Twee ankers gewone roode wijn. |
Zes flesschen Rijn-wijn. |
Zes kruiken Selters water. |
Een trommel suiker. |
Een pot agurken, zeer dienstig bij gebrek aan water. |
Wat chocolade. |
Wat gedroogde appelen. |
Een kelder likeuren, die in de kolonie ook onmisbaar is; ook om in de stad en op plantaadjes mede te pronken. |
Achttien stoopen jenever, ook voor het volk aan boord, om nu en dan eens te trakteren, doch telkens met het verlof van den kapitein. |
Een waterpot. |
Een lampet en kom. Laat dit alles van koper maken; het zijn onmisbare meubelen, en hebben in het oog der slaven geene waarde, als zij van tin of blik zijn; waardoor dezelve alsdan spoedig verwaarloosd en daardoor vernield worden. |