Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Kleeding der Turksche mannen en vrouwenZo wispeltuurig als de Christenen omtrent hunne kleeding zyn, zo standvastig zyn de Turken. Men weet hier van geen verandering van mode en ‘tgeen over eeuwen gebruikelyk is geweest, is het ook noch. Hunne kleeding is ook zeer deftig, manlyk, en fraay om t’aanschouwen, daar hunne braave gestalte zekerlyk mede niet weinig toe helpt. Want gebochelden, manken, en lieden van diergelyke uiterlyke gebreken worden er byna nooit gezien. Vooreerst trekken zy over hun naakte lighaam – zowel de mannen als de vrouwen, welker dracht voor een groot gedeelte de zelve is als die der mannen – een onderbroek, zonder eenige opening voor of achter. Over dezelve het hemd, en over dit de doliman, zynde een zoort van lange rok, hangende tot op de voeten, met naauwe mouwen, dicht aan de hand toegeknoopt. Deze is in de zomertyd van linden Ga naar voetnoot+ of witgestreept doek, en by winter van satyn of andere stoffen, gemeenlyk met catoen gevoerd. Een zyde gordel of ook wel een leederen riem van twee of drie vingeren breed, tot cieraad met een goude of zilvere gesp beslagen, omvangt de lendenen en maakt het slot van het lighaam. Op deze gordel zetten de vrouwen van vermogen edele gesteenten, doch de mannen draagen ze doorgaans slechs van zyde, en die wat boven anderen willen uitsteeken, met goud en zilver doorwrocht. Een feredge (zynde een rok die men niet kwalyk by onze omhangrokken zou konnen vergelyken, behalven dat ze zich tot aan de voeten strekt) met zeer wyde en lange mouwen hangt los over den doliman heen, en dient hen tot een soort van mantel. Doch het benedenste gedeelte des lighaams word niet alleen met deze onderbroek en het hembd bedekt: de mannen draagen er een roodlakensche bovenbroek overheen, hangende tot op de hielen. En aan deze zyn voetelingen van geel leer, mestes geheeten, vastgenaaid. Van de zelve koleur zyn ook de pabouches, en byna van maakzel als muilen, de hiel met het overige der zool gelyk, doch beslagen met een halfrond yzertje, van gedaante als een hoefyzer. ’t Hoofd word gedekt met een muts van rood fluweel, en om dezelve een witte of roode tulband heengewonden. ’t Draagen van de groenen is een voorrecht, daar zich niemant af mag bedienen als die bewyzen konnen van hunnen propheet Mahomet afkomstig te zyn. Zy worden scherifs of emirs genaamd, ‘tgeen zoveel betekend als ‘edelen’, en zyn zeer menigvuldig. Want zo de dochter van een emir met een gemeenen Turk komt te trouwen en een zoon ter wereld brengt, is deze ook een emir en geniet de zelve voorrechten alsof zyn adel van de mannelyke linie afdaalde. De vrouwen van dit geslacht doen zich ook, door een stukje groene stoffe voor op het hoofd aan de tarpoes gehegt, voor zodanigen erkennen. Deze tarpoes (’t hoofdcieraad der Turkinnen) is een groote muts met zes of acht kanten, van goude of andere fraaye stoffe gemaakt, en word door het middel van een met goud of zilver doorwrochte neusdoek, hangende op een geestige wyze aan d’eene zyde des hoofds los nederwaarts, om de kruin geslingerd. d’Aanzienlyksten | |
[pagina 132]
| |
vercieren dezelve met paarlen en gesteenten, doch die van minder vermogen met bloemen of diergelyke dingen, met lang schikken en herschikken zo cierlyk door malkander geschakeerd, dat er het oog zich in verdwaald en de natuurlyke schoonheid geen kleine luister daardoor bygezet word. En ‘tgeen het gezicht noch te meer bedriegt, is dat zy zich altemaal blanketten, kemmende de wynbraauwen en het hair der oogleden Ga naar voetnoot+ met een zeker swartachtig goet, surme genaamd. Dit hulsel staat uitstekend fraay en doet de vrouwen van vermogen een zeer groot aanzien hebben. Doch in huis bedienen zy zich slechs van een roodlakensche muts, byna van gedaante als onze slaapmutsen, maar langer, en met vier hoornen bovenop; in het midden met een kring van paarlen of yts anders, bekwaam om eenige bevalligheid by te zetten, vercierd. De feredges worden ook in het uitgaan van de vrouwen gebruikt, behalven noch een andere soort van een geestiger swier, kierkie genaamd. Maar in plaats van deze dient hen tot winter-opperkleed een vest of rok van laken, met bont gevoerd. Dezen zyn veel enger en loopen aan de hand heel naauw toe. De lieden van aanzien voederen dezelven met samour of ‘sabel’, ‘tgeen zeer kostelyk valt Ga naar voetnoot+, en men ziet er die wel op drie- à vierhonderd ryksdaalders komen te staan. Kortom, behalven de deftigheid is deze kleeding ook noch zeer gemakkelyk, en men kan zich metterhaast in de volle rusting vertoonen, gelyk uit myne afbeelding genoegzaam gezien kan worden. Ga naar voetnoot+ | |
Kleeding der JoodenDe kleeding der Jooden is mede op de wyze van die der Turken, doch met dit onderscheid dat de koleur violet, en het bovengewaad swart moet weezen. Maar het hulsel hunner vrouwen verscheelt zeer veel van dat der Turkinnen, van al hetwelke myne verbeeldingen, na ‘t leven getekend, aanwyzing doen. | |
Scheering van hair en baardGelyk de Turksche zeden en gewoonlykheden in zeer veele dingen met d’onze strydig zyn, scheeren zy het hoofdhair af, en draagen den baard en de knevels heel lang. Want hoe langer en fraayer van baard, hoe een man meer in achting is. Zy sweeren er ook by, en men kan een Turk geen grooter hoon aandoen als dat men hem by den baard vat, ’t ware Ga naar voetnoot+ om ze te kussen, ‘tgeen een soort van hoffelykheid onder henlieden is. Zo vreemd als het ons voorkomt hen zo gebaard te zien, zo misselyk dunkt het hen dat wy het hair zo lang draagen, want zy zeggen datter de duivel in nestelt. Evenwel laaten zy een vlok boven op den kruin, om de reden hiervooren gemeld. Ga naar voetnoot+ | |
Manier van groetenIn het groeten word het hoofd, waarby zy ook gewoon zyn te sweeren, niet ontdekt, maar alleenlyk de hand op de borst gelegt en het lighaam een weinig geboogen. De gemeene groet bestaat in de woorden Sela meon aleicon, waarop de gegroete antwoord: ‘Aleicam esselam ve rassmet’, betekenende het eerste ‘Vrede zy met u’, en het ander ‘Vrede zy over u, en ook de barmhartigheid Gods’. | |
Zyde van eerOnder de dingen waarin de Turken van ons verscheelen, is ook de zyde van eer, wordende de slinker by hen voor de waardigste gehouden, ter oorzaak dat de sabel of degen aan die zyde gedraagen word, en dat men derhalven het geweer Ga naar voetnoot+ van dengeen die aan de rechterhand gaat, in zyn geweld heeft. Doch het draagen van zydgeweer Ga naar voetnoot+ is hier zo gebruikelyk niet als in Christenryk. De Franken draagen er nooit degens, zelfs ook niet de capiteinen der oorlogschepen, opdat zy niet gehoond mogen worden. De Turksche krygsknegten hebben ook nimmer den sabel op de zyde, of zy moeten in weezendlyken dienst zyn. Eindelyk, de Turken zyn doorgaans zeer fraay van gestalte, gaande heel recht op hun lyf, en men vind in een eenige stad van Christenryk | |
[pagina 133]
| |
meerder manken en gebochelde, als in het gantsche gebied van den Grooten Heer; wyders sterk van lighaam, en komen tot hogen ouderdom. Waaraf men natuurlykerwyze deze reden zou konnen geeven, dat ze goede en gezonde spyzen nuttigen, zonder zich met schadelyke lekkernyen of menigvuldigheid van strydende gerechten, de maag en vervolgens d’edelste deelen te bederven. Zy worden ook zelden met ziektens bezocht, en verscheidene kwaalen, by ons gemeen, zyn by hun niet bekend, als de steen, ’t graveel, podagra, Ga naar voetnoot+ enz., ‘tgeen aan hunne maatigheid in spys en drank, en ten anderen ook noch aan het gebruik der baden (indien zy er geen misbruik af maaken) toegeschreeven moet worden. ’t Is er ook even zodanig met het vrouwvolk gelegen, en hunne gestalte en gang niet minder deftig Ga naar voetnoot+ als der mannen, daar die lange manier van kleeding zekerlyk zeer voordeelig toe is. |