De klankwaarde van ô moet in het oude Hollands en het zich ontwikkelende Standaardndl. (zoals nu nog in sommige dialecten) tamelijk open geweest zijn, op zijn minst ɔ̄. Vgl. opm. 2 in 18.1.
Verschil tussen ô en ō bestaat nog in vele dialecten; behalve in een aantal hollandse dialecten (Katwijks, Schevenings) in het Zeeuws, Brabants, Vlaams. Voor de ô in deze dialecten zie 18.2; ō klinkt er als [o.]. Hierbij valt te bedenken dat men in plaats van ō vaak een gepalataliseerde vocaal aantreft: ø̄, bijv. in zeumer (zie 16.3).
Ook nu laat het Mnl. het verschil wel zien in spellingen en rijmen: in open lettergreep wordt ō enkel en ô dubbel gespeld en rijmen van ō op ô komen niet voor. Er zijn echter meer dan bij ē en ê uitzonderingen: woorden die tegen de verwachting in rijmen en teksten waarin dergelijke rijmen gebruikelijk zijn; ook het spellingverschil is verre van systematisch. Hoe deze uitzonderingen ook verklaard moeten worden, aangezien in het hedendaagse Vlaams en Brabants het verschil nog bestaat, moet het in die dialecten ook voor de Middeleeuwen aangenomen worden. Als klankwaarde kan voor ô een diftong uǝ gegolden hebben of nog de oudere waarde ɔǝ of ɔ̄. (Voor ô komt behalve de spelling <oo> ook <oe> voor.).
OPM. 1. In de spelling-De Vries en Te Winkel werd het verschil op etymologische gronden nog gemaakt: vgl. <hopen> du. ‘hoffen’ met <opeenhoopen> du. ‘aufeinanderhäufen’.
OPM. 2. De ô wordt wel scherpiange, de ō zachtlange oo genoemd. Deze terminologie, trouwens, ook de grote overeenkomst in gebruikte tekens: ô/ō, suggereert ten onrechte dat de bedoelde klanken nog iets gemeen (gehad) hebben, iets oo-achtigs. Ze verschilden en verschillen echter evenzeer als bijv. in het Standaardndl. de ā en de ē, d.w.z. er was en er is foneemverschil. Vgl. de uit Spiegel aangehaalde voorbeelden en voor het Zeeuws (Schouwens) boom ‘bodem’ met ō en boom ‘boom’ met ô = ɔ̄. (Hierbij valt te bedenken dat ô in het Zeeuws meer dan één klankwaarde voorstelt.) Vgl. voor dezelfde redeneringen ten aanzien van ê en ē 17.4.