| |
| |
| |
Een praatje over de konferentie.
(Toen het nog in wording was).
Als men teênswoordig op de straat
Of langs de weg uit wandelen gaat,
Bedaard, als een ou-basie,
En bij geval 'n vrind ontmoet,
Is d' eerste vraag, die hij u doet:
‘Wat denk je van onz' Natie?’
Dit was met mij ook die geval,
Toen ik aldus mijn vrind Jan Dal
Ontmoette bij die Statie,
Hij vroeg mij daad'lik op die plek,
‘Is daar geen nieuws nog uitgelek
Want zo's maar, gissing - word gezeg,
Is d' Konferentie goed op weg
‘Ik weet nog niks, wij zullen zien,
Licht dat de uitslag nog misschien
Zal zijn voor Federatie,’
Antwoordde ik. ‘Och nee!’ zei hij,
‘Voeg liever ook nog “kon” daarbij,
Dat komt van konfereren af,
En is, - al vindt ge 't ook wat laf, -
Soms langer van duratie.’
‘Och man,’ zei ik weer, ‘spreek zo niet,
De zaak is ernstig zo's jij ziet!’
En 'k trok een lange facie,
‘Dit punt is toch te danig fijn,
Het geldt hier, 't zijn of niet te zijn
Van d' Afrikaander Natie!’
| |
| |
‘Nou ja!’ sprak hij, ‘mijn goeie man,
Dit's zeker waar, maar waarom dan
Daaro'er zo 'n groot omrasie?
Als Afrikaan en Engelsman
Nou saam gaat slape, laat ons dan
Dit noeme een trouwrasie.’
‘O nee! Trouwrasie is dit niet,
Daar voert of man, of vrouw, gebied,
Want, zegt de man soms: Ik het recht,
Dan wordt dit deur die vrouw weerlegt,
Die volhoudt, zij's die basie.
En zo iets is voor ons nie goed,
Geen twist, maar op een vredig' voet,
Wordt op elk' kwestie ingegaan,
Elk punt beslist, elk' vraag gedaan,
Het doel is, aan ons Zuiderstrand,
Tot boven in Mashonaland,
Met veel beleid en gratie,
Om ieder, die ons nie verdoemt,
Maar Afrika zijn thuisplek noemt,
En daartoe, zo's jij zelf begrijp,
Want vruchten zijn gelijk niet rijp,
En als dit plan dan goed geluk,
En d' meerderheid die pil zal sluk,
Maar zijn er Staten soms zo gek,
Voor eigen doel, kop in te trek,
Om te blijven eigen basie,
En nie gaan varen in een schuit,
Dan zal hul zeker toch besluit,
Tot 'n soort van Federatie!’
| |
| |
‘Nou wel,’ sprak Jan, ‘ik zal nie brom
Of hier al Federatie kom,
Want eenheid is die grote zaak,
Zo lang ons maar nie rusie maak,
Als die Turke in Klein Azie.
En om te toon, hoe eens van zin
Ons twee al is, laat ons begin;
Een lekk're glasie Kaapse wijn,
Van Collison, Green of van Rijn,
Te drinke bij d' okkasie.
En daarbij wensen, dat de leên
Van d' Konferentie, allen een
Of Federatie, of wat ook al,
Zo lang als het maar strekken zal
Tot welvaart van onz' Natie.’
|
|