Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
XXVIe Hoofdstuk.
| |
Jaarlyksche algemeene jagt van den Grooten HeerBuiten de vermaakelykheden welke den Grooten Heer in zyn serrail geniet, verlustigd hy zich dikwils met de jagt, zo met de valken als met de lange honden. Ga naar voetnoot+ Eenmaal des jaars word er een algemeene jagt aangesteld, en ten dien einde een omvang van vyf of zes dagen reizens genomen, in welke de landzaaten Ga naar voetnoot+, van de dorpen opontbooden – want niemand is by deze gelegentheid uitgezonderd – allengskens inkrimpen, besluitende het wild aldus hoe langer hoe enger. Eindelyk, als het nu altemaal in een kleinen omvang by malkander is gedreeven, zet zich de keizer in het midden op een verhevene plaats en schept zyn vermaak in hetzelve met stokken te zien doodslaan, ‘tgeen ten opzichte der wilde swynen dikwils zo heel gemakkelyk niet toegaat. | |
Gewoonlyke jagtDe gewoonlyke jagt, die byna alle weeken geschied, voornaamentlyk in het wintersayzoen, duurt gemeenlyk van des morgens tot des avonds. De vorst, verzeld door eenige zyner jaagermeesters en vyftig à zestig bostangis of ‘tuinlieden’, zet het dan aan op haazen, vossen en wolven, of ook wel (met de valk) op faizanten en patryzen. | |
Koetzen op de reis gebruikelykAls den Grooten Heer op de reis is, bedient hy zich van een zekere zoort van koetzen, rondom met jalousias of ‘gevlochten tralywerk’, opdat degeenen zyner bywyven welke hem verzellen, het vermaak mogen hebben van alles te konnen zien, zonder zelve gezien te konnen worden. | |
Vermomming van den Grooten Heer, om goede order te doen onderhoudenDikwils gaat hy in onbekende kleeding langs de straat om te zien of ‘tgeen hy verordend heeft wel behoorlyk nagekomen word, en in geval van het tegendeel doet hy degeenen welke zich ergens in vergrypen, aanstonds na verdienste straffen. Ten welken einde hy zich, op een afstand van ettelyke treden, door uitvoerders zyner geboden doed volgen. | |
Dienst ter tafelDe spys word den Grooten Heer opgedischt door zynen opperkok, met eene schotel t’evens. Ga naar voetnoot+ Hy zit op de Turksche wys en heeft een prachtige geborduurde doek voor zich leggen om zyne kleederen niet te bevlekken. Een andere van de zelve stof, die hem over den arm hangt, diend hem tot een servet. De schotelen zyn van Chineesch aardwerk of porcelein, of ook wel van gezegelde aarde, Ga naar voetnoot+ welke men zegt goed te zyn tegens het vergift. Eenige willen dat hy bywylen uit goudene schotels gediend word, ‘tgeen ik echter niet al te wel kan aanneemen want het word by de Turken voor zonde geacht uit goud of zilver te eeten. Dit is ook d’oorzaak waarom zy niet als houte lepels gebruiken. Zyn drank is gemeenlyk serbet, vermengd met amber de gris. Ga naar voetnoot+ Buiten op zyne lusthuizen word de keizer altyd uit porceleyn | |
[pagina 146]
| |
gediend, en is ook het zelve gebruikelyk omtrent gezanten van uitheemsche vorsten, wanneer zy, eer ze ter gehoor van den vorst opgeleid worden, door den primo vizir in de zaal van den divan onthaald worden. | |
Gehoor van gezantend’Audientie is zeer kort, en worden door de ambassadeurs maar de credentiaalen of ‘geloofsbrieven’ overgeleverd, en wyders de zaaken met den vizir behandeld. By deze gelegentheid, te weeten als er gehoor aan een gezant verleend word, geschied ook dikwils de betaaling aan de krygsmacht, opdat de grootsheid van het Ottomannische ryk tentoongesteld moge werden. Geduurende de maaltyd van den Grooten Heer is er een doodelyke stilte die niet gestoord word als door de grillen en snaakeryen, welke de bootzemaakers – waarvan er een tamelyk getal aan het hof is, en die zich om ’t zeerst tot het vermaak van den vorst beyveren – bedryven. | |
Persoon, en zoonen van den Grooten HeerToen ik eerst in Constantinopolen was gekomen, had ik geen grooter nieuwsgierigheid als om den monarch van dat wydluftig keizerryk te zien, en hebbende verstaan dat zulks des vrydags (de sabbath der Turken) kon geschieden – als zynde hy dan gewoon zyne godvruchtigheid te gaan pleegen – nam ik, verzeld van maar eenen vriend, hem waar omtrent de Validér, een mosqueë of kerk, door zyne moeder gesticht, in dewelke zy in een zeer kostelyke kapel begraaven legt. Wy zagen hem voorby ons heen ryden, zittende op een schoon bruyn paard, zonder eenig gevolg als van drie voetknegten. Ook was er niemand omtrent die het oogmerk had, daar wy om gekomen waaren, weshalven wy hem op ons gemak konden bezien, zonder echter te laaten blyken dat onze nieuwsgierigheid zich daartoe strekte, waarom wy dan ook een kalpak of ‘bonte muts’ gelyk de Grieken draagen, opgezet hadden, daar de Franken anders gewoon zyn met hoeden te gaan. Zyn gestalte was middelmaatig, de koleur bruin, de baard weinig, en den ouderdom omtrent veertig jaaren. Hy was vader van twee zoonen, welke hy overal met zich nam, zo op de jagt als in andere gelegentheden, behalven als hy zich met eenige zyner vrouwen ging verlustigen. d’Oudste was zestien à zeventien jaaren, kloek en sterk van lighaam; de jongste daarentegen heel tenger, doch minlyker. | |
HuldingBy de komst van een nieuwen keizer tot het ryk is het gebruikelyk, dat hy zekeren dag steld op denwelken hy zich te water na de mosqueë van Prup,[BA/72] gelegen aan het einde van den ingang der haven, doed voeren. By deze mosqueë heeft men een klooster, en in het midden van hetzelve een verhevene plaats van marmersteen, rustende op eenige kolommen van dezelfde stoffe. De vorst hierop gesteegen zynde, word hem na eenige gebeden en plechtigheden door den moufti het swaard aangegord, waarna hy met al zyn gevolg te paard zyne intreede te Constantinopolen doed, rydende wyders tot aan het serrail, aan de poort van hetwelk een yder aftreed, behalven den keizer, die na binnen ryd en niet eer afstygd voordat hy aan het eind van het tweede hof gekomen is, binnen welkers omvang niemand, als den vorst alleen, zich te paard mag vertoonen. En word deze plechtigheid hier te lande gehouden voor ‘tgeen by de koningen in Christenryk de hulding is. | |
Eerbiedigheid en getrouwigheid der Turken omtrent de Ottomannische stamSedert dat dit ryk aan de Ottomannische stam is gekomen, is het er nooit weder van afgeweeken. Ook is dezelve in zulk een groote eerbiedigheid onder de Turken, dat zy niet zouden durven denken om ymand, tot nadeel van den wettigen erfgenaam, op den throon te verheffen. Maar indien d’afkomelingen van die stam t’eeniger tyd zouden komen t’ontbreeken, zoude de kroon, na ik my heb laaten zeggen, aan den Tartarischen cham vervallen. | |
[pagina 147]
| |
Nooit ziet men hier d’onderdaanen eenige ongetrouwheid of verraadery omtrent hunnen vorst pleegen, en ik geloof ook niet – hoewel ze vry gierig vallen – dat zy er met geld of andere diergelyke middelen toe te brengen zouden weezen. ’t Waar te wenschen dat men het tegendeel niet van de Christenen konde zeggen. Ook zyn zy getrouwer als deze omtrent hunnen godsdienst, want hoewel er voorbeelden zyn van Turken welke het Christen geloof hebben aangenomen, zyn ze niet zeer menigvuldig, en daar moeten zeer kragtige redenen weezen om hen zo verre te brengen. De Christenen daarentegen in die landen, indien zy er eenig voordeel uit weeten te beoogen, vallen dikwils met weinig bekommering tot het Mahometaansche geloof over, hoewel zy het nooit tegens hunne wil behoeven te doen, en dat de Turken ook alsdan minder achting voor hen hebben als dat zy by hunnen godsdienst blyven. Want d’ondervinding heeft hen geleert, dat men niet veel goeds moet verwachten van ymand die zynen God niet getrouw is. ‘k Heb er, zo tot Constantinopolen als elders onder de Ottomannische heerschappy, meer als een voorbeeld van gezien, en die er anders van spreeken, hebben niet veel kennis van zaaken. |