Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdGroot misbaar over de doodenZo het sterven der menschen ergens ter wereld groot gerucht maakt, is het in Turkyen. Want zohaast als ymand overleeden is, inzonderheid een vader van een huisgezin, word er door het vrouwvolk zulk een misbaar gemaakt, dat men niet, zonder een zekere ontroering in het gemoed te voelen, een sterfhuis voorby kan gaan. Elders gaat men malkander vertroosten, maar hier helpen de vriendinnen en gebuurvrouwen den overleedenen maar beweenen of beschreeuwen. Onder welk misbaar Ga naar voetnoot+ t’elkens zyne deugden worden opgehaald, voerende de vrouw of weduwe de bovenzang, gevolgd door alle d’andere met de zelve woorden en gebaarden, en van tyd tot tyd met zulk een afgrysselyk geschreeuw, dat men het straaten veer kan hooren, inzonderheid als er gehuurde huilsters zyn. Want deze, om te toonen dat ze het geld wel verdienen, baaren Ga naar voetnoot+ en gillen dat er de lucht af weergalmt. Dit duurt aldus eenige dagen, doch met het scheiden van het gezelschap houd ook het huilen op en dan hebben de gebuuren weder wat rust. | |
Wassching derzelven, enz.Nadat de droefheid plaats voor de zorg der begraaving heeft gemaakt, word het doode lighaam door de bloedverwanten of vrienden op de vloer nedergelegt, gewasschen, ’t hair daar afgeschooren – want de zuiverheid der Turken strekt zich ook zelfs over de dooden – en met brandend reukwerk tot afweering der kwaade geesten omringd. Hierna naayen zy het in een laken, doch laaten het hoofden- en voeteneind open, opdat den afgestorvenen zich te lichter in staat moge stellen van voor d’engelen die hem zullen komen ondervraagen, te konnen knielen. Thans word hy in een kist gelegd, van maakzel als d’onzen, uitgezondert dat het dekzel na de verscheidenheid der perzoonen van verscheidene koleuren moet weezen. Want is de overleedene een krygsman geweest, moet hy rood zyn; indien een scherif (met deze naam worden de maagen Ga naar voetnoot+ van Mahomet genoemd) groen, en zo hy geen van beiden is geweest, swart. Dwars over het dekzel werd een tulband uitgestrekt, en de koleur geregeld na het beroep ‘tgeen hy in zyn leven heeft waargenomen. Byvoorbeeld een janitzer heeft een roode tulband, een spahi een roode en een witte, een scherif een groene, andere een witte enz. | |
[pagina 129]
| |
BegraavingAldus een wyl ten toon gelegen hebbende, word het lyk door vier perzoonen – die nu en dan door andere vier, na dat Ga naar voetnoot+ de weg ver is, afgelost worden – draagende de kist op twee lange stokken na het kerkhof gevoerd, voorgegaan door hunne priesters (welke ondertusschen zekere gebeden spreeken en van tyd tot tyd met luider stemme Gods naam aanroepen) en gevolgd door de bloedverwanten en vrienden, en eindelyk door de vrouwen die nu weder een groot misbaar maken, slaande de handen met ysselyke wringingen op de borst en in het hair, even alsof de droefheid hen uitzinnig had gemaakt. Op het kerkhof gekomen, neemt men het lyk uit de kist – want de Turken begraaven hunne dooden nooit in kisten – en legt het in het graf, aan welkers hoofdeneind, zohaast als de kuil weder met aarde gevuld is, een steen geplaatst word om tot een zitplaats voor d’ondervraag-engelen te dienen. Doch deze steenen ziet men niet alleen by de graven der Turken, maar ook by die van alle d’andere natien hier te lande, tot kenteken dat er ymand begraaven legt. Zy worden ook altemaal zonder kisten ter aarde besteld, uitgezonderd de Franken, welke zich op de zelve manier laaten begraaven als by ons gebruikelyk is. ‘k Had byna vergeeten te zeggen dat er een plank schuin over het lighaam heen gelegt word, rustende met het eene eind tegen de grond en met het ander tegen het opperste van het graf; en hierin verscheelen de Turken van alle d’andere natien. Doch wat betekening deze plank heeft, is my onbekend. Na het lyk dan aldus bezorgd te hebben, keeren de mannen weder na de stad – want de kerkhoven leggen altemaal buiten de steden langs en omtrent de groote wegen, opdat de lucht door de kwaadaardige dampen, uit de graven opstygende, niet besmet moge werden, en dat de voorbygangers God voor hunne zielen bidden en hen den zegen mogen toewenschen – en laaten de vrouwen, zo lang als het hen belieft, met hunne weeklachten voortvaren. | |
Grafsteeden der aanzienlyke TurkenDe Turken van aanzien hebben, zowel als de Christenen, een soort van hovaardy omtrent hunne grafsteeden, doende dezelven van marmer en verheven (sweemende eenigzins na onze tomben) maaken, met een steen daarbovenop daar zy de tulband van den overledenen in doen uithouwen. Bywylen plaatsen zy ook wel een steen aan het hoofdeneind, draagende een tulband van de zelve stoffe Ga naar voetnoot+, van zodanig een maakzel als den overledenen die in zyn leven placht te gebruiken. Want men moet weeten dat de tulbanden zeer verscheiden en van velerhanden fatzoenen zyn. Een anderen steen, aan het voeteneind gesteld, behelst het grafschrift, pronkende gemeenlyk met de lof van dengeenen die daaronder begraaven legt. Na de begraaving duuren de weeklachten der vrouwen, welke t’elkens ettelyke uuren by het graf gaan verslyten, noch een geruime wyl. Ook komen er de bloedverwanten en vrienden God smeeken dat hy den overledenen van de pynigingen der swarte engelen wille verlossen, en noemende denzelven by den naam, roepen zy hem toe: ‘Vreest niet, maar antwoord stoutmoedig’. | |
Ondervraaging der overleedenen na de begraaving, enz.Want zy gelooven dat de zielen der dooden weder in het lighaam keeren en dat, zohaast als ymand begraaven is, twee swarte engelen van een afgrysselyke gedaante in het graf komen, welke hem by de hairlok (die de Turken ten dien einde boven op het hoofd laaten) grypen en hem doen nederknielen en hem ondervraagen, zeggend: ‘Wie is uw God, welke uw godsdienst, en wie uw propheet?’ Hierop moet hy antwoorden: ‘Myn God is de waarachtige God, myn godsdienst is de waarachtige godsdienst, en myn propheet is Mahomet’. Maar zo den overledene zich wegens zyne ongerechtigheden overtuigt bevind, doet de vrees hem zeggen: ‘Gy zyt myn god, en myn propheet, en in | |
[pagina 130]
| |
u geloof ik’. Op dit antwoord slaat een der gedachte Ga naar voetnoot+ engelen hem een yzere knods zo geweldig op de kop, dat hy hem zeven vademen diep in d’aarde doet zinken, daar hem den andere met een yzeren haak weder uithaald. Maar niet zohaast komt hy tevoorschyn, of de eerste slaat weer toe; en dit vervolgen zy aldus tot aan den dag des oordeels. Anderen zeggen dat de slag met een vuurige knods geschied, en dat deze rampzalige, door het geweld van den slag een stuk wegs in d’aarde gezonken, door dezelve zodanig geprangd word, dat de melk, uit zyner moeder borsten gezoogen, hem ten neus uit komt loopen. Maar zo hy wel antwoord, verlaaten hem terstond de swarte engelen, en komen in derzelver plaats twee anderen, zo wit als sneeuw, die hem (plaatsende zich den een aan het hoofdeneind en den ander aan het voeteneind) tot aan den dag des oordeels gezelschap houden. | |
Gevoelen wegens het laatste oordeel en d’opstandingZiet daar ‘tgeen tot de begraaving der Turken behoord; waarna wy ook yts wegens het laatste oordeel en d’opstanding moeten zeggen. Zy gelooven dat er een engel in den hemel is die een trompet gereed houd om het einde der wereld te verkondigen, en dat, op het geluid dezer trompet, de menschen en engelen zullen sterven en er een zo schrikkelyke aardbeving, vermengd met het vuur des hemels, weezen Ga naar voetnoot+, dat het aardryk en de bergen in assche verkeert zullen worden. En eindelyk zal den engel met de trompet, die de menschen en engelen heeft doen sterven, ook zelve sterven, verstikkende zich met zyne vleugelen. Hierna zal God veertig dagen lang een zachte regen (by de Turken en Arabiers suyrechement of ‘regen van barmhartigheid’ geheeten) over d’aarde stuuren welke de zielen en d’engelen weder zal doen opstaan. En alsdan zal den engel met de trompet de laatste maal blaazen, en alle de dooden zullen zich lighaamelyk vertoonen. Thans zal er een groote verscheidenheid van gedaantens weezen, zullende dezen blinken als de zon, die als de maan, en anderen als de starren. Daarentegen zal men er zien swart, naar en ysselyk, met geswollene en uit den mond hangende tongen, schreeuwende zonder ophouden met een vervaarlyk geluid. Dezen zyn de lasteraars, woekeraars en andere diergelyken. Doch zy wachten zich wel, van onder het getal der verdoemden te stellen de sodomyten, ter oorzaak dat zy geweldig tot die zonde genegen zyn.[BA/71] Zy zeggen ook noch dat d’engelen een blinkend en vriendelyk gelaat zullen toonen aan degeenen die de geboden Gods onderhouden hebben, en dat God zich voornaamentlyk zal vertoornen tegens de keizers, koningen, vorsten en prinsen welke de goederen van anderen op een onrechtvaardige manier aan zich hebben getrokken, ‘tgeen tot hunne verdoemenis zal dienen. Dat hy ook zal beveelen, dat de weder opgestaane menschen in zeventig deelen gesneeden en verdeeld, en wegens het goed en kwaad ‘twelk zy gedaan hebben, ondervraagd zullen werden. En zo het hoofd en het hert hunne misdaaden niet vrymoedig willen belyden, zullen d’andere leden zulks voor al de wereld doen. Dat S. Michiel vervolgens de lighaamen, stuk voor stuk, in zyne schaal zal weegen, d’engelen verscheidene drommen zullen maaken, en de cherubynen en seraphynen aan d’eene en d’andere zyde staan, geleidende onder een lieffelyk gezang en gespeel op verscheidene instrumenten de Turken, Arabiers, Mooren, barbaaren, Christenen en Jooden – na yder door zynen propheet, gelyk elders aangeroerd is, geoordeeld te zyn – na het paradys. Want zy gelooven dat men in allerhande godsdiensten zalig kan worden, enz. |