Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel A(1916)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Verzoek om een loflied voor de Unie. (Voor ‘Ons Land’, Nieuwsblad). Gij vraagt mij, vriend, om in uw blad De vele goede dingen, Waarmee de Unie mettertijd Ons volk hier zal omringen, Zo's voorspoed, vrede, bloei en kracht En andere zegeningen, Nu d' Uniedag verkondigd is, In versen te bezingen. Ik zou 't ook gaarne willen doen, Maar, om geen kool te stoven En t' zeggen, wat ik niet gevoel, Dit gaat mijn kracht te boven, Wijl ik, aan d' Unie's eenheid hier Alsnog niet kan geloven, Want 't brood schijnt mij nog gans niet pluis, Gebakken in die oven. Dat 't meel ook uit één zak niet kwam, Doet mij zo erg niet vrezen, Maar 't werd met goudstof erg doorkneed, Steeds schaad'lik, lang voor dezen. Zodat het brood uit d' oven kwam, Deez' plat, die hoog gerezen, Wat maakte, dat de smaak er van Onmooglik één kon wezen. [pagina 55] [p. 55] Dit is slechts een figuurlik beeld, Maar moet ik recht uit spreken, Dan zie ik tans in d' Unie Bond Volstrekt geen eenheids teken, Altans, zo ver 'k van elke kant 't Tot nog toe heb bekeken, Lijkt 't mij een Bond van spinrag, die Een windvlaag reeds zal breken. Vooreerst zijn al de staten, die Zo luid van d' Unie dromen, Ook eerlik met elkanderen Tot eenheid wel gekomen? Werd elk besluit belangeloos In vrede aangenomen? Of speelde d' zelfzucht niet een rol Waar eenheid voor moest schromen? Naar mijn idee, is dus de tijd Nog gans niet aangebroken, Dat 't eendrachts plantje bloeien zal, Tans in onz' grond gestoken. Ons volk trekt nog niet aan die lijn, Zo dikwels al verbroken, En dus zal d' tweedrachts vlam gewis Niet d' eendrachts pot doen koken. Hoe ik de komst der Unie tans Met blijheid kan bezingen, Terwijl geen eenheids tonen nog Mij in de oren dringen, Maar uit de maat en door elkaar Van hak op tak gaan springen, Is iets waar ik mijn Muse, noch Mijn hart, niet toe kan dwingen. Mei 1915. Vorige Volgende