Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel A(1916)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Bij het aftreden van de oude ‘Afrikaander Bond’. De Oude Bond, Die tot deez' stond, Zo trouw steeds heeft gestreden Voor land en volk, Door nacht en wolk, Is nu ook overleden. 't Heeft afgedaan, Is heen gegaan, Niet om de geest te geven, Doch om met kracht En meerder' macht Weldra weer te herleven. De kwart eens eeuw, Trots al 't geschreeuw Uit schorre jingo kelen, Stond hij hier pal En liet als mal Hun zelf, hun tijd ontstelen. Nu is hij weg En goed of sleg Is d' Unie ingetreden, Om d' nieuwe band Met vaster hand Te binden dan 't verleden. Maar, zal 't zo zijn? Of slechts maar schijn? Dat moet de tijd ons leren. Ik voor mij zelf, Geloof maar d' helf Van wat men durft beweren. [pagina 16] [p. 16] Wel houdt de hoop Het kind ten doop, Maar 't is nog niet beschreven, Of 't lange tijd De nijd en strijd Alhier zal overleven. Of 't vrede en rust Naar ieders lust Of elk partij zal borgen, En of 't tot schand Met eigen hand Niet d' eenheid zelf zal worgen. Of 't niet te veel Met geld zal speel, De kas goed zal bewaken. En niet tot schand Van Volk en Land De schuld te groot zal maken. Of 't Volk en Taal Niet soms voor Baal Lichtzinnig zal verruilen, En in de raad Tot vloek van staat Blijft zitten slechts met uilen. Dit zal de tijd Met vree of strijd Ons zeker nog moet wijzen, En of deez' Bond Ons naar de grond Of hemelwaarts zal rijzen. Dit is de vraag, Die snel of traag De tijd ons wis zal leren, En of ons d' Hoop Vooruit zal loop Of wel de rug zal keren. Vorige Volgende