Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel B(1918)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Op de eerste verjaring van het maandblad ‘De Goede Hoop’. Een jaar is omgevlogen Sinds 't kindje werd gedoop' En met de naam, zo passend, Geheten ‘Goede Hoop’. Twaalf maanden is het oud nu, Goed loopt het al ons kind, En is zijn eernaam waardig Bij wie het zich ook vindt. Het is alreeds een liev'ling Bij klein, zowel als groot, En voor zijn verder groeien, Bestaat volstrekt geen nood. Want is het niet een spruitje, Geteeld hier uit de schoot Van d' eigen wakkre Natie, Wie nooit nog d' Hoop ontvlood? Wie moed nooit is ontzonken, Hoe groot ook al de nood, Maar die bij strijd en lijden Getrouw bleef tot de dood. En wordt het niet zijn voedsel Zo ruimschoots aangebracht Door kleinen en door groten Uit eigen brein bedacht? Zou het zo kunnen groeien Van vreemde drank en kost Als van ons eigen koren En eigenlandse most? [pagina 56] [p. 56] Zo groei dan voort, ons kindje Bekom steeds meerder kracht En blijf het lieve vrindje Van elk van ons geslacht. Strooi lessen om u henen Vol wijsheid waar ge gaat, Vind lezers allerwege In huis, op weg of straat. Word, wat er ook verand're, Voor ons een man van staal, Een trouw en wakker strijder Voor volk zowel als taal. En wij, van onze zijde, Uw vrienden groot in tal, Verzek'ren, dat het u niet Aan kost ontbreken zal. Het eerste jaar vloog vluchtig Daarheen, van uw bestaan, Wij wensen dat er menig Ten einde moge gaan. Eer dat de tijd, die alles Vernietigt in zijn loop, Ook hier 't bestaan zal einden Van onze ‘Goede Hoop’. Vorige Volgende