Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel B
(1918)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 57]
| |
Gij blinde Afrikaanders!
Die niet uw schand' wilt zien,
Maar hem, die u met voeten trad,
Adressen nog gaat biên.
Gij slechte Afrikaanders!
Wie geldzucht slechts bezielt,
Die om het goud uw volk verraadt
En voor de geldvorst knielt.
Gij nietge Afrikaanders!
Die met de jingo saam
Zo onbesuisd gaat juichen,
Wat is uw rechte naam?
Verraders! Ja, dat zijt gij!
Zowel van volk als land,
Wijl in uw hart, geen liefde
Voor 't een noch 't and're brandt.
Wat baat het, dat zo menig
Strijdt voor ons volksbestaan,
Als hun werk door u, o lafaards!
Te niet weer wordt gedaan?
Wat baat het, dat om vrede
Gesmeekt wordt door ons Land,
Als gij het zaad helpt strooien,
Waar tweedracht door ontbrandt?
Ja, gij zijt broedermoorders!
Gij breekt uw volk de nek,
Wijl gij daarbij u zelven
Met eeuw'ge schande dekt.
Om 't goud zaait ge verdeeldheid,
Uw handelwijz' is slecht,
Want evenals eens Ezau
Verkoopt g' uw eerste recht.
| |
[pagina 58]
| |
De liefde voor het eigen,
Voor volk, zowel als land,
Is iets, dat in het harte
Van elke ed'le brandt.
Het 's iets dat niet te koop is,
Voor zilver of voor goud,
Omdat elk man van waarde,
Het voor onschatbaar houdt.
En hij, die het lichtzinnig,
Voor shilling, pond, of pence
Aan ieder gaat verkopen,
Hoe noemt men zulk een mens?
Gij maakt u zelf tot schande,
Wijl ieder u bespot,
Ja zelfs de slimme koper,
Hij houdt u voor een zot.
't Waar' beter, zo gij allen
Slechts jingo-namen droeg,
Daar die van Afrikaanders
U in 't geheel niet voeg'.
Het 's beter met getrouwen,
Al is ons aantal klein,
Dan saam met u, verraders!
Een grote hoop te zijn.
Wij kunnen u goed missen,
Ja missen u heel graag,
Want uw verrader-streken,
Zit' dwars, ons in de maag.
Gij die voor Rhodes kunt juichen,
Met zulk een groot gedruis,
Gij hoort bij niemand anders,
Dan bij ou Judas thuis!
1895.
|
|