Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel A
(1916)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 144]
| |
Die de toortsen heeft ontstoken
Van de gulden vrijheidszon,
En de kluisters heeft verbroken
Van het trotse Albion.
Ed'le mannen, vrijheidshoeders,
Die een zelfde band verbond,
Zonen van dezelfde moeders,
Telgen van dezelfde grond.
Steeds nog wordt mij 't hart bewogen,
Als ik van hun daden lees,
Mij die helden roep voor d' ogen,
Zo vol moed en zo vol geest.
Zij, die moedig, zonder klagen,
Rust, gemak, en have en goed
Op des vrijheids altaar lagen,
d' Armoe koos voor overvloed
Gij dan, o mijn landgenoten,
Zonen van Zuid Afrika,
Uit die helden voortgesproten,
Volgt dier ed'len voorbeeld na.
't Land, veroverd door hun vanen,
Dat betaald is door hun bloed,
En doorweekt is met hun tranen,
Zij u een geheiligd goed.
Woeste horden van barbaren
Hebben tans die grond ontwijd,
En door plund'rend rond te waren,
Angst en schrik alom verspreid.
Tans, nu eer en plicht gebieden,
't Vaderland u roept ten strijd,
Wie zou tans als lafaard vlieden?
Wie, die 't land zijn arm niet wijdt?
| |
[pagina 145]
| |
Ja, ik ken u, landgenoten,
Nog zijt gij uw vadren waard,
Moedig zult ge 't zwaard ontbloten,
Strijden gaan voor hof en haard.
Nog zweeft u de gruweldaden
Van een Dingaan voor de geest,
Die uw vadren wreed verraden
En ten gesel is geweest.
Op! Transvalers, dapp're zonen,
Toont u uwer vad'ren waard.
Op! laat u niet strafloos honen,
Toont dat gij niet zijt ontaard.
Volgt dan eensgezind, uw vanen,
Blijft volharden tot het end,
Laat deez' leus nu weg u banen:
‘Voor ons land en President!’
Ga in Gods naam, al mijn beden
Voor de zege in de strijd,
Die door u ginds wordt gestreden,
Zijn van harte u gewijd.
Hij, de Rechter onzer daden,
De bestierder van ons lot,
Die ons leidt op onze paden,
Onze Vader, onze God,
Zij uw Raadsman en Geleider,
Als de zeeg' u tegenlacht,
Zij uw Redder en Bevrijder,
Als gevaar of dood u wacht.
1876.
|
|