| |
Die leugenschool.
Die graag die liegkunst leren wil,
Ik kan aan ieder, jong en grijs,
Al wie nie voor een leugen ijs,
Die leerplek, of die school gaan wijs,
Alwaar hij voor een lage prijs
Hij zal, ik geef mijn kop daarvoor,
Daar in die school gauw leer,
Die meesters daar verstaan hul vak!
Zul 't dikke boeke op die rak,
Van pure leugens vol geplak,
Dat elk daar dus met groot gemak
Zal leer; - wil ik voor zweer! -
Die school is d' ‘Argus’, ‘Times’ en ‘Star’,
Zeg, elke morgen bij 't ontbijt,
Wordt zeker in een korte tijd,
Wis deur hul boze geest verleid,
En zal, tot eigen schaad' en spijt,
Ook zelf een leug'naar wees.
Die waarheid wordt op elke wijs
Deur hul bespot, verdraaid,
Al wat de dwepend' jingo doet,
Al is dit sleg, zul noem dit goed,
Maar d' Afrikaander wordt verwoed,
Gescholden voor een laag gebroed,
Die slegs maar onrust zaait.
| |
| |
Kijk net maar wat hul saam soms raap,
Tot nadeel van Transvaal,
Al moet hul dikwels iets maar gis
Of raai, al weet hul ook gewis,
Dat dit niks dan een leugen is,
Toch wordt dit ons nog op-gedis
Als zuiv're waarheidstaal.
Zul moet maar net die naam ‘Transvaal’,
Of van ‘Oom Paul’ slegs hoor,
Dan gaat hul hare aan die rijs,
Dan krijg hul zo maar hoendervlijs,
Dan smaak geen drank hul meer of spijs,
Dan raak hul heel'maal van die wijs,
Zo 's dit hul rust verstoor.
Waarom? och kijk, vergeet jul dan,
Bij Bronkerspruit hul het geklop,
Op Langes Nek hul het gestop,
Ook bij Ingogo op die kop
Gegeef, en van Majuba's top
Denk ook aan Rhodes zijn ‘appel-kar’,
Mee het in die Transvaal gaan rij,
Zo vol verwagting en zo blij,
Met heel boel maxims nog daarbij
Tot dig bij Doornkop, waar hij
Die appeltjies was erg gekneus,
Oom Paul zijn burgers, tot verdriet
Van Jameson, het raak geschiet.
Ou Rhodes zijn planne was tot niet,
D' hervormers, of hoe zul ook hiet,
Heel erg toen in die knijp.
| |
| |
Dus kan jul wel van zelf begrijp.
Hoe kwaad die jingo's zijn,
Zul is moes goed wat veel soms waag,
Daarbij verlies hul ook nie graag,
Dus iedre nieuwe nederlaag,
Druk hul als lood moes op die maag,
Maar wat hul nog die diepste krenk
Daar 's goud moes in Transvaal!
En kijk, voor goud verkoopt de Brit
Zijn ziel, - zo hij die nog bezit,
't Is van zijn leven, merg en pit
De grootste God, die hij aanbidt,
En in het stof voor daal.
En schoon hul vrij daarna kan graaf,
Ja, schatrijk wordt daarbij,
Daar menig een, eerst arm en naak,
Nou jaarliks millioenen maak,
Zo blijft dit toch bij hul die zaak,
Of zeg maar wens en levenstaak,
En om hul nog me is geslaag
Zo wordt daar leugens rondverteld,
Oom Paul zelfs als een schurk vermeld,
Ou Jameson gemaakt tot held,
En Rhodes, als groot ons voorgesteld,
Zelfs toegejuich daarbij.
Die pil is hul te bitter moes,
Dus spreid zul alles rond,
Wat die Transvalers sleg kan maak,
Ruk ieder ding glad uit die haak,
Lieg dat die wereld halfpad kraak,
Ofschoon hul zo hul eigen zaak
| |
| |
Zij smoren 't oude spreukje dood,
‘Al ligt de waarheid in een graf,
Al wat haar drukt dat moet er af,
Of ook: ‘De leugen waait als kaf,
Die liegt, die graaft zichzelf een graf’,
Maar 't is slegs boter aan de galg,
Bij zulk gespuis gesmeerd,
Hij die zijn slegheid spreidt ten toon
Deur liegen, raakt er aan gewoon,
Ja, vindt het liegen eindlik schoon,
En wint hij al daardeur een kroon,
't Is een, die hem verneert!
|
|