De dichter is een koe
(1991)–Hugo Brems– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
De dichter is een koe (7)aant.De kleine serie die staat afgebeeld op pagina 110 heet ‘Cow Triptych (Cow Going Abstract)’ en is van de Amerikaanse pop artist Roy Lichtenstein, vooral bekend om zijn uitvergrotingen van fragmenten uit stripverhalen. Wat in deze reeks gebeurt kan je op verschillende manieren beschrijven. Je kan zeggen: de afgebeelde koe uit het eerste plaatje wordt in toenemende mate gestileerd, of geabstraheerd. Uitgangspunt van die beschrijving is dan de werkelijke koe, waarvan ook al plaatje 1 een vereenvoudigde en getransformeerde weergave was. De plaatjes 2 en 3 zetten dat proces alleen maar voort. Je kan ook zeggen: in deze drie prenten zijn vlakken en kleuren op verschillende manieren gecombineerd en gestructureerd. In 1 op zo'n manier dat er een gelijkenis ontstaat met een ‘buitenartistieke koe’. In dat geval zijn de middelen waarover de kunstenaar beschikt (vorm en kleur) uitgangspunt van de beschrijving geworden. Er zijn natuurlijk ook allerlei combinaties van die standpunten mogelijk. Het is een oud zeer in de moderne kunst en al evenzeer in de moderne poëzie: de verwijzing naar binnen of naar buiten, de relatie tot de werkelijkheid. Of het kunstwerk nu een ding is of naar de dingen verwijst. Hele discussies over autonomie en mimesis, taal en werkelijkheid zijn daaruit voortgekomen. Ik ben niet van plan om die nog eens flauwtjes over te doen. De vraag is hier een andere. Wat gebeurt er met de taal in het gedicht? Daar gaat het natuurlijk al de hele tijd over, maar nu is de vraag wat algemener: wat gebeurt er met het hele systeem van de taal? En dus toch ook, met de werkelijkheid waarover die taal het heeft? | |
[pagina 110]
| |
Roy Lichtenstein, Koe-triptiek, 1974. Olie op doek 172 × 472,4 cm. Privé-verzameling, c/o Beeldrecht Amsterdam
| |
[pagina 111]
| |
Dichters beschikken over tal van middelen om hun gedichten moeilijk te maken. Zoals in de reeks van Lichtenstein een herkenbare en vertrouwde ordening van de beeldmiddelen uit elkaar valt, zo gaat het dan ook met de taal: vreemde woordcombinaties, die dan beeldspraak vormen, verstoorde zinsbouw, weglatingen, opeenvolging van zinnen die schijnbaar niets met elkaar te maken hebben, leestekens die weggelaten worden enzovoort, tot de extremen van letterpoëzie, waarin zelfs de herkenbare vorm van het woord het begeeft. Het moet niet altijd gemakkelijk zijn: Epures (2)
Tijdscalpels snijden het ptolemeïsch vel
zijn tumors herinnering en illusie.
Klokarmen spreiden tot wonden voor en na.
Het zomers lichaam op de dobbelsteen: rug-
vuur. Huiden op het oog, pantsers op het hart,
leven naar de fictie van het centrum toe.
(Willy Roggeman)
Of: Rietmens: is
al verstijfd; de kubus:
afgeglansd. De terugweg
naar het gordiaanse dorp wordt
net afgegrendeld -. Arpeggio's
van korte duur, echo's,
rillingen, rook:
uit; over
(Hans Faverey)
| |
[pagina 112]
| |
en nog: Melksteen
seinloos in dromen zijn.
glastong, blauwe reptielen.
donkere adembel
in slik en lisbloem spat.
spiegel in enzymen,
bevroren waterval.
de maansteen en de melksteen,
het zuur in witte kelken.
(Stefan Hertmans)
De dichters willen graag geloven dat hun gedichten zo ontoegankelijk zijn vanwege hun ernst en diepgang, en omdat de lezers gedegenereerd zijn door hun dagelijkse omgang met oneigenlijk en onrein taalgebruik. Het is een discussie die ik elders al gevoerd heb en die soms meer gaat over gebrek aan talent of aan inzicht of over elitaire trekjes, dan over de grond van de zaak, hoe het werkt. In deze drie voorbeelden is extreem duidelijk waarop de moeilijkheden berusten: nieuw gevormde woorden, een syntaxis die nergens op slaat, afwezigheid van een verhelderende context; kortom een idiosyncratisch taalgebruik. Zo ongeveer alles wat van taal een zinvol tekensysteem maakt, is verdwenen. Als er al een herkenbare zinsstructuur is (bijvoorbeeld ‘donkere adembel in slik en lisbloem spat’ of ‘De terugweg naar het gordiaanse dorp werd net afgegrendeld’), dan loopt het fout met de mogelijkheid om aan de woorden binnen die structuur een betekenis toe te kennen die van die zin iets begrijpelijks zou maken. Of omgekeerd, of de twee tegelijk: ‘Klokarmen spreiden tot wonden voor en na.’ Het gevolg is dat je als lezer zit aan te staren tegen taal, eigen- | |
[pagina 113]
| |
lijk tegen de vorm van taal. Dan kan je lachen of huilen. Of gaan letten op de randen en de franjes van de taal. |
|