| |
Het Jingo Lawaai.
Om het gezegde van Oom Paul, ‘dat de Koningin een kwaaie vrouw was’.
Wat lawaai en wat gekakel,
Wat geschrijf en groot spektakel,
Maakt alweer het jingo volk!
Is de Hel soms aan het spoken,
En de duivel losgebroken,
Uit des afgronds donkre kolk?
Heeft hij bij zijn andre zonden,
Soms verdragen weer geschonden,
Waar hij in zijn vuist om lacht?
Heeft hij soms weer zwakke zielen,
Eerst verleid, en als zij vielen,
Hen dan naar zijn huis gebracht?
Is onz' aard', ik wil 't niet hopen,
Soms ook uit zijn baan gelopen?
Wil Jupiter 't soms proberen,
D' eeuw'ge wet omver te stoten,
En, met England ingesloten,
Heel onz' aard' t'annexeren?
| |
| |
Niets van alles, waarde vrinden,
't Zijn net slechts een hoop verblinden,
Jingo-schreeuwers, zo men 't noemt,
Die als padda's opgeblazen,
Over 't kleinste toeval razen,
En op eigen grootheid roemt.
Al 't geraas waarop die Heren,
Ons zo ruimschoots nou trakteren
En zo kapitaal uit slaan,
Waar zij in hun nieuwspapieren,
Dageliks zo woest om tieren,
Is slechts door een grap ontstaan.
Want Oom Paul had op een pretjie,
Eens gefluisterd tot Tant Letjie,
Dat zij 't toch onthouden zou,
Eng'lands Koningin te groeten,
Mocht zij ergens haar ontmoeten,
Want zij was een kwaaie vrouw!
Om dat woordje tieren, razen,
Nou die allerdwaaste dwazen,
Net als was een moord begaan,
Of, als had Oom Paul de glorie
Gans ontroofd aan Tant' Victorie,
En nog ander kwaad gedaan.
Dat die ezels, trots hun schreeuwen,
Minder weten nog dan meeuwen
Is gewis nog geen van allen -
Van die kerels ingevallen,
Die daar schreeuwen zo brutaal.
Daarom gaan z' in woordeboeken,
IJvrig naar de uitleg zoeken,
Wat het woordje kwaai beduidt,
En, om 't recht nog meer te moorden,
Nemen zij de slechtste woorden,
Die het woordje in zich sluit.
| |
| |
Zonder eerst nog te proberen,
Om de zin, of geest, te leren,
Waar het woord in werd gezegd,
Gaan zij dad'lik aan het schrijven,
Liegen, vloeken, overdrijven,
Schelden arm Oom Paul voor slecht.
Maken vuisten in hun zakken,
Willen zo Transvaal gaan pakken,
Net of dit zo licht zal gaan,
Hebben zij het dan vergeten
Hoe de Boer ook vuur kan vreten,
En hen wel kan tegenstaan?
Jingo-schreeuwers laat je raden,
Wandelt toch meer op de paden,
Die door waarheid leid' tot licht,
Als Oom Paul jul heeft beledigd,
Zal hij jul ook weer bevredig,
Want die ou man kent zijn plicht.
Houdt toch op met al die twisten,
Al die leugens en die listen,
Die een mens de stuipen geef'.
Hoor toch eind'lik eens naar rede,
Dat ons samen toch in vrede,
|
|