Davids psalmen(1656)–Henrick Bruno– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio a8v] [fol. a8v] Aen Henrick Bruno, Over sijn wel-overgesette ende gerijmde Psalmen Davids. GY, die de Psalmen van den Konincklicken heylig Dat Goddelicke werck van David Jesse Soon, Stelt op een soeten trant, en maeckt voor alle veylig De weg tot Sang door Rijm en lieffelicken toon, Doet ons verwonderend' op uw' Gedichten staren, Hoe dat gy nauw en stip u bindt aen 't Heylig Woordt, En weet uw' Dicht met 't werck van David soo te paren, Dat aller oordeel is, 't is alles soo 't behoort: Gy pronckt niet met de prael van vergesochte reeden, Maer houdt u aen het werck dat alles in sich heeft, Gy doet daer af noch aen, maer laet het al sijn leeden Behouden, dat aen u geen kleyne roem en geeft. Puyk-dichter gaet vry voort in sulk een kley te ploegen, Wy wachten weer wat goets van u rechtschapen hand, Wy sullen na dien oegst ons alle greetig voegen, Houdt aen terwijl uw' geest in sulck een yver brandt. Joann. de Groot Jacobs. Vorige Volgende