- Tijl!... Tijl!...
Plotseling werd de aarde als opgelicht en terzijde geworpen. Een arm kwam te voorschijn, nog een, een hoofd en eene borst, en Tijl Uilenspiegel rees uit den kuil op.
- Nele!...
De vrouw sprong op, keek met blikken als van eene krankzinnige de verschijning aan en riep dan met eene van zalige vreugde jubelende stem:
- Tijl!...
Uilenspiegel opende de armen:
- Kom!
Nele wierp zich aan zijne borst en een wijl hield hij haar omstrengeld.
De zon kwam door de gebarsten wolken gluren en ze zond een warmen straal door het van water perelend gebladerte, recht op haar af.
- Gij zijt niet dood, mijn Tijl!
- Dood!... Tijl Uilenspiegel kan door niemand gedood worden... Hij leefde reeds van den eersten stond af dat het Vlaamsche volk geboren werd en zal slechts sterven als het Vlaamsche volk verdwijnt... Lijdt het, is het in nood, dan ziet Tijl telkens het licht, om het te steunen, omdat hij de geest is van dat volk, de geest van Vlaanderen... Wil de macht hem in kluisters klinken, dan komt de maagd van Vlaanderen hem verlossen; doen zijn vijanden hem den dood ingaan, dan komt de maagd van Vlaanderen hem wekken!... Wij zijn eeuwig, Nele!... Eeuwig!...
Hij legde zijn arm om haar middel, zij liet het hoofd op zijn schouder zinken en zoo gingen zij henen, de wijde baan op, naar andere oorden...
Maar, mocht een Godvergeten hand Vlaanderen opnieuw in boeien willen slaan, dan keert Tijl Uilenspiegel weer...