| |
Wat de razende reformers deden toen de nood aan de man kwam.
De Jingo's zijn dapper! en houden van razen,
Schrijven aan and'ren de wetten graag voor,
Schreeuwen heel hard ook, maar hand'len als dwazen,
Draaien de zaken graag achterste voor.
't Is niet alleen hier, dat hun Satanse streken,
Reeds zoveel droevigs al hebben gebrouwd,
Harten vervreemd, en een twist doen ontsteken,
Zo als nog nimmer ons volk heeft aanschouwd.
Tans zijn zij ook in Transvaal aan het spoken,
Hebben de vree en de rust daar verstoord,
Brengen der burgeren bloed aan het koken,
Zaaien daar oproer door daad en door woord.
Willen de baas, zegge meester, daar spelen,
Graven het goud, maar zijn nog niet tevree,
Trachten het land aan de Boer te ontstelen,
Zuur eens verworven door strijd en met wee.
Groot is hun mond wel, zij kunnen goed blazen,
Net als de katten, maar dreigt er gevaar,
Dan kruipen zij weg, of vluchten als hazen,
Als ze de jager van ver word' gewaar.
Let maar eens op, hoe die grote meneren
‘Uitlander Council’ zo noemen zij zich,
Zich in de Staat als een macht konstateren,
En aan Oom Paul willen leren zijn plicht.
| |
| |
Trouw ondersteund door een paar dier Sinjeuren
Die men ‘Bekladders’ soms noemt van papier,
Doch daar de naam voeren van ‘Editeuren’,
Schoon 't beter zou klinken, van kraai of van gier!
't Harte vol haat, voor wat ‘Boer’ slechts mag heten,
Roepen zij moord reeds, en spuwen hun gal,
Als er een vlooitje hen soms heeft gebeten,
Of soms een haar van hul kop is geval?
't Was Oom Paul zijn plicht, om die vlooi te beletten,
Zijn vrees'like tanden, zo scherp en zo vas,
En zonder verlof, zo brutaal te gaan zetten
In hun kostbare lijf, zegge ‘Jingo karkas’.
Die ou, als hij wou, had het ook kunnen draaien,
- Of heeft hij die kool, hen moedwillig gestoofd? -
Om die wind niet zo hard uit die streek te doen waaien,
Dat hun kop daardoor werd van een haartje beroofd.
Hun doel was maar net, om Transvaal te verkrijgen,
En meester te zijn van het land van de Boer;
Of 't recht was? daarover bewaard' men het zwijgen,
Waar de hebzucht regeert, ligt het recht op de vloer.
Hun handeling was gek, met hun razen en tieren,
- Want bij al hun schreeuwen en grote gedruis,
En brullen als leeuwen en krijsen als gieren, -
Bezaten zij niet eens de moed van een muis.
In veilige zalen, omringd door kornuiten,
Daar zijn zij wel helden en praten heel groot,
Daar kan hen geen bom of kanons-kogel stuiten,
Daar slaan zij de Boeren als vliegen al dood.
Ik zal, als ge wilt, u een storie vertellen,
Van die dappere helden zo edel als groot,
Die zo aan Transvaal maar de wet wilden stellen,
En niets zouden vrezen al kostt' het hun dood.
| |
| |
Oom Paul vertelde aan Oom Piet bij het spreken,
Die grap van die schildpad, en voegde er bij,
‘Ik zal wag, tot die dier eerst zijn kop uit gaat steken,
Om hem dan met één slag die keel af te snij.’
Dit werd toen in ernst o'ergebracht aan die heren,
Te zamen vergaard net, in club of in zaal,
En deed al hun moed daar in wanhoop verkeren,
En maakte hun wangen als askoek zo vaal.
En schoon het gevaar nog volstrekt niet kwam dreigen,
Want Oom Paul had zelfs nog geen ooglid verroer,
Toch deed het geweten hen hoendervel krijgen,
En spoken al zien, liep een vlieg o'er de vloer.
Die helden, zo dapper, die sloegen aan 't beven
Trots dat zij daar streên ‘voor een heilige zaak’,
Om d' uitlanders weder de vrijheid te geven,
Die nu door de Boer tot zijn slaaf werd gemaak.
Waar zag men ooit helden die sidd'ren en beven,
Voordat nog de vijand zijn kop heeft gewijs?
De wapens weg werpen, op d' vlucht zich begeven
En zo zich geven, - aan schande ten prijs!
Het boze geweten deed lafaards hen worden,
En spoorde hen aan tot een schand'like vlucht,
En zij, die Oom Paul zo heilig beknorden,
Die waren nu erg voor zijn wrake beducht.
Toen Jameson's troep - door die helden ontboden -
Op hun leugengeroep, hen ter hulp was gesneld,
Maar verslagen, gevangen, te midden der doden,
Met geheel zijne bende terecht werd gesteld,
Toen was hen de schrik door 't harte geslagen,
Want wie er maar kon, vluchtte weg uit Transvaal,
Of pakte zijn biezen met wat hij kon dragen
Voor de wraak van Oom Paul hem kon achterhaal.
| |
| |
Die Bijbel zegt ons, ‘Goddelozen gaan vlieden,
Ook zelfs, waar geen recht of vervolger ze jaagt’.
Dit zag men ook tans met die heren geschieden,
Die Oom Paul zolang, met hun leugens geplaagd.
Zij trachtten om spoedig maar weg nu te komen,
't Was of de duivel hen zat achterna,
En deden van niets, dan val galgen te dromen,
Met tronkstraf voor altijd en zonder gena.
Zij vloden per spoortrein, per kar en per wagen,
Per bicycle zelfs, wat maar kwam bij de hand,
Als 't net maar in staat was, hen ver weg te dragen,
Vèr, vèr van Oom Paul, zijn volk en zijn land.
De angst was zó groot voor hun vrijheid en leven,
Dat d' ene zijn snor aan de kapper z'n schaar,
En d' andere zijn baard, zo maar prijs had gegeven,
Om aldus onkenbaar te ontvliên het gevaar.
Een ander had weder zijn onderste leden,
Of, zeg maar zijn benen, gehuld in een rok,
Waarin wis een dame, de hare, tot heden
Aan d' nieuwsgierige ogen der wereld onttrok.
Met hoedje en tjalie, versierd zelfs met lokken,
Zoals een aanminnige dame soms draagt,
Is een van die dappere heren vertrokken,
Of liever, door lafheid en vreze verjaagd.
Een vierde had zich, als een hoge eerwaarde
Getooid met een bef, en gekleed in het zwart,
En liep met zijn ogen geslagen ter aarde
Heel gauw naar de trein met een zeer angstig hart.
Maar toen hij nabij zich een speurder bemerkte,
Zonk 't hart hem van schrik in de schoenzolen neer,
Toen gelukkig een vriend nog zijn redding bewerkte,
En de man aan de praat hield voor hij hem kon keer.
| |
| |
En zo was er menig, die deel had genomen,
Aan het lage komplot van verraad daar gesmeed,
De straf wel verdiend, toch nog heelhuids ontkomen,
Behalve de schrik en de angst die hij leed.
Want Oom Paul, hoezeer ook gebelgd om hun streken,
En de ondank waarmee hij zo lang was beloond,
Was immers de man niet zich bloedig te wreken,
Zoals hij, als Christen hen ook heeft getoond.
Wel heeft hij hen duchtig, als koeien gemolken,
Hun beurzen doen bloeden, voor 't kwaad daar gedaan,
Maar wat zou hun straf bij nog andere volken
Geweest zijn, hadden zij daar terecht moeten staan?
Neem Engeland zelf, als zo'n streek door de Boeren,
Daar uit was gehaald, zou het volk niet verwoed,
En zelfs de Regering, een straf doen volvoeren
Van leven om leven en bloed ook voor bloed?
Maar als Christen in daad, en niet slechts in woorden
Ging Oom Paul zijn recht, - zo te straffen, - voorbij,
Hij wreekte zich niet, maar het volk waar zij hoorden,
Dat gaf hij hen over, maar liet hen hier vrij.
|
|