Reizen van Cornelis de Bruyn door de vermaardste deelen van Klein Asia, de eylanden Scio, Rhodus, Cyprus, Metelino, Stanchio, &c., mitsgaders de voornaamste steden van Aegypten, Syrien en Palestina
(2014)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
[Simonie in de Grieks-orthodoxe kerk]Naauwlyks hadden de keizers ’t Christen geloof beleden, of zy begonnen ’t gezag en bestel van de eer-ampten in de kerk zo veel als mogelyk was van hun te doen afdaalen, en matigden mettertyd byna de geheele macht daarover zichzelven toe. ’t Is geen wonder dat op dit voorbeeld de Turksche keizers dezelve mede aan haar getrokken hebben, en dat – de geschenken by hun altyd zeer begeerd zynde – die ampten aan de meest biedende veil geworden zyn, vooral nadat dezelve meinden in hunne throon genoegzaam gevestigd te zyn. ’t Is zeker dat de Grieken, hoezeer gedrukt, zich noch niet ontdaan hebben van de ambitie en dat ze, door deze genoopt, van tyd tot tyd met allerhande konsten na de patriarchsplaatsen (en die dezelve naast komen) getracht hebben, niet alleen met verdiensten maar wel voornaamentlyk door kracht van geld. De Grieken erkennen den paus geenzins voor ’t hoofd van de kerk, maar hebben tot haar opperste opzienders vier patriarchen die elk een gelyk gezag in hun patriarchschap hebben, zonder onderwerping van den eenen aan den anderen. De eerste is den patriarch van Constantinopolis, de tweede van Antiochien, de derde van Alexandrien, en de vierde van Jerusalem. Alle vier werden ze in hunne bedieningen gevestigd door den Grooten Heer of zyne officieren, namentlyk die van Constantinopolen door den Grooten Vizir, en de andere drie door de bassas van yder landschap. Maar de patriarchsplaats van Constantinopolis is de waardigste. Zederd dan dat de hoogmoed, geholpen door de simonie, zich meester van dit patriarchschap heeft gemaakt, moeten alle de mindere prelaaten dikwils groote sommen opschieten Ga naar voetnoot+ aan dengeenen die, om deze waardigheid te bekleeden – en dikwils zelfs om zynen voorzaat Ga naar voetnoot+ den voet te lichten – de toestemming van den Grooten Heer heeft weeten te verkrygen, door kracht van veel gespilde penningen. Wel werd er gezegt dat de sultans eertyds eenige geschenken aan de patriarchen deeden om de volkeren, onder hen behoorende, door dit middel op hunne zyde te krygen, maar ’t is zeker en wereldkundig Ga naar voetnoot+ dat zy, nadat ze nu verzekerd waaren vast in haaren zetel te zyn, van doen Ga naar voetnoot+ af en tegenwoordig zeer groote gaaven van de patriarchen ontfangen hebben, welke – van dag tot dag door de nieuwe verhooging der liefhebbers van het patriarchschap aangroeyende – welhaast tot een zo overmaatigen prys zullen stygen dat geheel Griekenland dien naauwelyks zal konnen opbrengen. In twee jaaren tyds, omtrent den jaare 1670, gaven twee verscheidene prelaaten om het patriarchschap te mogen bekomen, den een vyftig- en den ander zestigduizend ryksdaalders tot een geschenk aan den Grooten Heer. Deze sommen zyn groot voor caloyers, welke belydenis van armoede doen en niets eigen behoorden te hebben. Maar ondertusschen, als ymand dier monniken eenige ryke kooplieden weet te vinden die er hem een gedeelte van opschieten, laat hy zyne meening aan den Grooten Vizir voorstellen, welke niet feilt den tytel van patriarch te vergunnen aan dengeenen die er ’t meest voor geeft. En ontfangende terstond ‘tgeen men hem aanbied, | |
[pagina 101]
| |
vervaardigt hy de barat of bullen van den Grooten Heer, welke den ouden patriarch afzetten en den nieuwen in zyne plaats aanstellen, met order aan de Grieken van hem te gehoorzamen en de schulden welke hy ter zaake zyner promotie gemaakt heeft, ten spoedigsten te betaalen, alles op straf van stokslagen, verbeuring van goederen of sluiting der kerken. Straks stuurt men deze order aan alle d’aartsbisschoppen en metropolitaanen Ga naar voetnoot+, die ze terstond aan hunne suffragaanen Ga naar voetnoot+ doen aankondigen. En deze, zich van de gelegentheid bedienende, vorderen van hunne papas of priesters en van de volkeren welke onder hen behooren, niet alleen zodanig een somme als de nieuwe patriarch hen op geschat heeft, maar ook noch wat meer, onder voorwending der gaaven en geschenken die zy aan hunnen nieuwen kerkvoogd moeten doen. | |
[Benoeming en installatie van een patriarch]Eene zo verkeerde verheffinge als deze belet niet dat men den patriarch, wanneer men tegen hem spreekt, met panagiotita sou, dat is te zeggen ‘uwe alheiligheid’ of ‘allergrootste heiligheid’ bejegend. Doch deze titel word hem niet gegeeven voordat hy bezitting van de patriarchaale waardigheid heeft genomen, ‘tgeen aldus toegaat. Nadat de brieven voor den caloyer die na het patriarchschap staat, vervaardigd zyn, vervoegd hy zich met twee of drie bisschoppen van zynen aanhang in het serrail of by den kaïmakan. Ga naar voetnoot+ Hier gekomen zynde en den boord zyner tabbaard wel nederig gekust hebbende, worden hem de bullen van den Grooten Heer voorgelezen, waarna hem Ga naar voetnoot+ over zyn swart caloyerskleed (sweemende niet kwalyk na dat der benedictyners) twee brokade vesten of rokken van verscheidene koleuren door den Grooten Heer aan hem geschonken, getrokken hebbende, stygt hy met de bisschoppen van zyn gevolg, welke op de zelve wys bekleed en vercierd zynde, te paard en ryd in deze toerusting van het serrail tot aan de patriarchaale kerk die er meer als een halve myl af gelegen is. De cavalkade die hem geleid om bezitting van deze kerk te nemen, bestaat maar uit omtrent twaalf perzoonen, te weeten een capigi, twee chiaouz, den kiaja of secretaris van den kaimakan en eenige janitsers, welke voor hem gaan. De drie of vier bisschoppen van zynen aanhang en eenige andere caloyers van zyn gevolg komen achteraan, met rokken (gelyk gezegt is) over hunne swarte kleederen, bekwaamer om voor een maskaraade te dienen als om het cieraard van een welgeordonneerde cavalcade te vertonen. Nadat de patriarch aldus aan de deur zyner kerk gekomen is – welke hy gesloten vind – stygt hy van ’t paard, en de secretaris van den vizir of van den kaimakan leest voor hem overluid en voor alle degeenen die zich by deze plechtigheid bevinden, de barat of brieven van den Grooten Heer. Waarna de deuren der kerk geopend zynde, leid hy er hem in en keert, nadat hy hem op den patriarchaalen throon geplaatst heeft, met zyn gevolg weder na het serrail. Aldus laat hy hem vreedzaamen bezitter van zyn beneficie, totdat eenig ander caloyer in ’t hoofd krygt eens twintig beurzen, bedraagende tienduizend ryksdaalders, meer te bieden als hy gegeeven heeft. De gemelde dingen verricht zynde, gaan de bedienden der kerk, yder na zynen rang, den nieuwen patriarch de handen kussen en hem de polychronos ti panagiotita sou (‘tgeen men te Romen ten opzichte van de paus ad multos annos noemt) toewenschen, waarna men aan alle de Grieksche prelaaten van het Ottomannische ryk laat weeten dat ze de taxe daar de nieuwe patriarch hen op gesteld heeft, met den eersten Ga naar voetnoot+ komen voldoen, zo ze niet willen dat hy anderen in hunne plaats aanstelle, gelyk dikwils genoeg gebeurt. | |
[pagina 102]
| |
Ziet daar d’ongeregeldheden en den deerlyken staat daar de verdrukkinge, de hoogmoed en de simonie de Grieksche kerk, welke niet meer als een schaduwe is van ‘tgeen ze eertyds is geweest, toegebracht hebben. | |
[Aartsbisschoppen, bisschoppen en lagere geestelyken in de Grieks-orthodoxe kerk]d’Eerste officiers of bedienden van de gemelde kerk, na den patriarch, zyn d’aardsbisschoppen, die verscheidene suffragaane bisschoppen onder zich hebben. Maar ze moeten altemaal, zowel als de patriarch, caloyers of geestelyken weezen, en den regel die zy in het klooster beleeden hebben, zo lang als ze leeven onderhouden; zy doen beloften van vader, moeder, en de wereld te verlaaten. Zy leeven dan altemaal op de zelve manier, dat is te zeggen, dat ze nooit vleesch eeten maar wel visch, te weten op de dagen dat de gemeente vleesch mag eeten. En wanneer de gemeente geen vleesch mag eeten, vasten zy niet alleen van visch, maar mede van oly en wyn. Zy dienen ook op de zelve manier in de kerk en hebben de zelve bedienden onder zich, te weeten geestelyke en wereldlyke priesters. De reguliere of geestelyke priesters, papas iereus by hen geheeten, zyn geestelyken die niet getrouwd zyn en het ook niet mogen weezen. De wereldlyke priesters of cosmicos iereus, zyn getrouwd doch mogen maar eene vrouw hebben en na derzelver dood niet weder trouwen, gelyk ook derzelver vrouwen na de dood van hunne mannen niet weder mogen huwelyken. Maar de dienst van allebeiden is de zelve, en zo geweldig groot dat ze wel vyf uuren op den dag van nooden hebben om ze maar te konnen leezen, ‘tgeen ook oorzaak is dat veele zich er heel licht af ontslaan, ’t zy dat ze den tyd of den wil niet hebben om eraan te voldoen, of dat ze geen geld hebben om de boeken welke tot het volmaaken van hun breviarium noodzakelyk zyn, te koopen. Deze boeken zyn ten getale van zes, meestendeel in folio, en te Venetien gedrukt. ’t Eerste is de triodon en word in de vasten gebruikt; het twede, d’euchologion, begrypende alle de gebeden; de derde de paraklitiski daar de lofzangen enz. ter eeren van de Heilige Maagd – waaraf zy er zeer veele hebben – in staan; het vierde de penticestarion, bevattende alleenlyk den dienst van Paasch tot aan Pinxter; het vyfde, de mineon, zynde de dienst van elke maand; en het zesde, ’t horologion, ‘tgeen alle dagen geleezen moet worden vermits er de canoniaale uuren in begreepen zyn.[BA/61] Daarenboven hebben zy het antoloion, waarin alles is begrepen ‘twelk tot de dagelyksche, maandelyksche en jaarlyksche godsdienst gebruikelyk en gewoonlyk is. Hoewel de priesters deze alle moeten hebben, zo achten ze nochtans vooral het laatstgenoemde in de kerk te moeten hebben. De langduurigheid van dezen dienst en de prys der boeken maaken dat byna alle de bisschoppen, priesters, en zelfs de caloyers zich er nooit mee bekommeren. Daar zyn byna geen andere plaatsen als te Monte Santo, zynde de berg Athos of Agion Oros Ga naar voetnoot+, of te Neamogni op het eiland Chio, en eenige andere welgeregelde kloosters daar ze ter behoorlyke tyd geleezen word. Want al het overige der Grieksche geestelykheid ontslaat zich er af, zonder zelfs den patriarch er eens over te moeyen vermits hy zelve geen tyd hebbende om een zo langen dienst te leezen, den anderen het voorbeeld aanwyst om er een goed gedeelte van af te snyden of ze gantsch en al te laaten vaaren. | |
Byzonderheden noopende de caloyersBuiten d’eerzucht en de hoogmoed, de gewoonlyke gebreken der monniken, leiden de caloyers een zeer voorbeeldig en streng leven. Zy doen de drie genoemde geloften en onderhouden ze ook zeer naauwkeurig, voornaamentlyk in de groote kloosters, welke gemeenlyk de best geregelde zyn, als die van Agion Oros, Neamogni, Monte Sina, | |
[pagina 103]
| |
S. Saba, S. Michiel van Jerusalem en andere diergelyke. Zy eeten ook – om hen deze dingen te beter te doen onderhouden – nooit vleesch en leeven niet als van peulvruchten, kruiden, en ‘tgeen het aardryk en geboomte voortbrengt, welke zy zelven op de landeryen, by hunne kloosters gelegen, kweeken. Maar, gelyk gezegt is, zy mogen visch eeten als het niet in eenige vasten is, want alsdan durven zy ze niet ruiken, inzonderheid die bloed heeft. En hunne onthouding gaat zelfs zo verre dat ze geduurende de vasten als ze maar melk, boter of kaas moeten noemen, daar altyd de parenthesis van timi tis agias saracostis (‘behoudens d’eerbiedigheid der heilige vasten’) byvoegen. ’t Volk, na hun voorbeeld, zegt en doet by diergelyke gelegentheden hetzelfde. Eenige van deze zyn er die alleen van het veldgewas leeven, en die werden askitis genoemt. Zy verlaaten het klooster om op het gebergte te leeven, maar op de hoogtyden vervoegen zy zich gemeenlyk na de kloosters om den gemeenen dienst by te woonen. De monniken, welke in drie orders zyn begreepen (te weeten van S. Basilius, S. Elias en S. Marcellus) draagen altemaal het zelve gewaad en onderhouden byna altemaal den zelven regel. Zy hebben in hunne kloosters drie-der-hande Ga naar voetnoot+ geestelyken, te weeten d’oversten en ouderlingen, de geprofessyden Ga naar voetnoot+ en andere vaders, en de nieuwelingen met de leekebroeders. d’Overste voert den naam van igoumenos, dat is te zeggen ‘leider’, zynde de tytel van archimandritis of abt niet zeer in gebruik onder hen. | |
[Geloofsafval bij caloyers]Deze igoumenos of overste is in groote achting en eerbiedigheid by de monnikken, voornamentlyk in de groote en welgeregelde kloosters, want wat de kleine belangt, daar eenige andere oude monniken zyn, ze hebben daar zulk een volkomen gezag niet en somtyts moeite genoeg om zich te doen gehoorzaamen, voornaamentlyk als ze eenige poenitentien Ga naar voetnoot+ opleggen, welke niet bestaan als in ettelyke kniebuigingen te doen en bywylen te vasten. Want wat andere straffen belangt, d’oversten durven er niet af kikken en zouden reeden hebben om te vreezen, indien zy een monnik met eenige van die kastydingen dreigden, dat zy hem voet zouden geeven om er zich voor altyd af te bevryden met eenige woorden voort te brengen – of alleenlyk de hand ten hemel te heffen – om Turksch te worden. Men heeft er maar al te veel voorbeelden af, en ontmoet byna niet eene plaats in het gantsche Ottomannische gebied daar niet altyd ymand van die ‘Kachis Muhammed’, ‘Papas Mustapha’, ‘Murat Carabache’ enz. gevonden word, dat’s te zeggen dat er veele Grieksche, Syrische, Armenische en andere monniken en priesters zyn die de kap verlaaten om den tulband aan te doen. ’t Moeyelykste hierin is dat, als deze lieden getrouwd zyn en Christene kinderen hebben, de jongens beneden de vyftien jaar de religie hunner vaders moeten volgen, maar zo ze ouder zyn, mogen ze (indien ze willen) by hunne wet blyven en gezamerderhand met hunne moeders en zusters in het Christendom leeven. Aldus doed de vrees welke d’oversten der oostersche kerk hebben van de lieden te zullen verliezen met dezelve wat hard te willen kastyden, de tucht zodanig vervallen dat alle poenitentien welke zo in de kloosters als in de kerken verordend worden, of licht, of vrywillig zyn, immers zo men niet ymand aantreft die t’eenemaal onderdaanig zy en gereed om van goeder herte zich aan alle strengheden t’onderwerpen. ‘k Moet (zegt de heer Grelot) hierover iets invoegen ‘tgeen omtrent den jare 1670 in Syrien gebeurd is. | |
[Het geval van een jonge bedelmonnik; ontduiking van de kloosterregels]Dicht by Damascus is een zeer schoon klooster van nonnen en monniken – ‘k noem de dochters eerst omdat de plaats haar toebehoort – gewyd aan de Heilige | |
[pagina 104]
| |
Maagd, onder den naam van Esseï de Saidnaïa, dat’s te zeggen ‘Onze Vrouw van Saidnaïa’, en gelegen op een berg op welkers top het klooster der nonnen is, en aan den voet dat der monniken. Beide zyn ze in ’t swart gekleed en volgen den regel van S. Antonius. Nu gelyk deze dochters van de liefdaadigheid der barmhartige lieden leeven, bracht een jonge broeder dien d’eenzaamheid der plaats begon te verdrieten, zich in ’t hoofd (onder den dekmantel der gewoonlyke aalmoes-bidding welke van tyd tot tyd door het gantsche gebied des patriarchschaps van Antiochien voor deze goede zusters gedaan word) geheel Syrien te gaan doorkruissen. Maar vermits hy niet wist dat het klooster van Saidnaïa binnen de paalen des patriarchschaps van Antiochien – daar het, zowel als de stad Damascus onder gelegen is – most blyven, voer hy met zyn werk al voort tot dicht by Jerusalem, hebbende ten dien einde de brieven der abdis van Saidnaïa nagebootst, en onder die valsche patenten alreeds een merkelyke somme (na de gesteldheid des lands, ‘tgeen niet van de rykste is) verzameld. Aldus meende hy zynen weg te vervolgen tot aan Tripoly in Syrien, alwaar, indien hy eenig schip vond, hy beslooten had na Europa over te steeken of het na Constantinopolen te wenden. Maar zynde te Dgebel Ageloun, een groote berg, omringd met Christene dorpen en gehuchten, bevonden er zich terzelvertyd twee pennigzamelaars des patriarchschaps van Jerusalem (hoedanige alle jaaren door dien prelaat derwaarts gezonden worden) welke den broeder by de kop gevat hebbende, hem vraagden voor wie hy zyne aalmoessen hier ter plaatse kwam ophaalen. Hy antwoordde dat het voor de nonnen van Saidnaïa was. De Jerusalemsche geestelyken hielden hem dan vast als een man die zich zonder verlof hunne rechten toe-eigende en stuurden hem aan hunnen patriarch die, na er aan d’abdis van Saidnaïa over geschreven te hebben, hem het caloyerskleed afnam, als het geestelyk leeven ‘tgeen hy beleed, en het gewaad, ‘twelk hy droeg, onwaardig. Aldus ontneemen d’oversten der kloosters, om een gedeelte van het gezag ‘tgeen zy eertyds hadden, te behouden, dengeenen die hunne orders niet willen gehoorzaamen of daar zy iets kwaads af tegemoet zien, met schande het geestelyk kleed, zonder acht te geeven op de geloften welke zy Ga naar voetnoot+ gedaan hebben van in zodanig een kleed en onder zodanig een regel te leeven en te sterven –– dewyl Ga naar voetnoot+ deze geloften niet gedaan worden als onder het goed behagen van den patriarch en d’oversten der order en kloosters,[BA/62] De geprofessyden en andere vaders doen van gelyken, verlaatende als ’t hen goeddunkt het geestelyk kleed. En hoewel ze ten minsten voor hunne professie een novitiaat van twee jaaren doorgestaan hebben, gaan ze echter somtyds uit het klooster om op zichzelven te gaan woonen, ofwel t’eenemaal het kleed en den regel te verlaaten. Maar daardoor werden ze zeer veracht, en wanneer ze komen uit het klooster te verloopen Ga naar voetnoot+ werden ze als vervloekt. Doch met leedwezen wederkeerende, werden ze na ’t volbrengen van eenige opgeleide poenitentien weder aangenomen. | |
[Levensonderhoud en mogelijke rijkdom in het Griekse klooster]Deze geprofessyden en andere oude monniken werken echter noch altemaal ten nutte van het klooster geduurende den tyd dat zy er in zyn, hebbende d’eene het opzicht over de vruchten, d’andere over de graanen, d’andere over het vee, en wyders over alles ‘tgeen het klooster mag toebehooren. Ten welken einde zy zich bedienen van de hulp der nieuwelingen, die zy geduurende hun novitiaat meermaalen in het veld gebruiken, als tot d’oeffeningen der meditatie en der geestelyke afgezonderdheid, daar zy zich niet zeer toe beyveren, gelyk ook niet tot de studie, ‘tgeen d’oorzaak is dat alle deze caloyers uitstekend | |
[pagina 105]
| |
dom en onwetend zyn. En naauwlyks vind men er, ook zelfs in de grootste kloosters, die ytwes van het letterlyk Grieksch verstaan, in hetwelk hun gantsche dienst en alle hunne gebeden geschreeven zyn. De gehoudenheid der caloyers van zelve Ga naar voetnoot+ hunne landeryen te bouwen doet hen een menigte van leekebroeders aanneemen, en daar zyn byna geen kloosters die er niet ten minsten zo veel als monniken hebben. Deze leekebroeders slyten byna den gantschen dag in het veld en komen niet voor des avonds weder t’huis, alwaar (niettegenstaande de vermoeying van hunnen arbeid) zy noch een lang gebed bywoonen en een menigte van kniebuigingen maaken welke zy metaniai of ‘buigingen tot aan d’aarde’ noemen. Waarna zich vernoegd hebbende met een zeer sober avondmaal, gaan zy zich van hunne vermoeydheid uitrusten op een bed ‘tgeen niet veel zachter is als een houte tafel, verwachtende dat, het morgengebed geëindigd zynde, de dageraad hen weder tot hunnen gewoonlyken arbeid roepe. Over alle deze geestelyken heeft men proviciaalen of visitateurs, die zeer verscheelende zyn van die der Europische kloosterbroeders. Want deze Ga naar voetnoot+ gaan de kloosters hunner provincien niet bezoeken als om er de klachten der monniken te hooren en eenige misbruiken welke daar ingesloopen mogen wezen, te hervormen, doch d’andere, met den naam van exarchi bekend, Ga naar voetnoot+ bezoeken de kloosters welke onder hen staan om geen andere reeden als om er geld af te trekken ‘tgeen de patriarch van hen eischt. Aldus mogen deze arme caloyers wel werken en hunne leekebroeders doen sweeten. Zy hebben altyd groote moeite om yts te verzamelen, ’t zy voor hunne gemeinschap of voor hen in ’t byzonder, dewyl hun patriarch hen dikwils die visitateurs toezend om hen t’ontlasten van ‘tgeen zy ’t best hebben. Maar niettegenstaande alle die schattingen welke de Grieksche monniken moeten betaalen, zyn er echter in Turkyen noch ryke kloosters, en ook zelfs monniken die in hun byzonder Ga naar voetnoot+ ryk genoeg zyn om den patriarch den voet te durven lichten en zich in zyne zetel te plaatsen, voornamentlyk zo ze ondersteund worden, als gezegd is, door de beurs en den raad van eenig ryk koopman, die hen ‘tgeen eraan scheelt om het patriarchschap te koopen, aanbied. | |
[Wereldlijke clerus in de Grieks-orthodoxe kerk: ‘lezers’]Na d’order der geestelyke priesters of caloyers volgt die der wereldlyke, of cosmicos iereus. Hiervoor is gezegt dat alle deze priesters gemeenlyk getrouwd zyn, doch niet op wat wyze zy trouwen. Nadat ze geschooren zyn – want zy werden boven op de kruin van ’t hoofd met een rond, ter grootte van de palm van een hand, afgeschooren, en niet zodanig als geschied by de roomsgezinden – en dat ze de kerk eenige maanden gediend hebben, worden ze in ’t getal der anagnostai of ‘leezers’ aangenomen, dat’s te zeggen dat ze de morgengezangen, de psalmen en andere dingen, die de klerken gemeenlyk zingen, mogen leezen. Deze anagnostismus, zegt Grelot, komt ten naasten by overeen met ‘tgeen de roomschgezinden ‘de vier kleine orders’ noemen, als begrypende alle de diensten welke d’anagnostai behoorden te pleegen.[BA/63] Maar vermits er bezoldigde lieden zyn om poortiers, luyders en andere bedienden der kerk te weezen, neemen ze geenen anderen dienst waar als leezen. Als ik hier spreek van de ‘luyders’ der Grieksche kerk moet men niet meenen dat het klokluyders zyn. Want zedert dat de Turken Griekenland t’onder gebracht hebben, hoort men er geen geluy noch andere klank van klokken meer om de geloovigen ter kerk te roepen. De simandirion alleen – zynde een lange en smalle houte plank daar ze op slaan om de Christenen te vergaderen – word tegenwoordig | |
[pagina 106]
| |
tot het teken van den dienst gebruikt. | |
[Wereldlijke clerus in de Grieks-orthodoxe kerk: diakens]De tyd van het klerkschap verstreeken zynde en de geschoorene eenige maanden de kerk bediend hebbende, geeft de bisschop hem het diakenschap, of de macht om het altaar te bedienen en d’epistel te zingen, waarna, zo de diaken wil trouwen, staat het hem vry, mits dat hy er zyn bisschop kennis af geeve en hem de dochter en haare woonplaats noeme opdat er na Ga naar voetnoot+ haar leeven, zeden en schoonheid vernomen moge werden. Want de vrouw van een papas of Grieksche priester moet wys, kuisch en schoon weezen, zulks dat, indien haar eenige dezer hoedanigheden ontbreekt, zy niet kan pretendeeren een papadia of vrouw van een papas te zyn. | |
[Voortreffelijke kwaliteiten van de echtgenotes der Griekse priesters]Mogelyk zal men zich verwonderen dat gezegd werd, dat de vrouwen der Grieksche priesters schoon moeten weezen, en dat men er zich niet mee bekommert of die der wereldlyken Ga naar voetnoot+ het zyn of niet. Maar zo men betracht dat de Grieksche priesters maar eens mogen trouwen en dat de wereldlyken het meermaalen mogen doen, zal men het niet onredelyk vinden dat een papas zich voor altyd verzorge van een vrouw die in zich alleen zo veele goede hoedanigheden hebbe als alle degeenen welke een wereldlyke achtervolgens zou moeten behuwelyken. Ga naar voetnoot+ ’t Gelukt hen ook gemeenlyk heel wel, dewyl, zo er eenige jonge schoonheid in de wyk van een trouwlustigen priester is, yder om ’t zeerst yvert om ze hem te geeven. ’t Is gewisselyk opdat de schoonheid der Grieksche vrouwen altyd, is het niet aan God, ten minsten aan zyne dienaars geheiligd moge weezen en dat, de bekoorlykste vereenigd zynde met perzoonen die de zuiverste moeten zyn, men (als men eenige beminnelyke vrouwspersoon wil pryzen) niets moge konnen voegen by ‘tgeen de liefde of de vleyery den Grieken zo dikwils in den mond legt, dat ze in fraayheid en deugd de schoonste papadia te boven gaat, om te toonen dat men niets volmaakter ter wereld kan vinden. Ook hebben de papadias, behalven hunne natuurlyke schoonheid, noch een zeer bekoorlyke zedigheid. De witte doek welke zy op ’t hoofd draagen, de properheid hunner kleeding en d’eenvoudigheid hunner omgang hebben zulke sterke aanlokzelen, dat men hen noodzaakelyk moet beminnen. ’t Is ook hierom dat men aan de jonge papas toestaat den dienst of de bediening welke zy in de kerk hebben, voor een wyl te verlaaten om te gaan vryen en order tot hun huwelyk te stellen, ‘tgeen op de gewoonlyke manier voltrokken word en waarna zy weder tot hunne voorgaande verrichtingen keeren, ontfangende wyders het ‘iero-diakenschap’ ‘tgeen hen de macht geeft om het evangelie in de synaxis Ga naar voetnoot+ te leezen en met den priester het altaar te bedienen, totdat ze in staat zyn om zelve tot het priesterschap aangenomen te worden en, evenals d’andere, de eucharistie te celebreeren. | |
[Andere kerkbedienaars]Behalven alle deze voornaamste bedienden der Grieksche kerk zyn er noch mindere, en die geene order hebben. d’Eerste van deze zyn de skenophilakes of ‘heiligdombewaarders’, welke zorg draagen om de heilige vaten en het huisraad der kerk te bewaaren; de tweede, de colonarki of antiphoners zynde gemeenlyk jongelingen die den zangers de lofzangen, psalmen, en den toon waarop ze gezongen moeten worden, aankondigen; de darde, de tyrori of ‘poortiers’, welke de deuren der kerk moeten openen en sluiten; en de laatsten, de candilaphti, die het licht onderhouden. | |
Diensten der Grieksche kerk [in de kloosters]Wat d’order der diensten belangt, die is verschelende volgens de kloosters en d’inkomsten der kerken. In de groote kloosters staan de monniken ter middernacht op om een byzonderen dienst, dien zy mesonucticon noemen, te doen. Deze dienst duurt gemeenlyk twee uuren, | |
[pagina 107]
| |
maar als er een groote heilige dag of hoogtyd ophanden is, ’t zy van gehoudenheid Ga naar voetnoot+ of van godvruchtigheid word de mesonucticon een olonucticon, dat’s te zeggen dat men ze den gantschen nacht doed duuren. Deze dienst is ingesteld om zich, door den geheelen nacht met bidden toe te brengen, te beter tot het vieren van de hoogtyd te bereiden. Maar de misbruiken die er ingesloopen zyn, zouden ze verscheidene maalen hebben doen verwerpen of ten minsten hervormen, indien de Grieksche kerk wakkere harders had. Want het gaat er gemeenlyk door d’overmaatige toevloeying van menschen zo onordentelyk toe, en d’eerbiedigheid welke men aan die geheiligde plaatsen verschuldigd is, word er zo weinig in acht genomen, dat er geene gelykenis van een kerkelyken dienst in te vinden is. Daar niet weinig toe doed Ga naar voetnoot+ de ruwe manier van spreeken, by de geestelyken zelve (die zich niet ontzien hunne gramschap, by de minste gelegentheden, opentlyk genoeg te betuigen) gebruikelyk. Na de mesonucticon volgt de oortros, ’t gebed voor de morgenstond. Hierna komen nog drie gebeden, als proti ora op een uure in de morgenstond, triti ora op de derde uure; het derde, eegti ora, ten zes uuren. Doch hoewel deze zo altyd behooren waargenomen te werden, zo laaten ze daarvan wel dikwils yts achterblyven en doorslippen, behalven in de groote vasten, wanneer het altoos moet geschieden. Een priester diend dit al gedaan te hebben eer zyn dienst in de kerk begind, als de liturgia en synaxis begind. Dan komt de ennati, zynde het negen uurens gebed; daarna volgd esperinos of ’t avondgebed, zodat den dienst die de priesters gehouden zyn te doen, omtrent vyf uuren zoude duuren. De morgengebeden geëindigd zynde, treeden de monniken na de eetzaal, alwaar (terwyl zy over tafel zitten) geleezen word. Maar als de maaltyd geëindigd is, zo ’s avonds als ’s middags, gaat de kok aan de deur op de knien leggen, en alsof hy de vergelding zyner moeite of de vergeeving zyner misslagen verzocht, zegt hy tegen d’uitgaande caloyers: ‘Eulogite pateres’ (‘Zegent my, vaders’), en yder hem groetende, antwoord: ‘O Theos syncoresi’ (‘God zegene u’). Waarna zich altemaal in hunne cellen vertrokken hebbende, blyven zy daar zo ze willen, of gaan werken tot des namiddags ten vier uuren wanneer zy op het gerammel van de sunandron (verstrekkende hen, als gezegd, tot klok) om hen tot de esperinos of den avonddienst te roepen, weder in de kerk vergaderen. Ga naar voetnoot+ Hierna doen zy eenige lichte oeffening en gaan ten zes uuren het avondmaal houden. Van tafel opgestaan, vervoegen zy zich weder in de kerk om er een dienst te doen, die zy apodipho of ‘avonddienst’, en de roomschgezinden de compleete noemen. Deze eindigt des avonds omtrent ten acht uuren, waarna een yder zich in zyne kamer vertrekt om te gaan slaapen en des morgens weder op te staan. Zy hebben weinige moeite met zich te kleeden om tot de morgendiensten te gaan, ter oorzaak dat zy – gelyk ook de meeste wereldlyke persoonen van ’t oosten – gantsch, of ten minsten half, gekleed slaapen, trekkende alleenlyk het bovengewaad uit. Want d’Europeërs zyn byna de eenigen in Turkyen die tusschen laakens slaapen. | |
Diensten der Grieksche kerk [in de kerken]Gelyk de caloyers d’eerste bedieningen der Grieksche kerk bekleeden, schikken zich d’andere priesters en de byzondere bedienden van elke kerk – die er verscheidene heeft, zo ze wel van inkomsten voorzien is, of maar eene, zo zy er geen meer kan voeden – na derzelver voorbeeld. Doch ’t zy dat de kerken ryk zyn of niet, daar word eene agia koinonia of bedieninge des Avondmaals daags in de kerk gedaan, en in veele meer als een, doch niet op dezelfde altaar, welke genaamt werd agia | |
[pagina 108]
| |
trapeza, dat is te zeggen ‘de heilige tafel’. Aldus is de roga of de bezoldiging van twintig of dartig ryksdaalders, welke de epitropi of kosters gemeenlyk aan een priester ter jaar geeven, alleenlyk voor zyne bywooning in den dienst en niet voor de missen, dewyl er in de kerken daar verscheidene papas zyn, dikwils gevonden worden die ze geen viermaal in ’t jaar konnen doen. Want zy volgen malkander en hebben yder zyne beurt. Deze eene mis is d’oorzaak dat veele lieden dezelve niet konnen hooren; dat er ook veele komen als ze ten halven, en noch meer als ze gantsch en al gedaan is. Doch deze laatsten bekommeren zich niet zeer om hunne luiheid, geloovende, dat als ze slechts in de kerk komen en er eenige buigingen doen, het voor hen genoeg is te zeggen dat God barmhartigheid betoont aan d’eersten, en de laatsten bewaard. Ga naar voetnoot+ | |
[Geschil en verschil met Rome]’t Geen wy gezegt hebben van der Grieken doen, zeeden en gebaarden Ga naar voetnoot+ soude den lezer een indruk konnen geven, dat dezelve het met de roomsgezinden eens zyn, en dat het pauselyk gezag, de ceremonien, de instellingen en geloofspoincten des pausdoms onder de Grieken souden overgeplant wezen. Maar die zulks zoude denken, bedroog zich dapper. Want zy hebben zo grooten afkeer van de roomsgezinden, dat ze alle derzelver ceremonien voor afgryselyk en verfoejelyk houden. Daarom doemen zy de Roomsche misse met zo groot een afkeer, dat ze haare altaaren zelfs afwasschen indien ’t gebeurd dat een Roomsch priester daarop de misse komt te doen, alsof ze verontreinigd waaren. Want zy achten ’t ongedeessemd meel, ofte de oblien Ga naar voetnoot+ van dezelve voor onreine zaaken. Ook verzaken ze wel uitdrukkelyk het oppergezag van den paus over de Christen kerk, en excommuniceren op Witten Donderdag den paus en alle de Latynsche bisschoppen, haar doemende als scheurmakers en ketters. Hoewel de heilige dagen, ingestelt ter eeren van deze of geenen heilig Ga naar voetnoot+, by haar zeer vermenigvuldigd zyn – tot zoverre dat er niet een dag van het jaar is die niet eenigen heilig toegeëigend is – zo vallen die dagen niet op de zelve tyd dat de roomsgezinden dezen of geenen zelven heilig vieren en eeren. Gelyk zy dan op den saturdag ook noyt vasten, hoewel de roomsgezinden het alle vrydagen en saturdagen gedaan willen hebben. Integendeel, zy houden het voor een grouwel op den saturdag te vasten, uitgenomen eens in ’t jaar, namentlyk op den grooten saturdag van de heilige weeke, Ga naar voetnoot+ zeggende haar wet: zo een kerkelyke bevonden werd op den dag des Heeren ofte op den sabbath te vasten, behalven op eenen eenigen Ga naar voetnoot+, die zal afgezet werden, maar zo het een leeke bevonden werd te doen, die zal afgesneden ofte geëxcommuniceerd werden. | |
[Bijzondere kerkelijke feestdagen der Grieks-orthodoxen in september]De dagen, yder heilig toegeschreven, keeren jaarlyks op hunne vaste tyden en in de zelve order weder, doch die zyn niet alle even heilig, maar zy onderscheiden er eenige welke zy als hooger feesten vieren. Als namentlyk op den achtsten september – van welke maand zy haar jaarkring beginnen – vieren zy het feest van de geboorte van de Allerheiligste Maagd Maria. Op de veertiende het feest van de Verheffinge en vindinge van het waardige en levendig maakende hout des Cruises. Den XXVI is het feest van den evangelist Johannes. | |
In octoberVieren zy den VI het feest van den apostel Thomas. Den XVII van den evangelist Lucas. Den XXVI van den groot-martelaar Demetrius. | |
In novemberVieren zy den VIII het feest van de oversten der hemelsche | |
[pagina 109]
| |
heirkrachten, de aartzengelen Michaël, Gabriel en de overige. Den XIII het feest van Johannes Chrysostomus. Den XIV van den apostel Philippus. Den XVI van den apostel Mattheus. Den XXI van den ingang van de H. Maagd in den tempel (Luc., cap. 2). Den XXX van den apostel Andreas. | |
In decemberVieren zy den VI het feest van St. Niklaas. Den XII van St. Spiridon. Den XX van den H. Ignatius. Den XXV de geboorte van onzen Zaligmaker Jesus Christus in het vleesch. | |
In januaryDen I vieren zy het feest van Christi besnydenisse en van den H. Basilius. Den VI het feest van den doop van Christus, en op dezen dag werd na de bedeelinge des Avondmaals tot Constantinopolen het water dat in langen tyd ten doop zal gebruikt werden, geheiligd en gezegend. Den XVII het feest van den H. Anthonis. Den XVIII het feest van de Alexandrynsche bisschoppen Athanasius en Cyrillus. Den XXV van den godgeleerden Gregorius Nazianzenus. Den XXX van de drie Aartzbisschoppen Basilius, Gregorius en Chrysostomus. | |
In februaryVieren zy den II de ontmoetinge van Simeon aan Christus, na de veertigdaagsche reiniging van Maria (Luc. 3). Den XI het feest van den H. Blasius. Den XXIV van den dooper Johannes. | |
In maartVieren zy den IX het feest van de XL bloedgetuigen die tot Sebastien geleden hebben. Den XXV de boodschap der H. Maagd. | |
In aprilVieren zy den XXIII het feest van den heiligen, heerlyken en grooten martelaar Gregorius of Joris. Den XXV van den evangelist Marcus. | |
In meiDen II vieren zy ’t feest van den grooten Athanasius. Den XIII van Johannes Theologus of den godgeleerden, Den XXI van den Grooten Constantin en de H. Helena, Den XXV de vindinge van ’t hoofd van Johannes den Dooper. | |
In junyVieren zy den XI het feest van den apostel Bartholomeus. Den XXIV van de geboorte van den Voorloper ofte des Doopers. Den XXIX het martelaarschap van Petrus en Paulus. | |
In julyVieren zy den XVII het feest van de H. Marina. Den XX van de propheet Elias. Den XXVI van de H. bloedgetuige of martelaaresse Parasceve. Den XXVII van den H. bloedgetuige en artz Pantaleemon of Pantaleon die onder Diocletiaan omgebracht is. | |
In augustusDen VI vieren zy Christus gedaanteveranderinge. Den XV het sterven van de H. Maagd. En den XXIX de onthoofding van Johannes den Dooper.
Op alle deze heilige dagen leezen zy voor de gemeinte uit haar synaxarium in haar gemeine taal de levens en daaden van deze heiligen, en de plechtigheid werd besloten met de uitdelinge van de eucharistia ofte het Avondmaal, en de Grieken | |
[pagina 110]
| |
komen naarstig tot het gehoor, yder na zyn vermogen geschenken van brood, wyn, waschkaarssen, oly ofte yts anders dat tot kerkelyk gebruik den priesteren kan aangebooden werden, toebrengende. Ook zyn ze by deze plechtigheden byna boven haar vermogen mild aan de armen, ‘tgeen de Turken ook somtyds wel trachten te misbruiken, haare geketende Christene slaven op zodanige tyden, ter afbedelinge van aalmoessen, in de kerken voerende. Maar die krygen zelden veel omdat bekend is, dat zodanige armgiften niet genoten werden by de slaven, die medelyden verdienen, maar by de gierige en graatige Ga naar voetnoot+ meesters. | |
[De paastijd]Wanneer den tyd van het paaschfeest tusschenbeiden invalt Ga naar voetnoot+, vieren zy hetzelve met groote vreugde, zulks dat de kerken wedergalmen van de stemmen dergeenen die in haare ontmoetinge malkanderen toeroepen: Κύριος ἀνέστῃ (de Heere is opgestaan) en der anderen die antwoorden ἀληθῶς ἀνέστῃ (waarlyk, hy is opgestaan). Ook noemen zy dat het Πάσχα ἀναστάσιμου (het Paaschen der wederopstandinge). Des sondags na Paaschen vieren zy de gedachtenisse van ’t betasten van Thomas (Joh. 20). Op den derden sondag houden zy gedachtenisse van de vrouwen die uitgingen om het lighaam van Jesus te zalven. Op den vierden sondag, de middelste tusschen ’t pinxterfeest, gedenken zy de geschiedenisse des geraakten. Ga naar voetnoot+ Op den vyfden sondag verhandelen zy ’t gebeurde aan den blinden, en op den vyfden dag daarna de hemelvaart van Christus. Op den zesden sondag houden ze gedachtenisse van de 318 vaders die in de kerkvergaderinge ofte het concilie tot Nicéën t’zamen gekomen zyn. Op den zevenden sondag houden zy het pinxterfeest, en ’s daags daaraan het feest van de Heilige en onscheidelyke Drie-eenheid. Op den sondag die op Pinxteren volgd, vieren zy de gedachtenisse aller heiligen. | |
[De vastentijden der Grieks-orthodoxen]Vier groote vastentyden hebben ze jaarlyks, waarvan zy de eerste ‘de groote en heilige’ noemen, en dezelve houden veertig dagen lang voor Paaschen, in naavolginge van de oude kerken, in de tusschentyd van welke XL dagen verscheidene Ga naar voetnoot+ ter gedachtenisse van eenige bybelsche geschiedenissen bestemd zyn, en de laatste week (die by de roomsgezinden in Holland ‘de goede weeke’ genoemd werd) noemen zy ‘de heilige en groote weeke’ en vieren dezelve ten uittersten met waaken en vasten. De tweede vastentyd geduurd mede XL dagen, en komt voor het feest van de geboorte onzes Zaligmakers. De derde vastentyd geduurd twee weeken, ter eeren van de H. Maagd, en begind met den eersten van augustus en eindigd met den veertienden. De vierde vastentyd, ter gedachtenisse van de apostelen Petrus en Paulus, begind op den tweeden dag na ’t allerheiligenfeest en kan langer of korter duuren, na dat Ga naar voetnoot+ het paaschfeest vroeger of laater in ’t jaar komt. Want zo veel dagen als er van ’t paaschfeest tot den tweeden mey gestelt worden, zo veel dagen moet deze vastentyd duuren. | |
[De sacramenten bij de Grieks-orthodoxen: het sacrament van het altaar]Gelyk ze nu in ’t houden van haare feesten en vastentyden in tyd zeer veel van de roomsgezinden verschillen, zo verschillen ze ook zeer veel van dezelve in de wyze van viering, en verachten veele feestdagen van de pausgezinden. Ook bidden ze ’t Sacrament[BA/64] niet aan in het Avondmaal maar, nadat het brood in stukken gesneden en met den wyn (die met een weinig water gemengd is) begooten is en het gebed daarover gedaan, draagd den priester hetzelve om in een bedekt vat of schotel, noch niet geconsacreerd zynde, wanneer het volk den | |
[pagina 111]
| |
stoet met zeer groote eerbiedigheid en devotie groet, met gebogen hoofden en knien, en werpen sommige zich geheel uit eerbied op de vloer, kussende den zoom van het priesterlyk kleed. En dit zeggen zy te doen eensdeels omdat ze de voorbiddinge der priesteren en derzelver gedachtenisse voor haar in de bedieninge der eucharistie hierdoor willen afbidden, anderdeels omdat ze de goddelyke gaven willen eeren, omdat dezelve, hoewel noch niet geconsacreerd, Gode toegeëigend zyn en tegenbeelden Ga naar voetnoot+ zyn van ’t lighaam en bloed des Heeren. Dus brengt den priester dit brood en wyn op den middelsten altaar die zy de ‘heilige tafel’ noemen. Mannen en vrouwen, ja zelfs de eerst-gedoopte Ga naar voetnoot+ werd het brood en wyn toegedeeld, en zy doemen geweldig de pausgezinden, die de wyn den leeken onthouden.[BA/65] | |
[Het sacrament van de biecht]Hun werd by haare kerkwetten ook bevolen viermaal des jaars te biechten. Maar het nauwkeurig en angstvallig opzeggen van haare overtredingen – alsof een misslag, in ’t verbergen van eenige omstandigheden of zodanige zonden die de schaamte best raad te verswygen, ’t geheele gebruik van de bondstekenen zoude verydelen – en alzo ’t openleggen van ’t binnenste van haar gewisse Ga naar voetnoot+ werd haar niet gevergd, gelyk dat de priesters in ’t pausdom eischen. Waarna de opgelegde boete volbracht ofte ten minsten aangenomen zynde, ontslaat den priester de belyders, veel meer biddenderwyze als wel uit zyn eigen macht. Byvoorbeeld als hy zegt: ‘Onzen Zaligmaker en Heere Jesus Christus zelve vergeeve u alles ‘tgeen gy, in zyne tegenwoordigheid, aan myne geringheid beleden hebt, en ‘tgeen gy moogt vergeten hebben’. Doch zy bedienen zich niet altyd van dezelfde woorden; zomtyds zeggen ze wel kortelyk: ‘dat u vergevinge geschiede!’. | |
[Het sacrament van de doop]Geen bestemde of bepaalde tyd is haar geboden om de kinderen te doopen, maar zy doen het zelden voor of na den achtsten dag, ’t en waare de vreeze voor ’t sterven des kinds hun ’t gebruik van dit sacrament deede verhaasten. Want zy houden de noodzakelykheid des doops zo vast, dat ze van de ongedoopte kinderen niets goeds derven hoopen. Daarom is het in tyd van nood den leeken, zowel mannen als vrouwen, geoorlofd dat sacrament te bedienen. Zy mogen den doop niet herhaalen, ’t en zy een ketter of afvallige tot de kerke, na getoond berouw, wilde wederkeeren. En alzo wederdoopen zy de roomsgezinden, indien ’t gebeurd dat ymand van die tot haar wil overkomen. | |
[Verwerping van het vagevuur en (gedeeltelijk) van de beeldenverering en van verstikt vlees]Zy verwerpen t’eenemaal het vagevuur der roomsgezinden, en nochtans bidden zy voor de dooden en doen voor dezelve offeranden in ’t gebruik van ’t sacrament des Avondmaals, gelovende dat de zielen der gelovigen niet regelrecht uit haare lighaamen na den hemel gaan, maar dat ze tot den dag des oordeels bewaard werden in de hand Gods ofte in het paradys, omdat Christus (Luc. 23:43) tegens den moordenaar zeide: ‘Heden zult gy met my in het paradys zyn’, ofte in den schoot Abrahams uit Luc. 16:22. Uitgehouwene beelden verwerpen zy in haare godsdienst met zodanig een afkeer, dat ze meinen dat de roomsgezinden door ’t gebruik derzelve zich den heidenen gelykgemaakt hebben. Maar geschilderde afbeeldzels houden ze voor heilig en eerwaardig. Den priester, zullende den avonddienst beginnen, treed niet in ’t heiligdom als na drie buigingen voor de afbeeldinge van Christus en drie voor die van Maria gedaan te hebben. En ten tyde van de bedieninge der eucharistie of ’t Avondmaal geschieden drie diergelyke buigingen voor diezelfde afbeeldingen. Op de groote feesten der heiligen werden derzelver geschilderde afbeeldingen in de kerken gezet om ’t volk tot derzelver gedachtenisse | |
[pagina 112]
| |
krachtiger aan te zetten en op een verheven plaats ter midden van het choor gestelt, dewelke dan yder tracht te kussen. Indien het een afbeelding van Christus is, zo kussen zy gemeinlyk de voeten; zo het een van Maria is, zy kussen de handen; is ’t er een van eenigen anderen heilig, zy kussen het aangezicht. Zy doemen alle de westersche Christenen omdat ze het verstikte Ga naar voetnoot+ eeten, en verketteren dezelve daarom, | |
[De kwestie van het filioque]Voorts verschillen zy van dezelve in dien deele, dat ze ontkennen dat de H. Geest uitgaat van den Vader en den Zoon, en willen dat die alleen uitgaat van den Vader, hoewel sommige stellen dat hy ook door den Zoon uitgaat. Maar de laatste zyn by de overige niet van goeden reuk. Evenwel houden zy alle den H. Geest voor eens-wezens God met den Vader en den Zoon, uitgaande van den Vader van eeuwigheid zonder begin, en erkennen dat hy is de Geest des Zoons en dat hy van den Zoon is gezonden, gegeven, en uitgestort werd. Alleen willen zy de uitdrukkinge, dat dezelve zoude ‘uitgaan van den Vader en den Zoon’ niet dulden, omdat zy de Latynsche kerk beschuldigen van de woordekens ‘ende den Zoon’ zonder haar voorkennisse bygeflanst te hebben in het Constantinopolitaans geloofsformulier en hetzelve alzo vervalscht te hebben.[BA/66] Maar ook heeft de partyschap haar dit gevoelen met eenige gevolgen doen beswaaren, die eerder bewys geven dat zy de eigenschappen van het goddelyke wezen niet te recht begrypen, als dat dezelve haar doen zouden billyken en rechtvaardigen. Zy houden zo vast aan de gevoelens der oud-vaderen en de regels der zeven eerste concilien, dat ze met geene andere yts willen te doen hebben, en ontkennen dat dezelve haar verplichten. | |
[Onderdrukkende maatregelen tegen de Grieks-orthodoxen]Ondertusschen houden zy zeer vast aan ’t geloove dat haar overgeleverd is, verdraagende om de wille van Christus ontallyke smaatheden en knevelaryen welke haar onder de naam van een ‘hoofdgeld’ (by de Turken yova karatch geheten) of uit eenige andere redenen, als ten tyde van oorlog ten inkoop van koorn of boskruit, of ook ten onderhoud van de roeyers van den Grooten Heer, of op andere voorwendzels onder de naamen van lagam, beldar en churek atchase opgelegd werden. Behalven dat zy ’t verval van haare kerkgebouwen – die ze in drie gedeeltens afdeelen, na de menschen zyn die in dezelve gedeeltens haar plaats vinden, als namentlyk eerst voor de priesters in ’t βήμα Ga naar voetnoot+ of ’t heiligste gedeelte; ten tweeden voor de geloovigen, en die onder geen censure of kerkelyke straffen leggen, die ἐν τῷ ναῷ, in de kerk komen; en ten derden voor diegeene die berouw toonen van onder de kerkelyke tucht te hebben moeten komen, by dewelke de catechumenen, of diegeene die noch moeten onderwezen werden, mede gevoegd werden, die πρό του ναού Ga naar voetnoot+ of in een plaatse of portaal vooraan de kerk haar onthouden – zeer moeten tegemoet zien en vreezen, alzo hun niet toegelaaten werd een geheel vervallen of ingestorte kerk (’t zy door brand of ouderdom) te herbouwen, maar wel eenige breuken te repareeren of te herstellen; ‘tgeen haar zeer drukt en lastig vald onder haar zeer geringe inkomsten, die naauwlyks genoeg zyn tot levens-nooddruft en veel min strekken konnen tot metzel- en timmerwerken en ‘tgeen daartoe behoord. Evenwel waaken zy ten uitersten tegen het verval en hebben tegenwoordig nog veel kerken, die tot Constantinopolen alleen wel tot het getal van 25 of 26 loopen, en in Galata op zeven, ’t en waare de laatste branden eenige van dezelve mochten verslonden hebben. Doch ook gebeurd het zomtyds dat door zeer groote presenten het gierig en begeerig hert van deze of geene bassa vermurwt werd, en de herbouwing van een byna vervallen kerk toegelaaten. | |
[pagina 113]
| |
Maar daar ze allermeest in te beklagen zyn, is dat haar zoonen na den ouderdom van zeven jaaren in de afgelegen oorden dikwils van de ouders weggenomen werden om tot jehoglans in de serrails opgevoed, en in het Mahometaansche geloof en godsdienst onderwezen te werden. Deze jehoglans – die ook genomen werden uit de kinderen der Christenen die door den oorlog (’t zy te lande, ’t zy te water) vervoerd en gevangen werden –zyn dan eerst dienaars van ’t serrail en werden, na dat Ga naar voetnoot+ yder bekwaamheid heeft, onderwezen zowel in den wapenhandel Ga naar voetnoot+ als andere bezigheden der Turken. En uit haar werden veeltyds gekozen die tot eerste dienaars van staat gemaakt en verheven werden. Maar, behalven dat dan haaren staat geheel glibberig is, en als ze schoonst schynt het naaste aan den val neigd, zo is dezelve te duur gekocht door ’t verlies van de kennisse Gods, gelyk hy de God des zondaars heeft willen worden in Christus Jesus, en ’t gebrek van zynen waaren dienst. |
|