Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
Den auteur krygt een lichte ziekteEenige dagen naar het vertrek van myn reisbroeder, te weten in het begin der maand mey, terwyl ik my nu gereed maakte om de fraijigheden in en omtrent de stad Kairo te bezichtigen, wierd ik geheel schielyk door een koorts aangetast, die my noodzaakte myn voornemen voor alstoen te staaken. Straks nam ik myn toevlugt tot myn gewoonlyk geneesmiddel van in dusdanige gelegentheden te vasten, ofte met een sobere manier van leven niet Ga naar voetnoot+ te nuttigen als een weinig vleeschnat. ‘k Bevond my er zo wel by, dat, hebbende my 5 à 6 dagen warm en stil te bedde gehouden, ik weder op de been geraakte en in ’t korte zo fris en gezond wierd als oyt tevoren. | |
Trekt na MatareaIk hervatte dan myn voornemen, huerde ten dien eynde eenige ezels en vervolgde myn reize, verzeld door den drogeman Ga naar voetnoot+ en een janitzer van mynheer den consul, op den 25 der gemelde maand na Matarea, een vlek of dorp, twee groote uuren ten oosten van Kairo gelegen. Ga naar voetnoot+ Alhier gelooft men dat Joseph en Maria, eerst in Egypten gekomen, hun verblyfplaats hielden, volgens het bevel ‘tgeene hun door den engel gegeven wierd: ‘Vlied in Egypten en weest aldaar totdat ik het u zeggen zal’ (Math. 2:13) ‘Opdat vervuld werde, ‘tgeene door den propheet gesprooken is: “Uit Egypten hebbe ik mynen zoone geroepen” ’(vers 15). Vergeleken met Hos. 11:1 [BA/94] | |
Huys van Joseph en Maria aldaarOok toont men er noch het huys waarin zy zich onthouden zouden hebben, en is hetzelve een vierkantig vertrek, met steenen bevloerd en met een vierkante fonteyn of waterput voorzien. Eenige maaken ook gewag van een zeker venstertje, op de wyze van een kasje, waarop Christus zoude hebben gelegen als Maria zyne doeken waschte.[BA/95]De Christene priesters plagten er bywylen de misse op te doen. Tegenwoordig is het toegemetseld, doch de plaats noch kennelyk. De fonteyn is omvangen met een soort van hek, gemaakt van sekere ruitswyze latten over malkanderen leggende. ’t Huysje doed zich van buyten op als een boerestal, gelyk op No 76 te zien is, en binnen vertoond het zich als No 77 uitwyst.
Casa di Matarea
’t Water der gemelde fonteyn heeft zynen loop door een daaraan gelegen thuyn en word door middel van twee ossen, die een rad daar omdrayen waaraan aarde kannen gebonden zyn welke het water scheppen, na boven gebragt. Eenige willen dat dit water onder de aarde uit den Nyl, doch andere dat het uit een bron voortkomt; ’t laatste gevoelen is wel het schynbaarste, eensdeels omdat de plaats verre van den Nyl af gelegen is, anderdeels omdat volgens het getuygenis der ingezetenen, wanneer het water van den Nyl op het alleronzuyverst is, dit egter altyd even klaar blyft, en noyt wast of afneemt gelyk de Nyl jaarlyks gewoon is te doen. Ook schynd de naam der plaats zelfs Ga naar voetnoot+ te kennen te willen geven dat het een bron is. Want ‘Matarea’ komt van matarug, en dit woord beteekend zoveel als ‘frisch water’. De Mahometaanen willen dat het zyne oorspronk heeft uit de put Birissimsin, zynde een miraculeus water van hunnen propheet Mahomet. | |
[pagina 187]
| |
Deze bron is te Mechor, ‘tgeene omtrent veertig dagreyzens, met de karavaane, van Kairo werd gereekend. Ga naar voetnoot+ Hiernevens in een thuyn legt noch een groot stuk van een boom, die men zegt aldaar gestaan te hebben ten tyde der komste van Joseph en Maria. Van dezelve zyn menigvuldige verdichtselen verhaald en geschreven. Eenige zeggen dat Maria by gelegentheid daarop willende rusten, de boom zich opende als om haar een gemaklyker rustplaats aan te wyzen; anderen dat hy zich nederboog om den Heere Christus eerbiedigheid te betoonen, gelyk veele der Ouden gemeent hebben dat de boomen van Hermopolis in Egypten omtrent de goden deden. Van den gemelden boom neemt yder reyziger gemeenlyk een stukje hout mede, ‘tgeene den meester van den thuyn een groote winst aanbrengt. Ik volgde het voorbeeld der anderen, en maakte der ook een brokje af te bekomen, doch meer uit curieusheid als omdat ik er yts anders aan toeschreef. Het hout is zeer hard, maar egter heel licht en sponsieus. Andere hebben eraf verhaald dat de Maagd Maria met haren zoon Jesus voorby dezen boom gaande, en ziende dat zy van eenige mannen vervolgd wierd, de boom (die zy zeggen een wilde vygeboom of Pharao’s vygeboom[BA/96] te zyn geweest) zich opende en, met terstond den ingang weder toe te sluyten, een schuilplaats aan den Zaligmaaker en zyne moeder verleende, totdat de quaadwillige voorby waaren gegaan, wanneer hy zich weder opende.[BA/97] En aldus zou zy open zyn gebleven en vrucht hebben gedragen tot aan den jare 1656 wanneer het stuk, ‘tgeene zich van de stam afgescheyden had, verbrooken wierd. Buyten dit vlek in een veld staat nog een schoone obeliscus of naald overeynde, doch deze heb ik zelfs niet gezien, maar na ik my van anderen heb laten onderrigten, moet ze omtrent van dezelfde gedaante wezen als de geene die ik te Alexandrien heb getekend. Verscheyde puynhoopen welke men hieromheen noch ziet – onder anderen ook een byzondere groote vierkante steen die wellicht tot de voetstal Ga naar voetnoot+ van een steene kolomme gediend zal hebben – hebben aan eenigen reden gegeven om te gelooven dat er een stad heeft gestaan.[BA/98] In dit veld zegd men dat sultan Soliman zich met zyn leger onthield, wanneer hy slag leverde aan sultan Kajed-bey, laatsten konink der Mamalukken.[BA/99] | |
Huys van den Grooten Heer; Huys van sultan GoriIn het wederkeeren ging ik een fraay huys van den Grooten Heer bezichtigen, bewoond door twee zyner agaas, zynde den een eene heel zwarte, en den andere een geele of halve Moor. Zy hadden beyde lange jaaren in het serrail te Constantinopolen gediend en waaren tot bewaaringe van des keizers vrouwen gebruykt geweest. Deze heeren uit mynen janitzer verstaan hebbende dat er een vreemdeling van Constantinopolen gekomen, en in hun huys was, deden my door denzelven verzoeken dat ik hen voor myn vertrek wilde komen spreeken. ‘k Liet zeggen dat ik aanstonds by hen zoude komen, want ik was bezig met uit een toorntje, staande boven op dit huys, een ander prachtig gebouw, neven hetzelve gelegen, af te teekenen, verbeeld met No 78. Men zegt dat het opgerecht is door sultan Gori.
Palazzo di Gori
De afteekening voltoyt zynde, vervoegde ik my ter plaatse daar zig de gemelde agaas onthielden, welke my met zonderlinge beleefdheid ontfingen, en verzogten dat ik benevens hen op de sofa wilde gaan zitten. Straks wierd my tabak en kaffeé aangeboden, gevolgd door verscheyde soorten van confituuren en andere lekkernyen, by de Turken gebruykelyk. En om my te meerder eer en vermaak aan te doen lieten zy eenige speelders in de kamer komen, welke door met de vingeren op ronde trommeltjes te tikken een geestig geluyd wisten te maaken, ‘tgeene zy nu en dan, wanneer zy | |
[pagina 188]
| |
met speelen ophielden, met zekeren gezangen vervingen. De zwartste aga, die een zeer vernuftig man scheen te zyn, deed my door den droogeman, staande beneden de sopha, zeggen dat het byzonder fraay was ‘tgeene de speelders zongen. Ik antwoordde dat ik er my van verzeekerd hield, dewyle het zulke braave heeren kon behaagen, doch dat ik tot myn leetwezen het geluk niet had van het te konnen verstaan. Zy begonden te lagchen en voerden my tegemoet, dat zy geloofden het moeylykste voor een reyziger in een vreemd land te zyn de taal niet te verstaan. En, vallende wyders van d’eene redenen op de andere, deeden zy my verscheyde vragen zo wegens myn vaderland als andere landen en steeden die ik bezien had, en voornamentlyk hoe my Constantinopolen beviel en of ik wel oyt een diergelyke stad hadde gezien? Ik zeide dat het my wonderlyk was voorgekomen, en sprak er wyders van zoals ik oordeelde dat het hen best zoude behagen. Om kort te gaan, wy scheydden groote vrienden Ga naar voetnoot+, met toewenschinge van alle voorspoed in myne verdere reyzen en behoudene wederkomst in myn vaderland. | |
Oud-KairoOmtrent Oud-Kairo gekomen zynde, reden wy voorby verscheyde van die vrywillige vrouwsperzoonen, welke alhier ontrent eenige steenhoopen of onder de schaduwe van een boom zitten, verwachtende hun fortuyn van den een of den anderen liefhebber, waarmede zy zich niet schaamen, in ’t gezigt dergeenen die daar voorby komen, de snoodste geylheden te bedryven. Ik had alvorens hiervan hooren spreeken, en hield my vernoegd met er de waarheid van ondervonden te hebben zonder nader kennisse met haar te maaken, ‘twelk ook nooit veilig voor een Christen zoude zyn, wyl het alle Mahometaansche zyn. Oud-Kairo is ontrent een half uur van de jegenwoordige stad Kairo gelegen, na de oostzyde des Nyls, by ’t vlak, tegenover de plaats daar Memphis gestaan heeft, naar welkers verwoesting het de hoofdstad van Egypten wierd, zynde ook na dezelve de oudste stad van dit land. De Arabiers noemen ze ‘Mazer’, na Mazer of Misraim (gelyk zy by de Hebreën geheeten word) na den zoon van Cham en zoons-zoon van Noach die ze zoude hebben doen stichten. Zy was eertyds zeer pragtig en groot, maar gelyk de gelegentheden van tyden merkelyke veranderinge toebrengen, legt ze tegenwoordig ten meerendeele verwoest en vertoont weynige overblyfzelen meer van hare voorige grootheid. | |
[Christelijke kerken in Cairo]De Egyptische Christenen hebben er drie kerken: die van St. Barbara, die van St. Joris en die van St. Sergius. De eerste kerk is de kerk der Kophten en de voornaamste van allen. Onder dezelve heeft men een soort van een kapel, heel diep en duister. Deze is weleer een kleyn huysje of grotte geweest welke Joseph en Maria een wyl tyds tot woonplaats verstrekt zoude hebben. Men ziet er noch een brok van een balk (ter plaatse daar eenige kleyne pilaaren het gewelf van den grooten altaar ondersteunen) die men my zeide dat uit Noachs ark gekomen was, steekende maar even buyten de muur. Yder reiziger tracht er gemeenlyk een stukje hout af te bekomen, temeer dewyl men zegt dat deze balk de zoldering van het huysje der Heilige Maagd zou hebben helpen ondersteunen. Ik bevond dit hout zo hard en vast, dat ik groote moeyte had met er een brokje af te snyden. De kerk van St. Joris is hoog en redelyk wel gebouwd. De Grieken roemen dat zy noch een arm van dien heilig bewaaren. Men ziet hier een dikke pilaar daar een yzere keten aan geklonken is, welke zy zeggen van St. Joris te wezen, en begaaft met de kragt van degeenen die hun verstand verlooren hebben, wanneer ze daaraan gebonden worden, weder teregt te konnen brengen. Deze kerk behoord aan het klooster ‘tgeen door Griekse nonnen bewoont werd, ‘twelk zeer oud, | |
[pagina 189]
| |
tamelyk wel gesticht en byzonder hoog is, hebbende bovenop een vlakte van waar men ettelyke mylen ver kan zien. | |
Koornschueren van JosephVervolgens ging ik de koornschueren van Joseph, by d’Arabiers Ga naar voetnoot+ il scioni genaamd, bezichtigen. De ingezetenen zeggen (by overleveringe) dat Joseph, wetende dat de hongersnood ophanden was, dezelve deed stichten en er het koorn van alle wegen in brengen, ‘tgeen er ook noch tegenwoordig tot het onderhouden der krygsbenden in bewaard word. Zy zyn heel groot en met een ouwerwetse muur omringt, wyders in verscheydene vertrekken afgedeeld en boven open, dewyle men in Egipten voor den regen niet zeer bekommerd behoeft te wezen. Men ziet hier ook noch veele fraaye ruïnen, zo van tempels als andere machtige gebouwen, en onder dezelve die van een, twelk men zegt driehonderd-en-tachtig kamers te hebben gehad, van dewelken hier en daar noch eenige ten deelen in wezen zyn. | |
Schoone waterleydingOntrent Oud-Kairo, dicht aan den Nyl, is een waterleyding, aan welkers begin een grooten thoorn is gebouwd waaraan de waterleyding met zyn begin vastgehecht is, gelyk aan de linkerzyde van den thoorn die op No 79 verbeeld is, kan gezien werden.
Aquidotto
Deze brengd over driehonderd-en-zeventien boogen het water in het kasteel van Kairo. Dezelve is ongemeen hoog en heeft een opgang langs veertig breede en gemaklyke trappen. Boven gekomen, ziet men verscheyde raden welke met ossen omgedrayd worden. Om dezelve loopt een touw daar ettelyke aarde kannen aan hangen die het water scheppen en gestadig in een groote bak uitstorten, waaruit het vervolgens door middel van een kleyne goot, vyf à zes treeden van daar, in de waterleyding vliet en alzo naar het kasteel gevoerd word. Echter strekt zich de waterleyding zelve niet tot aan het kasteel, maar alleenlyk tot aan Caraffoe, alwaar de grond op een even-gelyke hoogte ontmoetende, stort zy haar water in een onderaardsche graft, die het wyders tot in de stal van den bassa brengt daar het zich ontlast in een bak. En uit deze word t’elkens zoveel gehaald als men tot gebruyk van nooden heeft. Het is een gevaarte van ongemeene lengte, want yder boog heeft een wydte van veertien voeten en een half, en de plaats tusschen elke twee boogen kan ruym acht voeten uitmaaken. Ga naar voetnoot+ Van deze waterleyding werd dit spreukje onder de Turken en Arabiers verteld. Zeker magtig en ryk heer, alles ‘tgeene hy had aan den opbouw van dezelve te koste gehangen hebbende en geen geld meer uit de gemeente wetende te trekken, wierd hy te rade zich aan een hunner heiligen te rigten om te vragen op wat manier hy zyn begonnen werk zou konnen voltoyen? Den heilig, ziende den yver van den Mahometaan, deed hem aanwyzing van een zeer grooten schat, en aldus wierd de waterleyding voltrokken. | |
Byzonderheden nopende de ezelsdryvers‘k Heb hiervooren gezegd dat ik eenige ezels huurde om na Matarea te gaan. Deze worden van Arabiers of Mooren verhuurd, welke gestadig nevens dezelve heen gaan en, gelyk die dieren uit de natuur vry leuy vallen, prikkelen zy ze nu en dan van agteren in de billen, ten welken einde zy altyd van een stok met een yzere punt voorzien zyn. Behalven dezen dienst heeft men er noch dit af, dat ze u, al rydende (zo men er genegentheid toe heeft) van een pyp tabak verzorgen. Hunne pypen zyn van ried, zo lang als den geheelen ezel, en hebben aan het eind een aarde ketel die men er kan afnemen en aansteeken. |