De 'Tafelspelen' van Pieter Cz. Hooft
(1992)–T.H.J. Broekmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording van de wijze van translittereren en annoterenIk heb ernaar gestreefd hier een diplomatische uitgave, en wel een zogenaamde studie-uitgave te presenteren, althans van de eerste drie spelen. Daarbij heb ik moeten afzien van het opnemen van een apart variantenapparaat om de eenvoudige reden dat er van de drie spelen die we in handschrift kennen, slechts één tijdens het leven van de auteur in druk verschenen is, namelijk Mommerij, in 1611 en 1618. Vergelijking van beide gedrukte teksten leverde slechts spellingvarianten op; de varianten tussen het handschrift en beide zeventiende-eeuwse edities zijn opgenomen bij de manuscriptologische aantekeningen. Beide andere spelen kennen we dus slechts in één versie: de autograaf. Paris Oordeel is hier uitgegeven naar de druk van Gedichten 1636. Ik heb daarbij gebruik gemaakt van de tekst in Alle de gedrukte werken, deel 3, blz. 171-181. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De translitteratiesIn de manuscriptologische aantekeningen is bij de translitteraties gebruik gemaakt van het systeem-Hellinga. De meeste edities van zeventiendeeeuwse teksten berusten immers tegenwoordig daarop. Ik heb daarbij echter wel de verbeteringen en aanvullingen overgenomen die voorgesteld zijn door P.J. VerkruijsseGa naar eind1.. Zijn systeem voldoet in de praktijk uitstekend, al lijkt me een teken als dat voor de open variant onnodig complex: */* ab */*. Gelukkig echter kwamen in de handschriften die ik bewerkt heb, alle open varianten in de linkermarge voor, zodat ik kon volstaan met ... en daarbij de opmerking dat het om een open variant ging.Natuurlijk ben ook ik herhaaldelijk geconfronteerd met de traditionele problemen van de translitteratie van Hooft-autografen: is er sprake van een hoofdletter of kleine letter; zijn twee woorden aaneengeschreven of niet; staat er na een apostrof een spatie; onzekerheden met betrekking tot interpunctietekens; de y/ÿ/ij-, v/u- en j/i-kwesties. Bij de eerste twee gevallen is mijn twijfel dienaangaande steeds expliciet aangegeven in de manuscriptologische aantekeningen, en wel door middel van respectievelijk A/a en ab┆cd. Indien een woord eindigt met een apostrof heb ik steeds een spatie ingelast voor het volgende woord: in vrijwel alle gevallen komt dit overeen met een duidelijk zichtbare spatie in het handschrift. Als een vorm begint met een apostrof, zoals bij 't en 'T, en de vraag zich voordeed of dit woord al dan niet verbonden was met de daarop volgende taalvorm, heb ik bij afwezigheid van een overtuigendeGa naar eind2. grafische verbinding, steeds gescheiden getranslittereerd. Onzekerheden aangaande interpunctietekens zijn steeds vermeld, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetzij als zodanig, hetzij via een opmerking over een ander interpunctieteken in de uitgave van Stoett. Ook in de kwestie y/ÿ/ij heb ik de werkwijze van Tuynman en Zwaan gevolgd, dat wil zeggen: nergens Y of ÿ, maar overal IJ of ijGa naar eind3.. Anders ligt het volgens Hermkens met de varianten van de medeklinkers v en j. Hij zegt dat er sprake is van spellingvarianten die in de zeventiende eeuw ‘geleidelijk functieverschil kregen.’Ga naar eind4. Door deze verschillen in de tekst te handhaven ‘leveren we interessant materiaal voor de geschiedenis van deze ontwikkeling, niet meer maar ook niet minder.’Ga naar eind5. Mede daarom heb ik deze werkwijze overgenomen. Ik dien hier trouwens aan toe te voegen dat ik ook bij de klinkers u en i de spelling v en j van het handschrift overgenomen heb. Of hierbij sprake is van eenzelfde ‘functieverschil’ waag ik echter te betwijfelen. Juist deze twijfel is de reden waarom ik hier niet van het handschrift afgeweken ben. Op een ander punt heb ik de translitteratiesysteem van Hellinga-Verkruysse niet gevolgd: de abbreviatuur geef ik aan door een streep onder de opgeloste lettertekens en niet door cursivering ervan. Ik wilde het schriftbeeld niet belasten met een viervoudige functie van de cursivering: citaat, titel, zelfnoemfunctie én abbreviatuur, ook al komen de eerste drie vrijwel alleen maar voor op de commentaarpagina. Uiteraard hebben al deze opmerkingen slechts betrekking op de uitgave van de drie spelen waarvan we een handschrift bezitten; niet op die van Paris Oordeel derhalve.
Overzicht van de gebruikte translitteratietekens
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerking: door combinatie van tekens ontstaat een scala van mogelijkheden waardoor vrijwel alle wijzigingen in de handschriften weergegeven konden worden. Bij twijfel aan een adequate tekenweergave heb ik de translitteratie steeds voorzien van een aanvullende opmerking. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De annotatiesElke commentaar bij een oude tekst, een Middelnederlandse of een Nieuwnederlandse, moet verklaringen, ophelderingen en toelichtingen geven van en bij elk woord, elke woordgroep, elke zin die de lezer kan confronteren met onduidelijkheden. Deze commentaar zou, met andere woorden, alle aspecten die de hedendaagse lezer voor vraagtekens plaatsen, moeten omvatten. Hierbij moeten we niet alleen denken aan woordverklaringen maar zeker ook aan opmerkingen van litterair-historische, stilistische, morfologische en taalkundig-historische aard. Uiteraard dient zo'n commentaar ook tot in details controleerbaar, verifieerbaar te zijn. Daartoe is het op z'n minst noodzakelijk dat in de commentaar direct verwezen wordt naar de bron waaruit de bewering geput is. De commentaar en uiteraard ook de presentatie van de tekst en die van de manuscriptologische aantekeningen dient bovendien ‘ergonomisch’Ga naar eind6. te zijn, dat wil zeggen: de gebruiker ervan zo min mogelijk handelingen te laten verrichten ‘om tot de door hem gezochte informatie te komen’. Om hieraan tegemoet te komen is het tekstgedeelte waarop de commentaar betrekking heeft steeds vet afgedrukt en is - zo veel mogelijk - het syntaktische verband gehandhaafd door de ‘omgevende’ verzen niet-vet erbij op te nemen. De andere criteria die mij voor ogen gestaan hebben bij het opstellen van de commentaar bij Hoofts ‘tafelspelen’ zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de in de annotaties gebruikte tekens
Tenslotte zij nog opgemerkt dat de in de toelichtingen aangehaalde werken opgenomen zijn in de bibliografie achterin dit boek. |
|