Van ziel en aarde(1952)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] [Ik ben mijn wanhoop in zo diepe vrede] Ik ben mijn wanhoop in zo diepe vrede, mijn schoonste blijdschap met een staag verdriet; en elke rust is onrust - om de moeheid Zijner schreden, en 't felst torment, ach! velde mijn zwakheid niét... Ik dool mijn verten door als in een cel gevangen, ontredderd in zichzelf schijnt wat ik ben en leef, ontdelfd en losgestoten uit al samenhangen is het alsof geen heul, o eenzaam hart, u bleef. Doch ik dwaal onbevreesd in mijne tegendelen, vertrouwd met al dit, en aan al dit vreemd, mijzelve ver, en ver de heul der velen en toch, hoe in mijzelf verdoold, met allen diep vereend. Ik ben mijn wanhoop in zo diepe vrede, mijn schoonste blijdschap met een staag verdriet: elke verkorenheid sloeg met verworpenheden, - in alles heb ik God, en toch, o God, U niet... Vorige Volgende