queGa naar eind10) quién llama, que quién es. En una de las revueltas del camino se encontró con dos hombres garrote en manoGa naar eind11. Oiga ustedGa naar eind12), buen hombre, ¿sabe usted adonde sale este camino? A la derecha hay una casita blanca, acabada de blanquearGa naar eind13). NubarronesGa naar eind14) grises llenaban el cielo. Algunos rebaños pacían en la llanuraGa naar eind15). El joven se incorporó para mirar al alemán, vio con asombroGa naar eind16) que hablaba en serio, y volvió a tenderse en el suelo. El cura pudo comprobar que la gente rica ni ayunaba en viernes ni oía misa los domingos. El maestro conocía lo bastante de gramática y de álgebra paraGa naar eind17) adquirir a breve plazo los necesarios prestigios de hombre docto. Sabido esGa naar eind18) que no entiende nada de política. ¿Por qué no ha disparado usted? Me ha parecido la distancia largaGa naar eind19) y creí que no le daría (= raken). ¿Usted no cree que se puede vivir en una casa de locos encerrado y ser más feliz con las ilusiones que tengaGa naar eind20) unoGa naar eind21) que
noGa naar eind22) siendo rico y viviendo en un palacio? En lo alto deGa naar eind23) un cerro una recua de mulas tristes, cansadas, pasaban a lo lejos levantando nubes de polvo. Aquí tenemos a otro que talGa naar eind24). Voy a darle a usted delGa naar eind24) mejor que tenemos. SiGa naar eind26 no ha habido guerra (= ruzie) entre nosotros. No era ningúnGa naar eind27) cable (= telegram) de familia con nuevas de un pariente graveGa naar eind28). La alegría de las mujeres puede ser muchaGa naar eind29) ante la colección variada de sus flores. Así lo ha dispuesto el Señor y los hombres debemosGa naar eind30) conformarnos. Sin que nadieGa naar eind31) preguntase Fernando empezó a hablar. Tenía un espíritu servirGa naar eind32). Era una muchacha muy siglo veinteGa naar eind32). Sigue muy niñaGa naar eind32). Floriano era ni que decir tieneGa naar eind33) del grupo de los malos. ¿Pero es que sabemos algunoGa naar eind34) de nosotros lo bastante de eso? CualquieraGa naar eind35) se fía de esta gente.
|
-
eind1)
-
tener que. Wat is het verschil tussen: tengo que partir, he de partir, debo partir, hay que partir?
-
eind2)
-
hacerse famoso beroemd worden. Vgl.: ¿Qué se habrá hecho de él? Wat zou er van hem zijn geworden? Ons worden wordt in het Spaans op allerlei manieren uitgedrukt: las cartas han sido recogidas, ¿qué será de ella?; llegó a ser ministro; ponerse pálido; caer enfermo; volverse loco. Onze passieve constructie geve men in het Spaans liefst met de actieve weer: te llaman, je wordt geroepen, aquí se vende(n) entradas, hier verkoopt men, worden toegangsbewijzen verkocht.
-
eind3)
-
en. Vgl. en la calle, op straat; beber en un vaso, uit een glas drinken; pensar en, denken aan; sentarse en, gaan zitten op; escribir en, schrijven op, enz.
-
eind4)
-
por. Het gebruik van por en para niet altijd streng te scheiden.
Er zijn vele grensgevallen.
-
eind5)
-
saber en poder. Saber is kennen, weten te, geleerd hebben om. Bijv.: no sabe jugar al tenis. No puede jugar al tenis betekent o.a. omdat hij zijn arm verstuikt heeft en dergl.
-
eind6)
-
le. Etymologisch de juiste datiefvorm voor het vrouwelijk. De vorm la zeer gebruikelijk duidelijkheidshalve.
-
eind7)
-
enfrentar. Werkwoord afgeleid van enfrente. In het Spaans worden werkwoorden van vrijwel alle woordsoorten gevormd.
-
eind8)
-
a la puerta. Vgl. a orillas del Turia, aan de oevers van de T.; a cada paso, bij elke pas; al dia siguiente, (op) de volgende dag; a cambio de, in ruil voor; a fuego y hierro, te vuur en te zwaard; a mi parecer, naar mijn mening; a pesar de, in weerwil van; saber a aceite, naar olijfolie smaken, enz.
-
eind9)
-
a cubierta. Het lidwoord is weggelaten omdat het zelfst. nmwr. voldoende bepaald is. Vgl.: ir a misa, ir a gobernación, ir a palacio,
ir a casa de. Het lidwoord wordt in het Spaans verder niet gebruikt in de volgende gevallen: Felipe segundo, Carlos tercero enz.; San Juan, Santa Teresa; en invierno, en verano, in de winter, in de zomer; a fines de, a principios de, a mediados de; es hijo de un personage, hij is de zoon van een invloedrijk man; in apposities: Felipe, rey de España (behalve als de apposities nog nader bepaald wordt).
-
eind10)
-
qué olor más delicioso wat een heerlijke geur; qué hombre más tonto wat een domme man.
-
eind11)
-
de lo que letterlijk van dat wat. Het artikel heeft in het Spaans nog sterk de oorspronkelijke demonstratieve kracht behouden. Vgl.: mi sombrero y el de mi hermano.
-
eind12)
- ¿será ella? zou zij het zijn? ¿Habrá sitio? zou er plaats zijn? Zie les XXII.
-
eind13)
-
se parecen zij gelijken op elkaar; se quieren zij houden van elkaar. Ter versterking kan el uno al otro, la una a la otra, los unos a los otros, las unas a las otras worden gebruikt, of mutuamente, recíprocamente e.a.
-
eind14)
-
a aanduiding van object. Het voorzetsel a als aanduiding van het object wordt
niet gebruikt voor namen van landen met het artikel, bijv. Rusia no supo vencer el Japón. Sommige ww. krijgen gevolgd door a een andere betekenis: perder un hijo een zoon verliezen, perder a in 't verderf storten; querer un empleado een bediende willen hebben, querer a liefhebben.
-
eind15)
-
lo que valen. Zie onder 11. Vgl. lo que dice no me parece aceptable. Zie ook les XXI.
-
eind16)
-
aprovecharlo todo. Vgl.: todo lo sabe. Todo als voorwerp wordt, als het aan het ww. voorafgaat altijd en als het op het ww. volgt meestal weer opgenomen of geanticipeerd door lo.
-
eind17)
-
se pasaba. Het reflexief geeft een zekere intensiteit aan het ww. Vgl. comerse, beberse, llevarse, entrarse.
-
eind19)
-
habrá. Hay hombres er zijn mensen, no habrá sitios er zullen geen plaatsen zijn.
-
eind20)
-
antes que. Dikwijls te vertalen met liever dan, bijv. antes morir que sufrir tal desgracia.
-
eind21)
-
vea. Voor subj. zie les XXIV.
-
eind22)
-
cargar con opnemen, optillen. Vgl. soñar con dromen van, llevar consigo bij zich dragen, acabar con alguien met iemand afrekenen. N.B.: con ser muy viejo tiene poca experiencia, al is hij dan ook oud (hoewel hij oud is)....
-
eind23)
-
lo hem. Etymologisch de juiste vorm, le als accusatief is daarnaast gekomen ter onderscheiding van het onzijdige lo. Vgl. los, les. Zie les XIII.
-
eind24)
-
las piernas. In persoonsbeschrijvingen het lidwoord, bijv.: tiene las manos blancas, el pelo rizado, los ojos azules. Het lidwoord wordt in het Spaans ook gebruikt in de vlg. gevallen waar wij het niet gebruiken: los jueves tengo concierto, se marchó el lunes de la semana pasada, llegó a la una (dus bij tijdsbepalingen); el oro es más caro que la plata (dus bij stofnamen); la prudencia y la sabiduría van juntas (dus bij abstracta).
-
eind1)
-
la Conchita. In gemeenzame taal wordt het artikel gebruikt voor vrouwen- en meisjesnamen. Conchita verkleinwoord van Concha, samentrekking van Concepción. De Spaanse meisjes krijgen vrijwel zonder uitzondering een naam van Maria met een der deugden, eigenschappen of bijzonderheden welke aan de Heilige Maagd worden toegekend: María de los Dolores, María de la Concepción, Mana del Pilar enz. Veel voorkomende afkortingen: Pepa, Pepita (Josefa), Lola, Lolita (Dolores), Mariquita (Maria), Tula (Gertrudis), Panchita (Francisca).
-
eind2)
-
sino maar. Dit voegwoord wordt gebruikt als in het tweede lid van de zin een stellige weerlegging en tegenstelling wordt gegeven van de ontkenning uit het eerste lid, bijv. no es viejo sino joven, no lo hizo Pepita sino Lola. Soms ook = behalve, letterlijk: indien niet, tenzij: nadie contestó sino la Tula. Het moet vertaald worden met slechts na ontkenning in zinnen als: no le pidió sino que la dejase sola. No sólo.... sino = niet alleen.... maar ook.
-
eind3)
-
organillo. Verkleinwoord. Vgl. chiquilla.
-
eind4)
-
no.... nada niets. Vgl.: nada me asombra. Zie les XXVIII.
-
eind5)
-
por muy grande que sea hoe groot hij ook zij.
-
eind6)
-
se las echa de gracioso, de sabio hij doet of hij grappig is, hij hangt de geleerde uit. Elliptische uitdrukking, vgl. arreglárselas het aanleggen, bijv. ¿cómo te las arreglas para? hoe leg je het aan om?
-
eind7)
-
lo mejor. Gesubstantiveerd bijv.nmwr.
-
eind8)
-
comenzar a. De ww. van beweging worden gevolgd door het voorzetsel a: ir a, salir a, volver a. Verder ook andere ww. zoals aprender a escribir, leren schrijven.
-
eind9)
-
por hier = bij. De grondbetekenis van por is: door, door middel van, ter wille van. Verder ook over, door (van plaats); por tierra, por Madrid; (van tijd): por todo el año, por tres semanas, era por febrero, het was in F.; por la tarde, in de loop van de middag. Mandar por, sturen om; entender por, verstaan onder, quedar por, beschouwd worden als, doorgaan voor. Grensgevallen met para (= ten gunste van, ten behoeve van): hablar por, spreken ten gunste van, declararse por, zich verklaren voor.
-
eind10)
-
se pusieron a begonnen te. Het begin van een handeling wordt in het Spaans op verschillende wijzen uitgedrukt, a) De oorspronkelijke inchoatieven, zoals envejecerse, enrojecer, palidecer e.a., zijn verouderd, b) Het pretérito kan het begin van een handeling aangeven, bijv.: supe ik kwam te weten; le conocí en B., ik leerde hem in B. kennen, c) Echar a, romper a beginnen te: echó a correr, rompió a llorar, d) Venir a, ir a komen tot, beginnen: vino a deslizarse, begon te glijden, slippen; voy a trabajar, ik ga, zal, begin te, werken.
-
eind11)
-
después de cerrar nadat hij gesloten had. Vgl. luego de entrar, onmiddellijk nadat hij was binnengekomen.
-
eind12)
-
parece que. Onpersoonlijk ww. waar wij een pers. ww. zouden verwachten. Typisch voor de hedendaagse spreektaal.
-
eind13)
-
otro een ander. Als bijv. nmwr. heeft otro vrijwel nooit het onbep. lidwoord, evenmin als cierto, medio, tal, tanto, tamaño. Doordat un, una nog sterk het karakter van telwoord heeft gebruikt men het als lidwoord slechts als het inderdaad een zelfst. nmwr. als een enkel feit of zaak moet bepalen, of wanneer dit nader bepaald is, bijv.; corre como una liebre, hij rent als een haas, es un escritor de fama. In andere gevallen blijft het achterwege, bijv.: es buen médico, es francés, tiene mala reputación, en in rhetorische vraagzinnen of uitroepen: ¿hay tipo más tonto?; na ontkenningen en bij twijfel: no hay médico como él, dudo de que haya médico como él.
-
eind14)
-
si fuera enz. Zgn. irrealis, d.i. onvervulbare wens; het ww. uit het eerste lid staat in de subj. imp. (fuese, of fuera), het tweede lid in de subj. of condic. (hubiese, hubiera, habría).
-
eind15)
-
hace tiempo lang geleden. Hace un mes, dos
días, een maand, twee dagen geleden.
-
eind16)
-
poner una casa.... opzetten. Poner heeft vele betekenissen, de grondbetekenis is plaatsen, stellen, zetten.
-
eind17)
-
para jueves tegen Donderdag.
-
eind18)
-
hicieran mochten, konden doen. Subj. omdat het een nog denkbeeldig feit is.
-
eind19)
-
adormilado slaperig. Adormilarse, adormitarse in slaap vallen. Dormilón langslaper.
-
eind20)
-
cien. In de spreektaal en ook in de goede schrijftaal reeds dikwijls cien waar de spraakkunst nog ciento voorschrijft. Zie les XVII.
-
eind21)
-
lo exóticos.... Vgl.: me encanta la chiquilla por lo graciosa que es, te verklaren uit omzetting van: por lo que es graciosa.
-
eind23)
-
cafetín cafétje. Vgl.: chiquetín.
-
eind24)
-
hiciese. Subj. na ww. van bevelen, gelasten. Het voegwoord que valt na zulke ww. dikwijls weg.
-
eind25)
-
tomé, busqué. Pretérito. Opvolging van handelingen.
-
eind26)
-
pegar plakken. Vele betekenissen, bijv.: pegar un puntapié, un tiro; el fuego pega, vat vlam; él se la pegó hij nam hem (haar) er tussen.
-
eind27)
-
hace bueno, malo het is mooi, slecht weer. Hace calor, frío het is warm, koud.
-
eind28)
-
ese. Grondbetekenis, die bij u, vervolgens: de u welbekende, u weet wel welke. Soms minachtend. Let op constructies als: un libro de esos voluminosos zo'n dik boek.
-
eind29)
-
voy a ir ik zal (eens) gaan; no vamos a decirle wij zullen hem niet
zeggen. Ir a treedt in de plaats van het futuro, vooral in de omgangstaal.
-
eind1)
-
nadie iemand, na ontkenning.
-
eind2)
-
le colgaba del cuello aan zijn hals hing. In het Spaans dikwijls lidwoord met pers. vnmw. als indirect object waar in het Nederl. een bezitt. vrnmw. wordt gebruikt. Bijv.: se quitó el abrigo, hij deed zijn jas uit; me duele el brazo, ik heb pijn aan mijn arm.
-
eind3)
-
a lo que. Men zou verwachten: dijeron lo a que iban. Zulk een contractie van antecedent en betrekk. vrnmw. komt in het Spaans vaker voor.
-
eind4)
-
es mucho libro dat is een belangrijk boek. Vgl. es mucha verdad dat is maar al te zeer waar.
-
eind5)
-
gran cosa. Cosa is in negatieve zinnen gelijk nada. Hier dus: vrijwel niets.
-
eind6)
-
es de saberse men moet, dient te weten.
-
eind7)
-
que. Men vertale deze zin: ik zag O. terwijl hij bezig was. Vgl. overeenkomstige Franse constructie.
-
eind8)
-
hacerse lenguas de hoog opgeven van.
-
eind9)
-
el otro día onlangs. La otra tarde onlangs op een middag.
-
eind10)
-
que. Zie voor dit zgn. pleonastische que les XXVII.
-
eind11
-
garrote en mano. Elliptische zin (con el g. en la m.) bijvoegl. gebruikt. Het Sp. is zeer rijk aan dergelijke constructies. Bijv.: en una reunión vi un sinnúmero de jóvenes mano arriba, en otra otros tantos puño cerrado resp.: met de hand omhoog (fascisten), met gebalde vuist (volksfronters).
-
eind12)
-
oiga lett. hoor, gebruikt als ons zeg. Oye Pepe, zeg eens P.; ¡oiga! aannemen!
-
eind13)
-
acabada de blanquear pas gewit.
-
eind14)
-
nubarrón zware wolk. Vgl. voor augmentativos en despectivos cucharón, mujerona, perrazo, pajarraco, vinacho, latinajo, clerigalla, ventorro, hidalgote, pajaruco, casucha, gentuza, nevasca.
-
eind15)
-
llanura vlakte, afgeleid van llano vlak. Vgl. hermoso, hermosura; loco, locura; negro,
negrura.
-
eind16)
-
con asombro stom verbaasd. In het Sp. is de praepositionele uitdrukking in plaats van bijwoord zeer veelvuldig.
-
eind17)
-
lo bastante.... para + inf. voldoende om.
-
eind19)
-
larga te lang. Vgl. los zapatos me quedan estrechos te nauw, es mucho het is te veel. Demasiado wordt slechts gebruikt als dit volstrekt nodig wordt geacht.
-
eind20)
-
tenga mocht, kon hebben. Denkbeeldig geval, derhalve subj.
-
eind21)
-
uno men, ik. Uno no sabe a qué atenerse, men (ik) weet niet waaraan zich (me) te houden; una se desvive para los otros y luego, ik (een vrouw spreekt) sloof mij af voor de anderen en vervolgens....
-
eind22)
-
no. In het Nederlands een stellige zin. In de spreektaal en ook wel in de schrijftaal ontmoet men zulke constructies vaker. Bijv.: más grande que no piensas, groter dan je wel denkt; más vale quedarse en casa que no salir, dan wel....; dikwijls na ww. van vrezen en dgl. In de Nederl. volkstaal vindt men overeenkomstige gevallen.
-
eind24)
-
del mejor.... van de beste die wij hebben. Zie les XVI.
-
eind26
-
si leidt wel uitroep van verbazing en besliste ontkenning in. Bijv. si no lo sé, ik weet het immers niet.
-
eind27)
-
ningún volstrekt geen. Ella no es ninguna niña, zij is volstrekt geen kind.
-
eind28)
-
grave elliptisch: en estado grave, ernstig ziek. Está muy grave, hij is erg, bedenkelijk, ziek.
-
eind29)
-
mucha groot. In deze betekenis (idee van hoeveelheid voor grootte) komt mucho dikwijls voor. Ander merkwaardig gebruik van mucho: mucho (que
sí) zeker. Mucho será que no venga, het zou me al erg verbazen als hij niet kwam. ¿Qué mucho que....? is het zo vreemd dat...? Ni con mucho bij lange na niet.
-
eind30)
-
los hombres debemos wij mensen moeten. Elliptisch. Nosotros is uitgevallen.
-
eind32)
-
un espíritu servir. Werkwoord als bijv.nmw. Es muy niña, zij is nog een (onnozel) jong kind; un viaje relámpago, een zeer snelle reis, zelfst. nmwr. als bijv. nmwr. Vgl. Es una muchacha muy siglo veinte. In het hedendaagse Spaans zijn zulke constructies veelvuldig.
-
eind32)
-
un espíritu servir. Werkwoord als bijv.nmw. Es muy niña, zij is nog een (onnozel) jong kind; un viaje relámpago, een zeer snelle reis, zelfst. nmwr. als bijv. nmwr. Vgl. Es una muchacha muy siglo veinte. In het hedendaagse Spaans zijn zulke constructies veelvuldig.
-
eind32)
-
un espíritu servir. Werkwoord als bijv.nmw. Es muy niña, zij is nog een (onnozel) jong kind; un viaje relámpago, een zeer snelle reis, zelfst. nmwr. als bijv. nmwr. Vgl. Es una muchacha muy siglo veinte. In het hedendaagse Spaans zijn zulke
constructies veelvuldig.
-
eind33)
-
ni que decir tiene dat behoeft niet gezegd te worden, dat spreekt van zelf.
-
eind34)
-
es que sabemos alguno de nosotros weet soms iemand van ons. Constructie typisch voor de spreektaal.
-
eind35)
-
Cualquiera in uitroepen: niemand. Vgl. En mi vida he oído tal cosa, nooit van mijn leven heb ik zo iets gehoord.
|