Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel B
(1918)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 17]
| |
Eigen volk en stamgenoten
Zien zij met verachting aan,
Als zij bij hun volksverrader
Net maar in de gunst moog' staan.
Zie hen voor hun afgod knielen,
Enkel daar hij duiten heeft,
En hun uit zijn volle buidel
Nu en dan een penning geeft.
Heel geduldig gaan ze wachten
Naar de kruimels die gewis
Door de rijkaard aan zijn hondjes
Word' gegeven na de dis.
Daarom wordt geen smaad noch schande
Van hun eigen volk geteld,
't Weegt bij zulke snode lafaards.
Minder dan des rijkaards geld.
Zelf verraders van het heiligst,
Dat op aarde kan bestaan,
Sluiten zij, - het is geen wonder -
Zich ook bij verraders aan.
't Schandmerk, eens door Kain gedragen,
Na zijn vuige broedermoord,
Is het teken, dat aan 't voorhoofd
Van een elk van hen behoort!
1893.
|
|