Dagverhaal van eene reis naar Paramaribo en verdere omstreken in de kolonie Suriname
(1842)–Gaspard Philippe Charles van Breugel– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||
Lijst no. 1.
|
Eene hangmat van ordinair wit zeildoek à twintig gulden voor plantaadje. |
Eene hangmat van katoen van veertig gulden Hollandsch. |
Eene beste groene zijden parapluie. |
Een ligte zwarte of witte kastoren hoed. |
Twee paar laarzen, wat ruim gemaakt. |
Een paar dikke hooge waterdigte schoenen voor den regentijd. |
Drie paar schoenen, wat ruim gemaakt. |
Een paardenharen matras. |
Twee kussens. |
Een katoenen deken. |
Twee wollen dekens. |
Zes lakens. |
Zes sloopen. |
Zes hoofddoeken, die men daar draagt als slaapmutsen. |
Twee witte gazen muskiet-kleeden, dit is gaas, waarvan men eene gordijn maakt, dat men over de hangmat hangt, om de muggen en het ongedierte te |
[pagina 120]
weren, - en dient, om het regte fatsoen, in de kolonie gemaakt te worden. |
Twee tafellakens. |
Zes servetten |
Zes handdoeken. |
Twee linnen nachtbroeken. Dat zijn broeken van het dunste linnen, waar men geheel tot aan de armen ingaat, en met twee bandjes over de schouders vastgemaakt worden; men kan zich dan gerust van de dekens ontdoen, en heeft geen vrees voor het knagen der kakkerlakken aan de nagels der voeten. Later kan men dezelve afdragen, als een teeken van Hollandsche huishoudkunde en netheid, in herbergen, waar men twijfelt, of er ook reeds eenmaal van de lakens gebruik is gemaakt. |
Vier paar witte zeemlederen handschoenen. |
Twee paar witte gebreide katoenen handschoenen. |
Twaalf witte broeken, waarvan zes van Engelsch-leder, en zes van mindere soort, allen van de dunste soorten en ongevoerd. |
Zes witte vesten. |
Twee zwarte vesten van merinos. |
Twee zwarte rokjes van merinos. |
Vier witte rokjes of buisjes van engelsch-leder. |
Twaalf fijne linnen hemden. |
Zes flenellen witte onderbroeken. |
Zes paar witte fijne kousen. |
Zes paar witte fijne sokken. |
Twaalf overhemden, deze kunnen niet te fijn zijn, omdat men wel zijnen rok aan de tafel uittrekt. |
Twaalf witte dunne dassen. |
[pagina 121]
Twaalf witte linnen zakdoeken. |
Een zwarte rok; een gewone, doch fijne rok wordt hier bedoeld; het laken behoeft niet dunner, omdat men den rok meest na zonsöndergang draagt; men moet denzelven een paar keeren dragen vóór de reis, daar hij anders bij de uitpakking vol vlekken wordt bevonden. |
Twee bretels, witte gebreide, om te kunnen bewasschen; zij moeten zoodanig gemaakt zijn, dat men de gespen van zilver of pleet, doch nooit van staal als vatbaar zijnde voor roesten, daar afnemen kan bij het wasschen. |
Twee paar zwarte pantoffels, om gedurende de reis te dragen. |
Een pyakker voor de reis. |
Eene scheerdoos met eenen spiegel, omdat men op plantaadjes niet overal spiegels vindt. Men moet dit alles pakken in koffers, waaronder twee klampen, opdat, wanneer er golven over het schip komen, de koffers zelven droog blijven. |