ziet men gestadig de kemels en peerden (doch aldermeest ezels) brengen om ze te doen drinken. Terwyl ik my met het afteekenen van dit voorwerp bezighield, was het nog wel een uur voor zonnenondergang, egter bevond zich de drogeman (die een Jood was) zozeer bekommerd dat wy door de Arabiers geplonderd mogten werden, dat hy my gestadig aanmaande om het werk te staaken en er een veyliger gelegentheid toe waar te nemen. Maar wat hy mogt aanwenden – zelfs ook met my verscheyde voorbeelden van onheylen, den Franken (die hunne nieuwsgierigheid al te veel wilden toegeven) wedervaaren, voor oogen te stellen – hy kon my niet van daar krygen eer de teekening voltoyd was. Ik zeg dit alleenlyk maar om te toonen, hoe diefachtig de Arabiers zyn, die zich niet ontzien – zelfs binnen de stad en vóór volkomene duysternis – de lieden óf met list óf geweldigerhand van het hunne te berooven. ’t Is derhalven hier te lande gebruykelyk dat men, ergens heen gaande, behalven den drogeman noch een janitzer met zich neemt, en alsdan kan men zich genoegzaam verzekerd houden. Ook bediend men zich hier doorgaans van ezels, zowel de vrouwen als de mannen, of men moet niet van meininge zyn verre van zyne woonplaats af te gaan. Noch teekende ik een ander gezicht, van boven den toorn hiervoor vermeld, daar de waterleyding omtrent den Nyl zyn aanvang neemt. Van hier ontdekt men het land en een gedeelte der toorns van de stad achter het geboomte, gelyk op No 88 verbeeld word. Onder anderen vertoonen zich hier ook veele zeer hooge dadelboomen.
Vista di Cairo
|
|