Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 2
(1937)–Johan Brouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Negentiende les
|
¿Quién habla en el pasillo? | wie spreekt er in de gang? |
¿De quién es este sombrero? | van wien is deze hoed? |
¿Quiénes son los señores que te han acompañado? | wie zijn de heren die je hebben vergezeld? |
Cuál, meervoud cuáles, kan zelfstandig en bijvoeglijk worden gebruikt, voor personen en voor zaken. Het moet vertaald worden met wie, welke, soms ook door wat. Het vraagt naar de onderscheidende eigenschappen van mensen of dingen, of het vraagt naar enkele personen of zaken uit een groep of verzameling.
¿Cuál es el sombrero de usted? | wat (‘welke’) is uw hoed? |
¿Cuáles de estos libros escoge usted? | welke van deze boeken kiest u uit? |
¿Cuáles de los estudiantes entienden el español? | wie van de studenten verstaat Spaans? |
¿Cuáles hombres? | welke, wat voor mannen? |
¿Cuáles libros? | welke boeken? |
Het bijvoeglijk gebruik van cuál is zelden, gewoonlijk wordt het zelfstandig gebruikt. Men lette overigens op het verschil in zegswijze in het Spaans en in het Nederlands:
¿Cuáles son los países que conoce mejor? | wat (‘welke’) zijn de landen die u het beste kent? |
Qué kan eveneens zelfstandig en bijvoeglijk gebruikt worden. Het vraagt naar de algemene geaardheid van de betrokken persoon
of zaak. Men kan het meestal vertalen met wat als het zelfstandig is, en met wat voor als het bijvoeglijk wordt gebruikt.
¿Qué le falta a usted? | wat ontbreekt u? wat heeft u nodig? |
¿Qué desea usted? | wat wenst u? |
¿Qué libro lee usted? | wat voor boek leest u? |
¿En qué países ha viajado usted? | in wat voor landen heeft u gereisd? |
¿Por qué (of porqué) le dejan solo? | waarom laten zij hem alleen? |
Qué heeft als onmiddellijk object (objeto directo) nooit het voorzetsel a.
Het gebruik van de vragende vrnw. is in indirecte vragen geheel gelijk aan dat in directe vragen. Zij behouden het accentteken.
Merkwaardige betekenis en typisch Spaans gebruik van quién, cuál en qué
Corrieron a cuál más | zij liepen om het hardst |
Comimos uvas a cuál más rica (ook wel ricas) | wij aten druiven, de een was nog lekkerder (sappiger) dan de ander |
Quién met subjuntivo imperf., in uitroepen, moet vertaald worden met ‘als ik....’ bijv.:
¡Quién hubiera estado aquí! | was ik maar hier geweest; als ik maar hier was geweest |
Qué in uitroepen van bewondering, verbazing, ontzetting en dgl.
¡Qué teatro! | wat een schouwburg! |
¡Qué dolor! | wat een verdriet! |
¡Qué lástima! | wat jammer! |
¡Qué lista es! | wat is zij slim! |
¡Qué! ¿no ha llegado? | wat! is hij niet gekomen? |
Soms wordt het bijvoegl. nmwr. in een met qué ingeleide zin versterkt met tan (lett. zo, zozeer) of más, bijv.:
¡Qué hombre tan listo! | wat een schrandere man! |
¡Qué chico más tonto! | wat een domme jongen! |
(Dit zijn elliptische zegswijzen, de gedachte van de laatste zin bijv. is: ¿qué chico hay que sea más tonto que éste?, wat voor jongen is die nog dommer is dan deze? of, ¡qué chico! es más tonto que todos).
In indirecte vragen wordt qué in het Nederlands weergegeven met hoe, wat voor een, bijvoorbeeld:
¿Ya comprendes qué listo es este joven? | begrijp je nu al hoe slim dit jongmens is? |
Ya comprenderás qué chico más listo él es | je zult wel begrijpen wat voor een schrandere jongen hij is |
¿Qué tal? betekent hoe maakt u het, ook wel, wat denkt u ervan, en dergelijke. Het staat dikwijls alleen, elliptisch. Verbonden met een zelfst. nmwr., het ww. wordt gewoonlijk weggelaten, betekent het hoe vindt u het?, hoe is het uitgevallen? en dgl. Het is een gemeenzame, in de omgangstaal veel voorkomende uitdrukking.
¿Qué tal, Juan? | hoe maak je het, Jan? |
¿Qué tal el viaje? | hoe staat het met de reis, hoe is de reis geweest? |
¿Qué tal el libro? | hoe vind je het boek? |
¿Qué de...! in uitroepen betekent wat een...! Bijvoorbeeld:
¡Qué de cosas nos pasaron! | wat een dingen zijn ons overkomen! |
Cuánto dient hier ook genoemd te worden onder de interrogativos. Het betekent hoeveel, en kan bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt. Als bijvoegl. nmwr. richt het zich in geslacht en getal naar het zelfst. nmwr. waar het bij hoort.
¿Cuánto señoras hay en la reunión? | hoeveel dames zijn er in de vergadering? |
¿Cuántas cuesta este abrigo, esta camisa? | hoeveel kost deze overjas, dit overhemd? |
In uitroepen wordt cuánto dikwijls als bijvoegl. nmwr. collectief gebruikt. Het zelfst. nmwr. staat dan in het enkelvoud.Ga naar voetnoot1) Bijv.:
¡Cuánto coche! | wat een massa auto's! |
¡Cuánto libro aquí! | wat een massa boeken hier! |
Tweede groep onregelmatige werkwoorden
Vrijwel alle werkwoorden op -acer, -ecer, -ocer en de werkwoorden op -ucir schuiven bij een uitgang op -a of -o een z voor de c in, dus -azco, ezco enz. Dit gebeurt dus in de eerste persoon
indicativo presente, de gehele subjuntivo presente, de imperativo met een ontkenning (men noemt deze vetativo of prohibitivo) en in de beleefdheidsvormen van de imperativo, welke, zoals men reeds zal hebben opgemerkt, eigenlijk subjuntivovormen zijn.
Voorbeeld, conocer leren kennen, kennen
Presente | ||
---|---|---|
Indicativo | Subjuntivo | Imperativo |
conozco ik ken enz. | que conozca dat ik ken(ne) enz. | conoce (tú) ken |
conoces | que conozcas | conozca (usted) |
que conozca | conoced (vosotros) | |
que conozcamos | conozcan | |
que conozcáis | ||
que conozcan | no conozcas (tú) | |
no conozca (usted) | ||
no conozcáis (vosotros) | ||
no conozcan (ustedes) |
Als conocer worden vervoegd o.a. de volgende werkwoorden:
aparecer | voor de dag komen, plotseling verschijnen |
carecer de | missen, gebrek hebben aan |
agradecer | bedanken voor iets, dankbaar zijn voor |
complacer | terwille zijn |
complacerse en | behagen scheppen in, plezier hebben in |
compadecer | medelijden hebben met |
empobrecer | verarmen |
enriquecerse | zich verrijken |
envejecer | oud worden |
establecerse | zich vestigen |
engrandecer | groter maken |
engrandecerse | groter, belangrijker worden |
favorecer | begunstigen |
florecer | bloeien |
lucir | pronken met |
merecer | verdienen (lof-prijzing bijv.), waard(ig) zijn |
nacer | geboren worden, ontstaan |
crecer | groeien |
obedecer | gehoorzamen |
padecer | lijden, dulden |
parecer | schijnen, toeschijnen |
perecer | omkomen |
pertenecer | toebehoren, behoren tot |
permanecer | verblijven |
resplandecer | schitteren |
(De ww. als enriquecerse zich verrijken, rijk worden; envejecer oud worden en dgl. worden weinig meer in de levende omgangstaal gebruikt. Zie les XXVIII). Tot deze groep behoren niet hacer (zie les XXVI) en placer (zie les XXVIII), mecer wiegen (mezo), empecer beletten, schaden (empezo) en cocer koken (cuezo).Ga naar voetnoot1)
De werkwoorden op -ducir hebben behalve het voornoemde verschijnsel ook een onregelmatige pretérito definido en een onregelmatige subjuntivo imperfecto en subj. futuro.
Voorbeeld, traducir vertalen
Presente | ||
---|---|---|
Indicativo | Subjuntivo | Imperativo |
traduzco | que traduzca enz. | traduce |
traduces | traduzca | |
enz. | traducid | |
traduzcan | ||
Imperfecto | ||
traducía | que tradujera, tradujese | |
enz. | que tradujeras, tradujeses enz. | |
Preterito definido | ||
Subj. futuro | ||
traduje | que tradujere | |
tradujiste | que tradujeres | |
tradujo (de klemtoon valt op de u!) | enz. | |
tradujimos | ||
tradujisteis | ||
tradujeron |
Dezelfde vervoeging als traducir hebben de volgende ww.
aducir | aanvoeren (van bewijzen bijv.) |
deducir | afleiden (concluderen) |
inducir a | bewegen tot |
seducir | verleiden |
introducir | inleiden, invoeren, introduceren |
producir | voortbrengen, teweegbrengen, veroorzaken |
reducir | beperken, terugvoeren tot, herleiden |
Woordenlijst
la jaqueca | de schele hoofdpijn, migraine |
padecer de | lijden aan |
ahorrar | sparen |
el alimento | het voedsel |
la harina | het meel |
aunque | hoewel |
la mentira | de leugen |
parece mentira | het klinkt ongelooflijk, onwaarschijnlijk |
el nombre de pila | doopnaam, voornaam |
la pila | de doopvont |
confiarse a | zich toevertrouwen, zijn vertrouwen geven |
bondadoso | goedhartig |
la lucha | de strijd, de worsteling |
pretender | aanspraak maken op, voornemens zijn |
el trozo | het stuk, het fragment |
la semana pasada | vorige week |
la falta | de fout |
el escolar | de scholier, de schooljongen |
sospechar | vermoeden |
anoche | gisterenavond |
el olor | de lucht, de geur |
delicioso | heerlijk, verrukkelijk |
la chica | het meisje |
anticuado | verouderd |
la cosecha | de oogst |
entrar en conversación | een gesprek beginnen |
pesado | zwaar, drukkend, vervelend |
la Cruz Roja | het Rode Kruis |
agotado | uitgeput; van boeken, uitverkocht |
largo | lang |
el límite | de uiterste grens, de limiet |
la ambición | de eerzucht, de ambitie |
el retrato | het portret |
escribir (met onregelm. verleden deelwoord escrito) | het portret schrijven |
crear | scheppen, tot stand brengen, creëren |
el estado de alma | de zielsgesteldheid, de gemoedstoestand |
la actitud | de houding, de levenshouding |
formidable | ontzaglijk |
el suceso | de gebeurtenis |
el ruído | het geluid |
lejano | ver verwijderd |
el porvenir | de toekomst |
gracioso | grappig |
el gorro | de muts |
infortunado | ongelukkig |
lindo | lief, snoezig |
la tubería | de buisleiding, het buizennet |
el termosifón | de geiser |
asistir a | bijwonen |
la estrella | de ster |
suceder | } gebeuren |
ocurrir | } gebeuren |
de oídas | van horen zeggen |
de vistas | van gezicht |
el camarero | de kellner |
adelantar | voortgaan, vorderen, ‘opschieten’ |
célebre | } beroemd |
afamado | } beroemd |
parecerse | gelijken op |
el campo | het land, de akker |
aquí | hier |
estoy lucido | ik ben lelijk af, ik maak een raar figuur |
lucirse | uitblinken |
horrible | verschrikkelijk |
el susto | de schrik |
asustarse de | schrikken van |
los gastos de | de reis- en verblijfkosten |
tren y fonda compadecer | medelijden hebben met |
(le compadezco | ik heb medelijden met hem) |
desde hace mucho | sinds lang |
establecerse | zich vestigen |
la importancia | de belangrijkheid, het belang |
carece de importancia | het is van belang ontbloot |
el elogio | de lof |
desaparecer | verdwijnen |
la prueba | het bewijs |
la impresión | de indruk |
el efecto | de uitwerking, het effect |
Oefening A
Padezco de jaqueca. ¡Qué de cosas se cuentan los hombres! Para ahorrar el dinero de sus libros redujo el alimento a una sopa de harina. Aunque parezca mentira no juego, dijo (= zei) el joven. ¿Cuál de las muchachas se ha casado? No me han contado cuál de las muchachas se había casado. ¿Cuál es su nombre de pila, Juan o Pedro? Sólo a mí se confía, porque le parezco bondadoso, confesó el maestro. ¡Qué grandes luchas en qué pequeño pueblo! ¿Qué pretende esta gente? ¡Quién lo hubiera pensado! (voor deze subjuntivo zie les XXIV). No me han contado quiénes son aquellos (= die) hombres. ¿En quién estás pensando? Aquí vive una familia que no conozco. Tradúzcame (= voor mij) este trozo de prosa moderna. Lo traduje la semana pasada. ¡Cuánta falta! dijo (= zei) el escolar. ¡Qué tal si hoy nos olvidásemos de todo y nos quedásemos aquí, en el campo? ¿Qué te parece? ¡Yo qué habría de sospechar que (= dat) no volvería a casa! (= vrij vertaald: hoe had ik kunnen....) ¿A qué hora llegó anoche? La obra produjo admiración entre todos. ¡Qué olor más delicioso!
Yo me paré a ver (= om te zien) en qué terminaba la disputa. Aquel (=die) día nos hablamos de tú, no sé (= ik weet niet) por qué. ¿Conoce usted estas chicas? Las conozco de vistas. Es posible que esta (= deze) manera de ser nazca de un romanticismo anticuado. ¿Qué le debo a usted? Y la cosecha ¿qué tal es? preguntó Fernando para entrar en conversación. ¡Qué vida más pesada la de esta gente! La luz del sol le produjo un efecto de dolor en los ojos. Las muchachas a cuál más bonitas se dedicaban a vender flores para la Cruz Roja. Y tú ¿qué es de tu vida? (=hoe staat het met). ¿Por qué no me lo has rogado a mí? Parecían agotados todos los temas de conversación. ¿Cuál era el límite de su ambición? ¿Qué tal (= wat zou je er van zeggen) Pedro, si te ofreciera un retrato de ella? ¡Quién pudiera (= subj. imperf. van poder kunnen) crear para cada estado de alma una frase y una actitud! No se había conocido una baja tan (= zo) formidable. ¡Cuánto suceso en un día! ¿Qué es este ruido lejano? ¿Cuáles serían sus amigos del porvenir? ¡Qué graciosa estaba Concha (= een meisjesnaam) con el gorro de papel! ¿Qué habría sido de su dinero? ¡Qué vida tan infortunada fué la (hier - dat) de este hombre! ¡Qué gracioso, qué lindo es lo que (= hetgeen) él nos contó! El cuarto de baño carecía de tuberías, de termosifón, y hasta de agua. Se la conocía de oídas. Yo pertenezco a un mundo desaparecido. ¿Qué derechos tiene usted para hablar? Ese (= die) hombre que (= die, welke) no juega ¿quién es? preguntó el camarero. ¿Qué adelantará usted con eso (= daarmee)? Ofrézcale algo al señor. Le ofrecí pitillos pero no fuma. Nací en Madrid, mi padre nació en Málaga. Me rogó que tradujese su libro al (= in het) español. Se parecen poco. Le agradezco a usted su amable carta. No me agradezca usted. Estos (= deze) campos producirán poco. ¿Quién le introdujo a usted aquí? Ellos se han lucido mucho. ¿Qué significa ‘estoy lucido’? ¡Ay, qué susto! ¿Quién llama? (in de telefoon = hallo!)
Oefening B
Wij hebben hem in Madrid leren kennen (pret. indef. van conocer). Hoe vindt u mijn (= mi) hoed? De reis- en verblijfkosten zijn zeer (= mucho, na verleden deelw. plaatsen) verminderd. Hebt u geen medelijden met dezen jongeman, hij verdient het niet. Ik ken hem al lang, zijn ouders hebben zich hier gevestigd toen (= cuando) hij geboren werd. Het komt mij voor dat dit (= esto) niet van belang ontbloot is. Wie heeft u bericht gezonden van zijn komst? Wij danken u voor de aardige prentbriefkaarten. Welke? Wat voor prentbriefkaarten? Lieve help (válgame Dios), wat een schrik. Bent u geschrokken? En
of (= ya lo creo). Wat denkt u ervan, zullen wij dit boek in het Spaans vertalen? Het komt ons voor dat (= que) het boek alle lof (meervoud) verdient. Wat voor boeken leest u? Hij lijkt veel op zijn vader. Wie? Jan. Wie is Jan? Wie van die (= esos) jongens is Jan? Hij zal wel (=ya, voor aan de zin plaatsen) voor de dag komen. Wanneer (= cuándo) is hij verdwenen (pret. defin.)? Ik groei, hij groeit, hij zal groeien. De akker brengt veel op. Jan, vertaal jij deze oefening. Als ik tijd had zou ik hem vertalen. Deze schrijver voert veel bewijzen aan en zijn boek zal veel indruk maken. Hoeveel studenten hebben de bijeenkomsten bijgewoond? Wat een massa sterren! Wat een aardig meisje! Welk? Wat een grappige man! Wat een verschrikkelijke dingen zijn hier (aquí, achter het verleden deelw. plaatsen) gebeurd. Hoe heet de dokter? Wat is zijn voornaam en wat is zijn familienaam? Het schiet me niet te binnen wat zijn voornaam is. Waarom vraagt u het hem niet? Waartoe? Het komt mij voor dat hij Entrambosmontes heet. Wat een lange naam! Wat een grappige naam! Waar denkt u aan? Aan drie oefeningen die (= que) wij moeten vertalen, de een is nog vervelender en moeilijker dan de ander. Als u zich hier vestigde zou u verschillende kunstenaars en schrijvers leren kenenn, de een nog beroemder dan de ander. Bloeien de kunsten hier? Aan wie schrijft u? Waarover schrijft u? Over wat voor onderwerp (= asunto)? Zij liepen om het hardst. Was ik er maar bij geweest, dan had ik de prijs ( = el premio) gewonnen. Wat! U? Waarom zou u de prijs gewonnen hebben? Zij vestigden zich in de nieuwe wijk, zij waren rijk geworden met het invoeren van Nederlandse radio-artikelen. Ik hoop dat het lot u begunstigt, en dat u later uw (= sus) vrienden dankbaar is voor hun (= sus) goede raadgevingen. Wat! Heeft u geen (= niet) medelijden met hem? Ik heb medelijden met al degenen die (= todos los que) in deze (= estas) omstandigheden verarmen. Ik maak mijn roem (= la fama) groter met de wapenen, zei (= dijo) de generaal. Al (= aunque, met subj.) verarmt het hele (= todo el) land, hij zal zich daar niet om bekommeren (= preocuparse). Wie zou meerder lof (mrv.) verdienen dan hij? Hij begunstigt de kunsten en wetenschappen, dank zij (= gracias a) hem is de stad groter geworden. Wat een nobel mens, wat een verheven karakter! Heb geen (= niet) behagen in de tegenspoed (hier: mala suerte) van uw (= sus) tegenstanders. Wat een oude man! Hij is in achttienhonderd acht en veertig geboren, hij heeft mannen van de revolutie van achttienhonderd acht en zestig gekend.
- voetnoot1)
- Men vergelijke dit met ¡mucho libro!, ¡mucho coche! veel boeken, veel auto's!
- voetnoot1)
- Deze laatst genoemde ww. behoren nl. niet tot de zgn. inchoatieve ww. uit het Latijn en Vulgair Latijn. Deze inchoatieve betekenis van voornoemde ww. is vrijwel geheel verloren gegaan. Voor de wijze waarop deze schakering van de aard der handeling wordt uitgedrukt in het tegenwoordige Spaans zie bl. 95 en 96 woordenlijst.