doorgehold, zoodat Tijl het lichaam van zijnen vriend had kunnen vasthouden - een paar oogenblikken slechts - tot het paard van Uilenspiegel, dat gewond was, neerstortte, en beide mannen in zijnen val meesleepte.
Tijl was niet gekwetst en kon Lamme tot in het bosch brengen, waar zij voorloopig veilig waren.
- Lamme! kreet Uilenspiegel, Lamme!
Deze opende de oogen.
Hij zocht de hand zijns vriends en drukte ze.
Met zwakke stem sprak hij:
- Het is er meê gedaan, Tijl!
- Dat is niet waar, Lamme...
Hij maakte omzichtig de jas van zijnen vriend los.
- Ik gevoel het, Tijl. Het Fransch lood zit er diep in... 't heeft mijn Vlaamsch hart geraakt...
- Uw hart werd niet getroffen... Ik zal u redden... Ik zal u naar 't dorp dragen, Lamme... Alle hoop is niet verloren...
- Neen, men zou u gevangen nemen en het zou mij niet baten... We zijn altijd trouwe vrienden geweest, Tijl... Later vinden we elkaar terug...
En, na een poos, met nog zwakkere stem:
- Als ge mijne vrouw mocht ontmoeten... zeg haar dat ik haar steeds heb bemind, dat ik haar steeds trouw bleef... Onze karakters...
Hij drukte krampachtig Uilenspiegel's hand... en was niet meer.
Geruimen tijd bleef Tijl bij het lijk geknield, zonder een traan in de oogen, te erg getroffen om te weenen, maar het hart ineengekrompen van de smart.
Zijn eenige vriend, zijn broeder als het ware, had hem voor immer verlaten...
Uilenspiegel rees eindelijk op, bedekte het lichaam met takken en bladeren, mos en aarde.
- Zelfs geen kuil voor hem in zijn dierbaar land!...
Hij verliet de laatste rustplaats van Lamme Goedzak, den echten Vlaming, die van vreugde en feesten hield, eten en drinken, nooit om den dag van morgen bekommerd was, maar, als 't vaderland, als Vlaanderen hem noodig had, gereed was er zijn leven voor te offeren...
In het dorp, waarheen Tijl zich begaf, werd een tweede tooneel afgespeeld, een treurig tooneel van den opstand.
De boeren, die met de wapens in de hand gevangen waren genomen, en de niet al te erg gekwetsten, moesten voor