Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdXXXIIIe Hoofdstuk.
| |
Springen van een schip in den NylIk verstond hier dat op den 24sten maart ’s namiddags ten twee uuren, niet ver van de plaats daar wy lagen, door het kooken van kaffeé de brand in een schip was geraakt, waardoor hetzelve, slaande de vlam in het kruid, in de lucht was gesprongen, tegelyk met zeventig van de ophebbende manschap, zynde maar tien die zich intyds te water hadden begeeven, door middel van zwemmen behouden aan land geraakt. Den eersten april waaren wy door de harde wind genoodzaakt aan boord te blyven. Den 2den keerden wy weder met een bark na Damiaten, alwaar wy de triumph zagen van twee Turksche kinderen welke door de stad omgevoerd wierden om besneeden te worden. Den zelven dag tekende ik, zittende op een huis, een fraay gezicht van het land en den loop der rivier de Nyl, verbeeld onder No 69. | |
[pagina 180]
| |
Mare Morto of de Doode ZeeVervolgens begaf ik my in gezelschap van de gemelde paters na Mare Morto of de ‘Doode Zee’, twee Italiaansche mylen ten oosten van Damiaten gelegen, en alzo genaamd omdat de allerwegen van het land omringd is en geenen uitgang heeft. Ga naar voetnoot+ Mogelyk is dit een van die graften of poelen die Strabo in zyn zestiende boek, op den weg tusschen den berg Casius en de Colom van Pompejus na Pelusium of Damiaten[BA/89] plaatst, wanneer hy zegt: ‘Aldaar is de weg na Pelusium, en Gerra, en de graft Chabrias geheeten, ende de Barathra, poelen of meiren welke de overvloejende Nyl maakt, zynde deze plaatsen van nature hol en poelachtig.’ Van hier kan men in tweemaal vier-en-twintig uuren overvaaren op Tiena[BA/90], en wyders over Gaza binnen korten tyd te Jerusalem komen, ‘tgeen ik ook gedaan zou hebben, doch dewyl my gezegt wierd dat er in acht à tien dagen eerst gelegentheid toe zou zyn, en dat ondertusschen het paaschfeest voorby stond te gaan, voedde ik my met de hoop van noch te water na Jaffa te zullen geraaken. Ga naar voetnoot+ | |
Uitsteekend boschTusschen Damiaten en de gemelde zee gaat men door een bosch ‘tgeen zo vruchtbaar, vermaaklyk en lustig is, dat ik moet bekennen nooit een diergelyk gezien te hebben en ook niet geloof ooit te zullen zien. Ik vond er veele zwaare oranje- en citroen- gelyk ook verscheidene soorten van vygeboomen, en onder anderen eene welke zy Fico d’Adamo of ‘Adamsvygen’ noemen.[BA/91] Deze zyn zeer groot en lang, gelyk ook de bladeren die zich ter lengte van een vadem en ter breedte van omtrent twee palmen uitstrekken. Noch is er een andere soort van de zelve naam met ronde en zeer dikke bladen. Aan deze hangen de vygen even als een tros druiven, en zyn zo zoet van smaak als suiker. Van een darde soort die de zelve naam voeren, zyn de boomen byzonder groot doch de bladeren klein, maar heel dicht op malkanderen, t’eenemaal verscheiden van degeene die men in Italien vind. Daar wast ook veel suikerriet, mitsgaders een menigte van die boomen welke de cassia voortbrengen, waarvan ik de takken vol pypen zag hangen.[BA/92] De granaatboomen zyn er mede ontelbaar. Doch boven alle munten uit de dadelboomen, die het gantsche bosch vervullen. Behalven al dat geboomte ziet men er ook noch verscheidene kleinder soorten, als karsse-, pruime- en abrikoozenboomen enz., altemaal onder malkander, welke onregelmatigheid een aangenaame vertooning voor het gezicht beschikt. ’t Bosch zelve is tuins-wyze verdeeld, na de maat dat er yder een gedeelte van toebehoord, en zyn deze gedeeltens met kleine watertjes of slooten omvangen en van malkander afgezonderd. | |
[Vis en gevogelte]\Wat deze Doode Zee belangt, zy is ongemeen vischryk en leverd ook een soort als onze kabeljauw en van de zelve grootte. Wy koften er een voor de waarde van omtrent acht stuyvers en vonden ze heel goed van smaak. Paling en aal – om te spreeken van de visch die met d’onze overeenkomt – is er mede in menigte. Wy bereidden ze op de wyze van pan-aal, daar de boter die hier (hoewel ongezouten) zeer goed is, ons heel wel toe te pas kwam. De paters vonden ze smaakelyk en aten er zo hertig af alsof men ettelyke liefhebbers van die spys te Sardam Ga naar voetnoot+ aan tafel had zien zitten. ’t Gevogelte ‘tgeen men hier heeft, behoeft voor de visch niet te wyken. ‘k Zag er onder anderen verscheidene pellikaanen aan den oever zwemmen, en ganzen en andere soorten van watervogels, in zulk een menigte dat ze ontelbaar waaren. Hier werden ook des winters veele ‘hoenders van Damiaten’ (gelyk men ze noemd) gevangen. Deze zyn byzonder schoon van koleur, hebbende den hals en borst gelyk een paauw, en vallen Ga naar voetnoot+ ruim zo kloek als faizanten. | |
[pagina 181]
| |
Gaarne had ik eraf willen koopen, doch kon er geene bekomen, vermits er dat jaar zeer weinige gevangen waren, en die weinige (makende omtrent een getal van twintig) vond ik in handen van zekeren Jood die ze bewaarde om aan den koning van Vrankryk gezonden te worden. Hy had order om er honderd te koopen, doch niet meer als deze twintig konnen krygen. Alles wat de landsdouwe hier omtrent voortbrengd, is er in overvloed en voor een geringe prys te bekomen, inzonderheid de visch, daar men naauwlyks weg mede weet. Maar ‘tgeen er van buiten gebracht moet worden, valt er integendeel zeer duur, voornamentlyk de wynen, welke altemaal van Cyprus derwaarts worden gevoerd, gelyk ook hout, rozynen, enz. | |
DamiatenNoopende de stad Damiaten, die is heel slordig en meerendeels slecht betimmerd Ga naar voetnoot+, doch zeer volkryk en een der voornaamste steden van gantsch Egypten. d’Arabiers noemen haar Damiat. Een reiziger ontmoet er niets van belang, als ettelyke mosqueën met fraaye toorns. Buiten de stad ziet men een hooge ruïne van een toorn welke eertyds tot een vuurbaak voor de schepen gediend zoude hebben, mitsgaders (niet verre van daar) noch een ronden toorn; zynde dit het alles ‘tgeen ik daar antyks heb gevonden, en in d’afbeelding onder No 70 aangewezen, voerende de vuurbaak de letter A, en de ronde toorn de B. Ga naar voetnoot+
Parte di Damiate
De Nyl heeft zynen loop nevens de stad heen en strekt zich na de kant van Kairo. De voornaamste handel te Damiaten word gedreven met ryst (die er rondomheen in grooten overvloed wast en door geheel Turkyen verzonden word) kaffeé, linnen en vlas. Daar worden ook veelerley schoone stoffen gemaakt. De regeering staat aan een aga, die er door den bassa van Kairo werd gezonden. | |
Vreemde geboorte van een Turk, de Doode Zoon geheetenTerwyl ik hier tot Damiaten een langer verblyf als my lief was moest houden, ging ik den 3den april om een zekeren Turk te bezien die Figljo Morto of de ‘Doode Zoon’ wierd geheeten. De reden der benaminge was vreemd. Zyne moeder, van hem ten uitersten zwanger, kwam te sterven en wierd aanstonds volgens het gebruik dezer landen (voornamentlyk in de pest-tyd) in een kelder welke de gemelde Turk zelve noch tot zyne begraafplaats had, ter aarde besteld. Des avonds, eenige uuren nadat de begraaving was geschied, begind de vader zich in te beelden dat de vrucht van zyn overleedene vrouw mogelyk noch wel in leven kon weezen. Hy doed het graf dan openen, en inderdaad, de vrouw was verlost en had uit een dood lighaam een levendigen Ga naar voetnoot+ zoon ter wereld gebracht. Anderen verhaalden dat eenige Turken, daar omtrent weezende, het geschrey van het kind hadden gehoord en derhalven het graf geopend. Wat er eigentlyk van dit tweederley verhaal zy, weet ik niet, maar de man aan wien men den naam van den ´Dooden Zoon’ gaf, was – gelyk men my verzekerde, want ik had het ongeluk van hem niet t’huis te vinden – noch by levenden lyve en toentertyd in de zestig jaaren oud, hebbende kindskinderen, en geneerende zich met een droogistery. | |
Schildpad gedoodDes anderendaags vervoegden wy ons wederom na onze saïke en, wandelende langs de rivier tot aan den oever der zee, zagen wy een zeer grooten schildpad uit het water opkomen dien wy, metterhaast derwaarts geloopen, omkeerden en met onze sabels doodsloegen. Wy meenden hem mee na onze bark te neemen om de bovenhuid te bewaaren en het vleesch, ‘tgeen zeer goed is, tot spys te gebruiken. Maar bevindende dat de schors door het hakken geschonden was, lieten wy het een en ander leggen. Hieromtrent zag ik ettelyke plaatsen landwaard in die zich als meyren vertoonden Ga naar voetnoot+, in welke zich verscheidene soorten van watervogels, by gantsche schoolen, onthielden. | |
[pagina 182]
| |
Aan de rechterzyde, van buiten komende, hebben de Turken een kasteel (getekend met No 72) waarnevens twee groote metaale stukken lagen, schietende het eene twee-en-zestig, en het ander tachtig pond yzer. Tegenover dit kasteel waren d’Arabiers bezig met twee tenten op te slaan, van gedaante als No 71 aanwyst.
Nilo
Nilo
| |
[Paasfeest op het schip; terugkeer naar Damietta]; stoute valkenDen 6den hielden wy de paasch te scheep in gezelschap der gemelde drie paters, zynde den een een Florentyn en de twee andere Spanjaarden, welke al vier-en-twintig dagen, voor onze komst, op gelegentheid na Jaffa hadden gewacht, teneinde van daar na Jerusalem te geraaken. Zy waren van de order van S. Franciscus en geen onhebbelyke lieden. Den 8sten keerden wy weder na Damiaten, alzo zich noch geen kans tot ons vertrek opdeed. In de stad gekomen, vervoegden wy ons met de paters ten hunnen huize daar zich noch vyf andere paters, welke mede lang na Ga naar voetnoot+ hun vertrek op Tripoli gewacht hadden, bevonden. Zy deeden ons met groote beleefdheid by zich logeeren, houdende hier twee kamers tot hunnen dienst, vermits veele van hen zich over deze stad na Jerusalem of elders begeeven. Hier vermaakten wy ons drie à vier dagen met malkander en gingen gemeenlyk na den eeten bovenop het huis – want de huizen zyn er altemaal plat – zitten of wandelen, neemende yts van d’overgebleevene spyze mede, ‘tgeen wy voor ons neder leiden om het plaizier te hebben van het door de valken, welke daar in menigte zyn, te zien wegneemen. Nooit heb ik stouter Ga naar voetnoot+ vogelen gezien. Want hoewel men er rondomheen zit, vallen zy er aanstonds met de klaauwen op neer en vliegen ermede op een der bygelegene huizen, daar zy den roof met gemak gaan zitten opeeten. En zohaast als het binnen is, komen ze zien of er niet meer te haalen vald. Waaromtrent zy zo veel loosheid als stoutheid weeten te gebruiken. Ga naar voetnoot+ | |
[Hernieuwd bezoek aan het Manzala-haf en besluit om Egypte nader te bezichtigen]Den 12den gingen wy nochmaals de Doode Zee bezichtigen, verzeld door alle de paters, die zich niet genoeg konden verwonderen over de fraayheid van het bosch, alzo zy daar nooit geweest hadden. Wy namen toen een anderen weg, al zo vermaakelyk als de voorige. Ondertusschen, dewyl ik nu de paasch voorby zach, nam ik het besluit van Egypten in te trekken, ‘tgeen ik voorgenomen had te doen wanneer ik van Jerusalem teruggekomen zou zyn. ‘k Maakte my dan gereed en vermits een der gemelde paters, een Venetiaan van geboorte, mede na Kairo wilde, waren wy nu drie sterk en derhalven gezelschap genoeg om den tyd niet verdrietig Ga naar voetnoot+ door te brengen. |
|