Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel B(1918)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De moedertaal. Geen edel volk, 't zij groot of klein, Dat niet zijn moedertaal vereert En als een heilig' erfenis Getrouw ook aan zijn kindren leert. Waar niet de moeder bij de wieg Des zuiglings, waar haar hart aan hangt, In eigen taal, haar slaaplied zingt, Waar 't sluim'rend wichtje naar verlangt. Waar niet 't knaapje aan moeders knie - Al is het ook met slaperig oog - Zijn kinderbeê, - schoon staam'lend zendt - In eigen taal naar God omhoog. Wee, wee, het volk! dat laf en zwak Zijn eigen taal voor vreemde ruilt, In eigen oog, zich groter waant Als het zich in een mom verschuilt. Wee, wee, het volk! dat een vreemd vuur, Op 't altaar brandt in eigen huis. Zoek grootheid, min, noch adeldom Van ziel, bij zulk een laag gespuis. Geen eerlikheid bouwt daar zijn tent, En waarheid vindt daar ook geen vriend, Want heldedeugd woont niet bij 't volk Dat huich'lend vreemde goden dient. Vorige Volgende