Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
XIVe Hoofdstuk.
| |||||||||||||||||||||||||
Geboden der Turksche wetZy onderhouden de Tien Geboden zowel als de Christenen, doch hebben behalven die noch anderen, hen door hunnen propheet Mahomet opgelegt, welke eigentlyk voor de gronden van hunne religie gehouden worden. Zy bestaan voornaamentlyk in vyf, en werden aldus verdeeld: 1. te gelooven in eenen God en hem allen als zodanig aan te bidden; 2. in den ramadan te vasten; 3. op de daartoe gestelde uuren te bidden; 4. alle jaaren het veertigste gedeelte zyner goederen aan d’armen te geeven; 5. ten minsten eens in zyn leven de reis na Mecha te doen. | |||||||||||||||||||||||||
I: Eerbiedigheid voor God en zynen naamNopende het eerste dezer geboden, ’t word by uitsteekendheid wel van hen onderhouden, alzo zy een zonderlinge eerbiedigheid voor God en zynen naam hebben, blykende daaruit, dat zy nooit yts, van hoe grooten of kleynen belang het ook moge weezen, by der hand vatten zonder alvoorens te zeggen: ‘bismillah’ of ‘in Gods naam’. Welke eerbiedigheid zelfs zo verre gaat, dat zy het papier tot geen vuile diensten durven gebruiken en, zo zy er maar een kleyn stukje af voor hunne voeten zien leggen, het opraapen en ergens in een gat van een muur verbergen, ten inzichte dat er Gods naam op geschreeven zou konnen worden. ’t Is ook de reden waarom men er – ‘tgeen my in den beginne al vry wat vreemd voorkwam – allerwegen de gaten hunner muuren vol van ziet steeken. En echter, niettegenstaande alle deze eerbiedigheid, sweeren zy yder oogenblik by Gods naam, zynde het woord ‘vallah’ of ‘by God’ (‘tgeen zy gestadig in den mond hebben) zo gemeen by hen als de gemeenste vloekwoorden onder het slechter soort van Christenen, doch met dit onderscheid dat de Turken, als ze ‘vallah’ zeggen, geloofd willen weezen en het ook doorgaans behooren te zyn, daar Ga naar voetnoot+ integendeel het graauw der Christenen uit een zekere kwaade gewoonte geduurig deze of geene vloekwoorden – en wel deze van ‘by God’ te sweeren – al te lichtvaardig gebruikt, zonder dat de reden eenige bevestiging van nooden heeft. Daarmede veel eerder bewys gevende van een vuile godvergetendheid, als geloof verdienende omdat Ga naar voetnoot+ ter goeder trouwe en met vreeze Gods yts zouden bevestigen. Omdat nu de Mahometaanen de waarheid beminnen en betuigen Ga naar voetnoot+, als zy onder deze aanroepinge van Gods naam yts bevestigen, gelooven zy niet dat zy er God mee vertoornen als zy ‘vallah’ zeggen, dewyl zy hem alleenlyk tot getuige van een waarheid neemen. Een andere manier van sweeren, mede by hen zeer gebruikelyk, is: ‘zo waar als ik een musulman ben’. | |||||||||||||||||||||||||
II: Ramadan of Turksche vasten’t Tweede gebod is de vasten, by de Mahometaanen de ramadan geheeten. Deze duurt een gantsche maand – of maan, want de Turken rekenen by maan-jaaren – en vangt aan met het begin der ramazan, zynde de negende des jaars. Doch men moet weten dat de Turksche jaaren niet tegelyk met de onzen komen te eindigen. Dat deze maan heiliger als d’andere word geacht, is omdat den alkoran volgens hun zeggen geduurende dezelve van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||
den henel gedaald zou weezen. d’Aankondiging geschied aldus. De maan chaaban (zynde degeene welke voor de ramazan gaat) verstreeken zynde, begeeven zich veele der yverigsten na het gebergte om te trachten de nieuwe maan t’ontdekken. Is ’t een man van geloof, die er d’eerste tyding af in de stad komt brengen, zo krygt hy een vergelding en word de ramadan door alle wyken met een openbaar geroep aangekondigd, en ook noch des avonds met een kanonschoot bekendgemaakt. Waarop vervolgens alle de minarets met lampen worden behangen op zodanig een order, dat ze een heel cierlyke vertooning maaken, ‘tgeen alle avonden vernieuwd werd. Geduurende deze gantsche maan maaken de Turken van de nachten hun dagen, en van de dagen hun nachten, want dewyl ze, zolang als zich het daglicht aan den hemel vertoond, niet vermogen te eeten, te drinken, of yts in den mond te steeken, ja zelfs ook niet tabak te rooken – ‘tgeen hen, door een gestadige gewoonte, mogelyk ruim zo hard valt als yts van alles – trachten zy den dag met slaapen door te brengen en ziet men byna geen menschen langs de straat. Integendeel zohaast als het licht der zon plaats voor dat der maan heeft gemaakt, krielen de straaten en kahuës of ‘koffiehuizen’ van volk, daar ze dan hun hert in alle uitgelatene vrolykheid ophaalen en zich zo lang met spys en drank tot barstens toe opvullen, dat de morgenstond haar begind te vertoonen, wanneer zy eens-slags uitscheiden Ga naar voetnoot+ en zich yder na zyn huis begeeven. Volgens uitdrukkelyk bevel van den alkoran mogen zy den geheelen nacht eeten, drinken enz. totdat zy een witte en een swarte draad door het licht des morgenstonds konnen onderscheiden. Maar als de ramadan op het einde loopt, stellen zy zich noch veel buitenspooriger aan, staande de kahuës den gantschen nacht open, by welke gelegentheid de zangers, speellieden, marionetspeelders en diergelyke soort van menschen daar een stuivertje gaan verdienen. Deze vaste, die den Mahometaanen zeer strengelyk gebooden is, zulks dat degeenen welke door op reis te zyn, ziekte of eenige andere ongelegentheden omtrent Ga naar voetnoot+ deze verkeerde zoort van godvruchtigheid verhinderd worden, gehouden zyn zich, zohaast als de staat hunner zaaken het toelaat, daarna te schikken en er dartig etmaalen mee toe te brengen, ‘tgeen dan voor hetzelfde gerekend word alsof zy op den behoorlyken tyd gevast hadden. Deze vaste, zeg ik, valt bywylen zeer lastig, voornaamentlyk als zy in de zomer komt, want gelyk hunne jaaren uit twaalf maanden (of maanen) bestaan – zes van dartig, en zes van negenentwintig dagen – en dat ze derhalven met de loop van de zon niet overeenkomen, zyn ze elf dagen korter als onze jaaren, en aldus verschiet de ramadan yder jaar zo veel, en komt derhalven niet t’elkens op den zelven tyd.[BA/67] Als ze dan in de zomer voorvalt, worden ze geweldig door den dorst gepynigd, voornaamentlyk in de warme landen, want zy mogen niet een enkelde Ga naar voetnoot+ droppel waters over de lippen neemen, ‘tgeen d’oorzaak is dat ze den gantschen dag met slaapen trachten door te brengen. Laaten Ga naar voetnoot+ echter op de reis, en zelfs in het leger onder de lastigheden des oorlogs, niet na de ramadan t’onderhouden. Doch anderen integendeel – gelyk onder alle soorten van menschen niet altyd de zelve godvruchtigheid gevonden word – bekommeren er zich in ’t geheel niet mee, en eeten en drinken evenals voorheen, doch echter heimelyk om de straf der stokslaagen niet onderworpen te weezen. | |||||||||||||||||||||||||
III en IV: Gebeden en aalmoessenWat het darde gebod belangt, daar is hiervoor wydloopig af gesprooken, en het vierde, hoewel de Turken zich in meest alle dingen zeer gehoorzaam omtrent hunne wet betoonen, word door een uitwerking der menschelyke begeerlykheid, en vermits men zich niet wel van zyne goederen kan ontslaan, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||
meerendeels juist zo niet ten vollen opgevolgd.[BA/68] | |||||||||||||||||||||||||
Liefddaadigheit der Turken jegens menschen en beestenEchter kan men niet ontkennen dat men groote liefddaadigheid onder de Turken ontmoet, veel grooter als onder de Christenen, ‘tgeen ook voor een gedeelte d’oorzaak is dat er zo weinig bedelaars in Turkyen gevonden worden. Een goed getal der gasthuizen, bruggen, karavanserais, waterleidingen op de groote wegen, fonteinen en meer andere diergelyke dingen moet men aan die deugd van eenige godvruchtige Turken dank weeten, ’t zy dat ze dezelven by levenden lyve hebben doen maaken, of er by uiterste willen een zekere somme gelds toe verordend. En zelfs word ten dezen opzigte geene religie in agt genomen, en die loffelyke deugd zowel omtrent de Christenen en Jooden als omtrent de Turken geoeffend. Maar zo dit in de ryken te pryzen is, veel meer behoord het van d’armen, of immers die het hunne tot hun eigen onderhoud van nooden hebben, in opmerking genomen te worden. Want verscheidene die de macht niet en hebben om hunne liefddaadigheid met de beurs te betoonen, doen het met de handen, verhelpende de groote wegen, vullende de waterbakken omtrent dezelven, onthoudende zich by de vlieten en rivieren wanneer ze overstroomd zyn, teneinde den reizigers de plaatsen aan te wyzen daar ze doorwaaden konnen, enz. En dat alles, gelyk ik tot verscheidene maalen hebbe ondervonden, zonder een duit ervoor te genieten. Zelfs weigeren zy ‘tgeen men hen daarvoor aanbied, vermits zy het (gelyk zy zeggen) ter liefde van God doen en niet om er eenig voordeel af te trekken. Hunne liefddaadigheid bepaald zich niet alleen tot de menschen, maar strekt zich ook uit over de beesten en vogelen, weshalven eenigen alle marktdagen een party vogelen gaan koopen om ze te laaten vliegen en in vryheid te stellen. Waarvan zy dit vreemd gevoelen hebben, dat de zielen dezer vogelen ten dage des oordeels voor God zullen komen getuigen het goed, ‘tgeen zy van hen genooten hebben. De beesten, tot spys verordend, brengen zy ook metterhaast om ’t leven, opdat zy hen niet veel pyn mogen aandoen, snydende den hoenders met eene snee de kop af. Ja, het word ook by hen voor een soort van wreedheid gehouden een luis of vlooy tusschen de nagelen dood te knippen. Zy vryven ze slechts een weinig tusschen de vingeren en smyten ze dan weg, dood of niet, gelyk ik zulks honderdmaal in het reizen heb gezien, want in de zomertyd bezoeken zy zich alle dagen om zich rein en zuiver te houden. Hier schaamen zy zich niet meer over als de Hollantsche matroozen, en doen het slechts in het volle gezelschap, zonder te denken dat zy er de minste onfasoenelykheid mee begaan. Anderen verordenen by testament een zekere somme tot het voeden van honden, of geeven by hun leven een stuk gelds ter week of ter maand aan bakkers en vleeshouwers om zich met deze zorg te belaaden. En men behoefd niet bekommerd te weezen dat het niet op zodanig een wyze besteed zou worden als daar het toe geschikt Ga naar voetnoot+ is. Men ziet deze uitdeelders van dusdanige aalmoessen ook dagelyks – op d’uuren welken zy daartoe gewoon zyn te neemen – met een menigte van honden omringd, aan welke zy de spys met brokken toesmyten. Ondertusschen moet men weeten dat de honden in Turkyen niet uit d’eene wyk in d’andere loopen, en dat er aldus geen verwarring kan ontstaan. Men heeft er vaste wykhonden, en die zich buiten de zyne wilde begeeven, zouden gevaar loopen van dood gebeeten te worden. Weshalven die een hond by zich heeft, zorg moet draagen dat er die wykhonden niet aan komen, zo hy zyn beest niet deerlyk wil zien onthaalen. ‘k Heb ook in verscheidene Turksche steden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||
meerder moeite gehad met een zekere jagthond, dien ik op myne reizen met my voerde, als met my zelven te bewaaren. Van Galata nu en dan na Pera gaande, heb ik meer als eenmaal gezien dat een teef op de straat jongen geworpen hebbende, een muurtje van steenen daaromheen opgehaald was, met een luifje of tent van oude matten of iets diergelyks erboven, opdat de jongen niet vertreeden mochten werden en voor den regen beveiligd weezen. Zelfs bemoeyen zich de fatsoenlyke lieden hiermee, en bezorgen hen dagelyks van spys. Echter worden de honden voor onrein gehouden, en zo hen bygeval een hond tegen ’t lyf komt te loopen, zyn zy ontreinigd en gehouden zich te wasschen, ter welke oorzaak zy zich ook van een loopenden hond al zo zorgvuldig wachten, als wy van een hollend paard. Integendeel is de kat, wiens goede hoedanigheden (zo er anders eenigen in zyn) op verre na tegens die van den hond, het getrouwste beest van allen, niet opweegen, by hun een rein dier. Zy doen ook veel goeds aan de katten – welke d’eer mogen genieten van huisgenooten te weezen, daar d’arme honden zich op straat moeten behelpen –, streelen en liefkoozen dezelve, en zetten ze op de vensters hunner winkels te pronk, inzonderheid zo ze fraai zyn, evenals te Venetien en elders gebruikelyk is. Dezen afkeer dien de Turken (niettegenstaande alle de liefddaadigheid dien zy eraan betoonen) van de honden hebben, ter oorzaak dat zy er door ontreinigd worden, heeft ons ten huize van myn heer den consul (of by deze en geene Hollandsche kooplieden) menigmaal gelegentheid tot lagchen beschikt. Want konnende myn jagthond, onder andere konsten, uitstekend wel opzoeken, gaf ik – wanneer wy bezoek van Turken kreegen, en dat ik den hond zyne konsten had doen toonen die ze met de uiterste verwondering aanzagen – aan ymand van dezelven, terwyl ze op de sopha een pyp tabak zaten te rooken, myne neusdoek, met byvoeging van die onder zyne kleederen te verbergen; waarop tegen den hond (die daar niet omtrent was geweest) gezegt hebbende dat ze verlooren was, vloog het beest, na een weinig omgesnuffeld te hebben, na dengeen die ze verborgen had, welke (om niet ontreinigd te worden) genoodzaakt was dezelve van zich te werpen. Dit geschiedde met zulk een verbaasdheid en geschreeuw dat wy ons aan stukken meenden te lagchen. Ondertusschen konden de Turken, niet gewoon dusdanige dingen van een hond te zien, niet begrypen hoe het er aangeleerd kan worden. ‘k Heb in het reizen ook dikwils d’onkundige Mahometaanen zich hierover doen verwonderen. Want als wy ergens met de karavane op de kouak of ‘rustplaats’ waren, van waar ik somtyds een quartier uurs myn neusdoek had verborgen, liep de hond op het gewoonlyk teken uit alle macht derwaarts. De Turken, ziende hem dus loopen, meenden dat hy nooit weder terug zou komen. Maar als zy hem met de geknoopte neusdoek in de mond met vroolyke sprongen zagen naderen, was de gantsche karavane op de been, en de verwondering zo groot, dat men ze uit hun gelaat kon leezen, niet weetende wat vrindschap zy het beest zouden bewyzen, en als er ook eenige honden omtrent kwaamen, betoonden zy er zich alzo zeer om verlegen als ik zelve, en weerden ze van hem af. | |||||||||||||||||||||||||
V: Reis na Mecha’t Vyfde en laatste gebod der Mahometaansche wet is, ten minsten eens van zyn leven de reis na Mecha t’onderneemen. Dit gebod word het minste van allen onderhouden. Want hoewel er zyn die zich tot verscheidene maalen van deze plicht hebben gekweeten, word ze echter van de meesten verzuimd, óf omdat zy er de middelen niet toe hebben, óf vermits zy t’elkens door | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||
deze of geene zaaken wederhouden worden. Ondertusschen beyveren zy zich gestadig om in staat te geraaken van ze te konnen aanvaarden, want behalven dat ze hen gebooden is, zyn degeenen die ze gedaan hebben, in groote achting en word aan hun ja of neen meer geloof gegeeven als aan dat van anderen, even of deze reis een zekere soort van heiligheid bybracht. | |||||||||||||||||||||||||
Bairam of Mahometaansche paaschfeestEer wy dit hoofdstuk eindigen, moeten wy – dewyl wy hier van de ramadan of ‘vaste’ hebben gesprooken – ook yts van den bairam of ‘paaschfeest’ zeggen, mitsgaders ook terloops eenige andere hoogtyden der Turken aanroeren. Zohaast als men de maan van cheuual, volgende onmiddellyk na die van de ramadan, gewaar is geworden, lost men eenige stukken kanon, leggende omtrent het serrail, om de bairam of het ‘paaschfeest’ aan te kondigen, ‘tgeen zo Ga naar voetnoot+ hierdoor als door het geflikker der vreugdevuuren wel haast door de gantsche stad bekend is, en verscheelt deze nacht in uitgelaatene vrolykheden niet veel van de nachten des ramadans. Tegen dat deze hoogtyd begint te naderen worden overal groote toebereidselen gemaakt, want een yder tracht by die gelegentheid uit te munten, zynde de winkels vercierd met de fraaiste stoffen die ze hebben, welke in de langte los nederhangen en door het middel der wind op een cierlyke wys door malkander geslingerd worden. Anderen pronken hunne huizen op met klatergoud, daar zy geestige dingen van weeten te maaken, sommigen met bloemen en groente Ga naar voetnoot+ – zo het in den tyd is, want vermits de Paasch om de reden hiervoor gezecht alle jaaren verschiet Ga naar voetnoot+, heeft men er niet altyd gelegentheid toe – eenigen met kostelyke tapyten enz. Veele rechten ook sophas buiten de huizen op, daar zy met hunne vrienden tabak op zitten te rooken, koffie en serbet Ga naar voetnoot+ schenken, en andere burgerlyke vrolykheden neemen. Geduurende de drie dagen van dezen bairam zyn de straaten zo vol menschen dat men moeite heeft om er door te dringen, temeer dewyl dan duizenden van vrouwlieden, welke anders het geheele jaar in huis blyven, op de been zyn en de meenigte helpen vergrooten. Die lust heeft om zich in de lucht wat te vermaaken, gaat hier of daar op een wip zitten, van dewelke men er in alle straaten (vercierd met groente en andere cieraaden) ontmoet, zynde boven aan de toppen der huizen vastgemaakt, zulks dat men, getrokken door twee of zo men wil door vier mannen voor een asper of anderhalf, vry hoog kan vliegen. Ook heeft men er een soort van malmolens die zeer geswind om gedraaid worden. Doch het fraaiste ‘tgeen ik er gezien heb, was een zeker vuurwerk, hoedanig een Ga naar voetnoot+ zy gewoon zyn by deze en andere gelegentheden van openbaare vrolykheid op het water te vertoonen, bestaande gemeenlyk uit eenige pyramiden, kasteelen enz., omringd met speellieden welke een groot gejuych op hunne manier maaken, met tambourynen, kleyne keteltrommen, een soort van schalmeyen en andere diergelyke instrumenten, waaronder zy ook hunne stemmen laaten hooren, bedryvende aldus een vreugde die zo uitgelaaten is als ik ooit gezien heb. Dit geschied midden in het canaal, tusschen Constantinopolen en Galata, weshalven het water by dusdanige gelegentheden krielt van kaïkes daar men zich rondom mee heen laat roeyen en die yder een brandende lantaarn moeten ophebben. Doch de meesten hebben er, in plaats van eene, drie of vier, ja sommige vyf, zulks dat dit groot getal van lantaarnen (want men ziet er duizenden) in het naarste der duisternis een wonderlyk gezicht veroorzaakt. Ook moeten alle de schepen welke in de haven of omtrent de stad leggen, vreugdevuuren ontsteeken; ja men ziet er van beneden tot boven aan de mast toe lichten, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||
en de touwen met hoepels behangen, rondom vercierd met glaze lampjes, groente enz. Met welke lampjes mede alle de toorns in Constantinopolen behangen zyn. Wat hunne vuurwerken belangt, die bestaan ten meestendeele in vuurpylen, welke zy heel wel weeten te maaken, mitsgaders in eenige raden die al draayende een regen van vonken uitspouwen, en andere kleynigheden, kasteelswyze toegesteld en met brandende stoffen gevuld. Maar om cierlyke vuurwerken te maaken, of die in het water branden, daar verstaan zy zich gantsch niet op. Ga naar voetnoot+ Ziet daar een korte beschryving van der Mahometaanen paaschfeest, ‘tgeen voor hen het uiterste vermaak, maar voor de Christenen zeer gevaarlyk is. Want vermits er alsdan zeer veele dronken Turken langs de straat swieren en alle ongebondenheden geoorlofd schynen te weezen, gebeurt het al vry dikwils dat, als zy een Christen ontmoeten, zy hem uit baldaadigheid met een kangiar een steek in de huid geeven of eenig ander leed toevoegen. Om myne nieuwsgierigheid echter te voldoen ging ik alle avonden door de stad wandelen, doch verzeld van een janitser, dien ik het ook mogelyk dank heb te weeten dat my geen ongeluk wedevoer. Want in Turkyen heeft men geen beter lyfschutten als deze lieden. Deze bairam is de grootste hoogtyd der Turken, en onderhouden dezelve ook by deze gelegentheid een zeer loffelyke gewoonte, te weeten dat zy alle haat en wrok van zich leggen en zich met hunne vyanden verzoenen – met een veel oprechter hert als de Christenen dikwils doen – buiten hetwelk zy niet en zouden gelooven hunne Paasch wel te konnen houden. Ook kussen de gemeene vrienden, als zy malkander geduurende deze drie dagen op de straat ontmoeten, zich onderling met toewensching van een goede hoogtyd en alle verdere heil en zegen. | |||||||||||||||||||||||||
Andere hoogtyden der TurkenBehalven dezen bairam, die de ‘groote’ of de ‘bairam des ramadans’ geheeten word, hebben de Turken noch den ‘kleinen’ of den ‘bairam der adgis’ (of pelgrims van Mecha), komende zeventig dagen na den ‘grooten bairam’ , te weeten op den tienden dag der maan zoulhidge, zynde de laatste des jaars, mitsgaders noch eenige andere feesten of hoogtyden, waaraf de eerste is de nagt tusschen den elfden en twaalfden dag van de maan rebiul ewel, vermits zy gelooven dat Mahomet op dezen nacht gebooren is. De nacht tusschen den zes-en-zeven-en-twintigsten van de maan rebiul assir verstrekt hen ook tot een groot feest, ter oorzaak dat Mahomet dezen nacht op den alborach (gelyk in den alkoran geschreven staat) ten hemel gevaaren zou weezen. Men ontmoet ook noch een anderen hoogtyd tusschen den vierden en vyfden der maan recheb, wanneer het gebed tot des middernachts toe in de mosqueën gedaan word, ter oorzaak van den ramadan die twee maanden daarna komt te volgen. | |||||||||||||||||||||||||
Mahometaansche tydreekeningMaar om eenig begrip wegens der Turken tydrekening te hebben, zullen wy er hier yts af ternederstellen. De twee-en-twintigste july van den jaare 622 volgens de telling der Christenen maakt den aanvang hunner hegyre, zynde de tyd van Mahomets vlucht, die zy met deze benaaming onderscheiden hebben. ’t Jaar telt by hen maar 354 dagen, en word verdeeld in twaalf maanden of maanen, want elke maand neemt aanvang tegelyk met de maan. Deze maanden nu hebben beurt om beurt d’eenen dartig, en d’anderen negen-en-twintig dagen, en voeren de volgende naamen.
|
|