Davids Psalmen, Gedicht, aen deene zijde, door Petrum Dathenum; aen dander zijde, door J. De Brune
(1650)–Johan de Brune (de Oude), Petrus Datheen– AuteursrechtvrijCL. PSALM.1 HAlelujah. Looft den Heer,
In zijn heil’ghdom: lovet hem
In ’t uytspansel zijner sterckt’.
Looft hem over all’ zijn kracht:
Looft hem nae de groot’ en menight’
Van zijn groote heerlickheid.
Ga naar margenoot+ Looft hem met bazuyn-gheklanck:
Looft hem met de luyt en harpe.
| |
[pagina 516]
| |
[Datheen]Der Cymbalen t’aller tijdt,
Welcke seer breedt ende wijdt
Sijns Naems eer moeten bewijsen,
Dies alles dat daer nu leeft,
Dat hem roert end’ asem heeft,
Moet onsen Godt heerlick prijsen.
Eynde der Psalmen. |