in 't grauw gerimpeld smal kort gelaat, en ze lachte schel, als ze zag hoe de twee vrouwen het teeken des kruises sloegen.
- Hi, hi!... Een kind, Anneken... Mag ik het eens zien?
Ze trad binnen.
De vrouw van Klaas stak die hand afwerend uit, als om den kleine te beschermen.
- Handen er af, Nelle! zei de houthakker, kort, half dreigend.
- Wees gerust, ik zal 't kind geen kwaad doen! Ik houd veel van kinderen, van heel kleine kinderen, want als ze grooter worden, komt er de mensch in, en dan deugen ze niet meer.
De oude staarde strak het kindje aan.
De nieuwsgierigheid won het op de vrees van de moeder.
- Wat denkt ge, Nelle? Zal 't een gelukkig kind zijn?
De heks stak de geopende hand uit. Op een blik van Anna, legde Klaas een muntstuk in de perkamenten holte.
En de oude sprak:
- In heel ons land werd nimmer zulk een kind geboren, want het zal onsterfelijk zijn. Er zit een geest in, die zal blijven voortbestaan, als het stoffelijk omhulsel zal vergaan. Die geest zal helder vlammen werpen in den nacht, om voor te lichten hen die goed zijn, en te misleiden hen die boos zijn, te steunen hen die 't waard zijn, te bespotten hen die valsch zijn. De Vlaamsche geest, zoolang verloren, werd in
uw zoon herboren. Zoo zal het wezen, zoo zal het wezen!
En Nelle strompelde de hut uit.
- 'k Versta er geen gebenedijd woord van, zei Klaas.
- Ik evenmin, sprak Anna nadenkend.
- Wie weet zijn het geene tooverwoorden, opperde de vroedvrouw, en ze nam het palmtakje uit het busje met gewijd water, dat aan den wand hing, en zegende Uilenspiegel.